Rb R.Dam 210109 loonschade wn-ers NS na bedreiging vuurwapen, arbeidstherapie en psychologische hulp
- Meer over dit onderwerp:
Rb R.Dam 210109 loonschade wn-ers NS na bedreiging met vuurwapen, arbeidstherapie en psychologische hulp
5 De beoordeling
5.1Uitgangspunt is dat [gedaagde] jegens
[persoon 2], [persoon 3], [persoon 6], [persoon 4] en [Persoon 5]
onrechtmatig heeft gehandeld door hen te bedreigen met een vuurwapen.
Dit wordt door [gedaagde] ook niet betwist.
5.2 In de stellingen van NS ligt besloten dat de betreffende werknemers
als gevolg van dit onrechtmatig handelen door [gedaagde] geestelijk
letsel hebben opgelopen, waardoor zij gedurende kortere of langere tijd
niet in staat zijn geweest hun werkzaamheden uit te oefenen. De
rechtbank passeert het niet gemotiveerde verweer van [gedaagde] dat de
ziekmeldingen meer van doen hebben met de arbeidsmoraal van de
betreffende werknemers.
5.3 Ingevolge artikel 6:107 BW is degene die aansprakelijk is voor aan
een ander toegebracht lichamelijk of geestelijk letsel, behalve tot
vergoeding van de schade van de gekwetste persoon zelf, ook verplicht
tot vergoeding van de kosten die een derde anders dan krachtens een
verzekering ten behoeve van de gekwetste persoon heeft gemaakt en die
deze laatste, indien hij deze kosten zelf zou hebben gemaakt, van die
ander had kunnen vorderen. Daarnaast bepaalt artikel 6:107a lid 2 BW
dat de werkgever, indien hij (…) krachtens individuele of collectieve
arbeidsovereenkomst verplicht is tijdens ziekte of
arbeidsongeschiktheid van de gekwetste het loon door te betalen, recht
heeft op schadevergoeding van de aansprakelijke persoon ten bedrage van
het door hem doorbetaalde loon.
5.4 Nu vaststaat dat [gedaagde] aansprakelijk is voor de door [persoon
2], [persoon 3], [persoon 6], [persoon 4] en [Persoon 5] geleden schade
als gevolg van het hen toegebrachte geestelijke letsel (hij is ter zake
ook door de strafrechter veroordeeld tot betaling van € 400,00 per
persoon aan immateriële schadevergoeding), is [gedaagde] in beginsel
eveneens gehouden tot vergoeding van de door NS gemaakte kosten en
geleden schade als bedoeld in de artikelen 6:107 en 6:107a BW. Van een
dubbele betaling, als door [gedaagde] gesteld, is geen sprake. 5.5 In
dit verband is aan de orde de vraag of de schade die is voortgevloeid
uit de arbeidsongeschiktheid van de betreffende werknemers in zodanig
verband staat met de bedreiging door [gedaagde], dat die schade, mede
gezien de aard van de aansprakelijkheid en van de schade, als een
gevolg van die bedreiging aan [gedaagde] kan worden toegerekend. De
rechtbank beantwoordt die vraag bevestigend. Het welbewust dreigen met
een vuurwapen is zonder meer een onrechtmatige gedraging die aan
[gedaagde] kan worden toegerekend. Genoemde gedraging van [gedaagde]
dient achterwege te blijven en is zonder meer onrechtmatig te achten
mede vanwege de kans op (geestelijk) letsel. Dat [persoon 4] op weg
naar huis was en geen dienst meer had, doet niet ter zake. Bij een
gedraging als waarom het hier gaat, brengen voorts de aard van de
aansprakelijkheid (aansprakelijkheid wegens schending van een
zorgvuldigheidsnorm die strekt tot het voorkomen van lichamelijk en of
geestelijk letsel) en de aard van de schade (geestelijk letsel dat
tijdelijke arbeidsongeschiktheid tot gevolg heeft) mee dat ook ten
tijde van de gedraging in aard en omvang niet verwachte letselschade
aan de onrechtmatig handelende persoon in beginsel zijn toe te reken
als een gevolg van dat onrechtmatig handelen. Dat de medewerkers van NS
getrainde professionals zijn, maakt dat niet anders. [gedaagde] ziet
eraan voorbij dat ingevolge vaste jurisprudentie het niet naleven van
een veiligheidsnorm meebrengt dat ook letsel dat buiten de normale lijn
van de verwachtingen ligt - als daarvan al sprake is - aan de
overtreder van die norm moet worden toegerekend. Dat [Persoon 5] en
[persoon 4] voor een langere periode uitgeschakeld zijn geweest dan
[persoon 2], [persoon 3] en [persoon 6], terwijl de heren [persoon 1]
en [persoon 7] helemaal niet ziek zijn geweest, kan dus niet aan NS
worden tegengeworpen.
5.6 Volgens NS hebben de werkzaamheden die [persoon 4] en [Persoon 5]
op arbeidstherapeutische basis hebben verricht geen andere toegevoegde
waarde voor NS dan dat daarmee bewerkstelligd is dat zij zo spoedig
mogelijk zijn gere-integreerd. NS heeft daartoe aangevoerd dat het in
het geval van vervangende werkzaamheden gaat om werk waarvoor de zieke
medewerker veelal niet is opgeleid. Het inwerken kost tijd van andere
medewerkers van NS. Ook kost dit managementtijd, waardoor de
productiviteit nog verder afneemt. Die managementinspanning en het
inwerken loont lang niet altijd, omdat de inzet van de re-integrerende
medewerker voor onbekende doch per definitie voor beperkte duur zal
zijn. In geval van meeloopdiensten loopt de re-integrerende medewerker
mee met een reeds volledig bezette dienst onder toezicht van een mentor
of collega-conducteur. Ook dit meelopen betreft arbeidstherapeutisch
werk, aldus NS. [gedaagde] heeft hier tegen ingebracht dat de kosten
van re-integratie niet voor vergoeding in aanmerking komen. Deze worden
door NS ook niet gevorderd. Als niet althans onvoldoende (gemotiveerd)
weersproken moet worden vastgesteld dat de werkzaamheden die [Persoon
5] en [persoon 4] in het kader van hun re-integratie hebben verricht
enkel en alleen arbeidstherapeutische waarde hadden. Het door NS aan
hen betaalde loon betreft dus loon dat is doorbetaald bij ziekte en kan
niet worden aangemerkt als een tegenprestatie voor verrichte arbeid.
5.7 Op grond van het voorgaande is [gedaagde] gehouden tot vergoeding
aan NS van de door NS geleden schade als bedoeld in artikel 6:107a BW.
Zoals onder 2.7 van dit vonnis is vastgesteld, bedraagt de omvang van
de door NS aan de betreffende medewerkers tijdens hun
arbeidsongeschiktheid doorbetaalde nettolonen € 21.321,40. Dit bedrag
zal dus worden toegewezen.
5.8 De door NS gevorderde kosten voor psychologische hulp voor [persoon
4] ad € 1.469,00 zijn op grond van artikel 6:107 BW eveneens
toewijsbaar. Deze kosten zijn immers aan te merken als kosten die een
derde (NS) anders dan krachtens een verzekering ten behoeve van de
gekwetste ([persoon 4]) heeft gemaakt, die deze laatste, zo zij die
zelf zou hebben gemaakt van [gedaagde] had kunnen vorderen. Van
dergelijke hulp is bekend dat het een waardevolle bijdrage kan leveren
aan het herstel. Niet relevant is of dat en in welke mate dat in het
concrete geval ook die betekenis heeft gehad. LJN BH2248