Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Arnhem 210207 wn Staat mishandeld; Staat zoekt verhaal voor loon en betaalde ziektekosten

Rb Arnhem 21-02-07 wn Staat mishandeld; Staat zoekt verhaal voor doorbetaald loon en betaalde ziektekosten; beroep op matiging verworpen
4.10.  De Staat baseert zijn verhaalsrecht op artikel 2 lid 1 en 2 Verhaalswet ongevallen ambtenaren (hierna: VOA). Op grond van die bepalingen komt de Staat inderdaad het recht toe gedane betalingen en gemaakte kosten te verhalen op degenen die aansprakelijk zijn voor het [betrokkene 3] aangedane letsel. Dat verhaalsrecht is niet beperkt tot doorbetaald loon, maar strekt zich ook uit tot door de Staat betaalde ziektekosten (HR 2 april 1976, NJ 1976, 532).

4.11.  [gedaagde sub 3] heeft bestreden dat de ziektekosten door de Staat zijn voldaan. Uit de door de Staat overgelegde overeenkomst met de Stichting ZiektekostenVerzekering Krijgsmacht (SZVK) en de toelichting daarop van de Staat bij akte, blijkt dat de Staat maandelijks een premie voldoet aan SZVK, die deze premie doorbetaalt aan Univé die op haar beurt ziektekostenverzekeringspakketten verstrekt aan ambtenaren. Wanneer de daadwerkelijke kosten voor geneeskundige zorg de premie die de Staat betaalt, overstijgen, is de Staat op grond van voornoemde overeenkomst gehouden tot een aanvullende betaling ter hoogte van de werkelijke kosten. De Staat draagt uiteindelijk dus de kosten van geneeskundige zorg van verzekerde ambtenaren. [gedaagde sub 3] heeft de inhoud van de overeenkomst en de daaruit volgende verplichting van de Staat om – uiteindelijk – de ziektekosten van haar ambtenaren volledig te voldoen, niet gemotiveerd bestreden. Van die verplichting van de Staat zal daarom worden uitgegaan. Gelet daarop moet worden aangenomen dat de Staat de kosten die hij in deze procedure vordert, zelf heeft gemaakt.

4.12.  [voornaam gedaagde sub 1] [gedaagde] heeft nog betoogd dat de Staat tekort is geschoten in de op hem rustende schadebeperkingsverplichting doordat hij ervoor heeft gekozen zich voor deze kosten niet te verzekeren. Dit betoog gaat niet op. Gelet op de omvang van de kosten en de aard van het onrechtmatig handelen, ligt het immers zeer voor de hand dat, zou de Staat zich voor deze kosten hebben verzekerd, een verzekeraar regres zou hebben genomen op de aansprakelijke(n). Dat de schadevergoedingsvordering voor [gedaagde] c.s. in die situatie lager zou zijn uitgevallen, valt niet in te zien.

4.13.  [gedaagde sub 3] heeft nog een beroep gedaan op eigen schuld van [betrokkene 3], eruit bestaande dat [betrokkene 3] zich op het moment dat er sprake was van het starten van gevechtshandelingen zich niet zou hebben onttrokken aan het gebeuren. Dat dit voor [betrokkene 3] mogelijk was en dat voor hem voorzienbaar was dat er een risico bestond om in de vechtpartij betrokken te raken en het dus verstandiger zou kunnen zijn zich te onttrekken aan de menigte, heeft [gedaagde sub 3] niet gesteld en is de rechtbank ook niet gebleken. Te meer nu [voornaam gedaagde sub 1] [gedaagde] heeft verklaard niet meer te weten of er een aanleiding bestond om [betrokkene 3] te slaan valt, zonder nadere toelichting, die ontbreekt, niet in te zien dat [betrokkene 3] eigen schuld heeft aan de hem overkomen mishandeling.

4.14.  [voornaam gedaagde sub 1] [gedaagde] en [gedaagde sub 3] hebben nog een beroep gedaan op matiging van de vordering onder verwijzing naar de hoogte van de vordering in verhouding tot hun draagkracht. Gelet op in het bijzonder de aard van het onrechtmatig handelen - opzettelijke ernstige mishandeling - en de ernst van de gevolgen - mogelijk blijvend letsel bij een jonge man -, valt niet in te zien dat toekenning van de volledige schadevergoeding tot onaanvaardbare gevolgen zou leiden. De verhouding tussen de hoogte van de inkomens van [voornaam gedaagde sub 1] [gedaagde] en [gedaagde sub 3] en de hoogte van de vordering van de Staat acht de rechtbank ook niet dermate disproportioneel dat deze aanleiding vormt om de vordering van de Staat te matigen. Het beroep op matiging wordt dus verworpen.

4.15.  De door de Staat gevorderde buitengerechtelijke kosten zullen worden afgewezen omdat met zijn enkele stelling dat hij uitvoerig met gedaagden heeft gecorrespondeerd en getelefoneerd alvorens gedaagden werden gedagvaard, de Staat niet aannemelijk heeft gemaakt dat en zo ja, in welke mate hij voorafgaande aan de procedure werkzaamheden heeft verricht waarvoor een eventuele proceskostenveroordeling geen vergoeding pleegt in te sluiten.

4.16.  De vordering van de Staat op [voornaam gedaagde sub 1] en [voornaam gedaagde sub 2] [gedaagde] zal - in een later eindvonnis - worden toegewezen. Over de vraag of de vordering op [gedaagde sub 3] toewijsbaar is, zal de rechtbank oordelen na bewijslevering door [gedaagde sub 3].
LJN BA0138