Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Dordrecht 181109 causaal verband tussen sex. misbruik en arbeidsongeschiktheid niet voldoende aangetoond

Rb Dordrecht 181109 causaal verband tussen sex. misbruik en arbeidsongeschiktheid niet voldoende aangetoond
2.2.  Technico heeft gesteld dat [betrokkene] ten gevolge van de gebeurtenissen met de Therapeut volledig arbeidsongeschikt is geworden. Technico heeft deze stelling – samengevat – als volgt onderbouwd.
2.3.  Allereerst heeft Technico haar stelling dat [betrokkene] in de periode van 6 februari 2007 tot 28 januari 2008 arbeidsgeschikt is geweest, nader onderbouwd. Deze stellingen zijn echter op zichzelf geen onderbouwing van het causale verband. Immers, als het zo is dat [betrokkene] arbeidsgeschikt was vóórdat zij aangifte deed tegen de Therapeut en ná dat moment arbeidsongeschikt is geworden, dan levert dit een temporeel (door tijdsverloop bepaald) verband op, maar dit zegt niet genoeg om een causaal verband aan te nemen. Het moment waarop [betrokkene] arbeidsongeschikt werd brengt namelijk niet automatisch met zich mee dat die arbeidsongeschiktheid is veroorzaakt door de gedragingen van de Therapeut.

2.4.  Voorts heeft Technico gesteld dat [betrokkene] in staat was te werken, totdat zij besefte dat datgene wat de Therapeut had gedaan, ‘niet door de beugel kon’. Volgens Technico heeft dit besef ervoor gezorgd dat [betrokkene] met ingang van 28 januari 2008 niet meer in staat is te werken en ‘volledig is ingestort’. Na het doen van aangifte tegen de Therapeut is zij zich meer en meer bewust geworden van hetgeen haar is overkomen. [betrokkene] is misbruikt door de Therapeut en hij heeft op onmiskenbare wijze schade berokkend. Het vertrouwen van [betrokkene] is ‘in één klap vernietigd’. Toen [betrokkene] arbeidsongeschikt werd, is zij gebeurtenissen uit het verleden gaan evalueren en realiseerde zij zich dat zij al vaker, door anderen dan de Therapeut, seksueel is misbruikt. Hierdoor wordt de arbeidsongeschiktheidsduur en de schade beïnvloed, aldus Technico.

Overwogen wordt dat een ‘besef’, het ‘verlies van vertrouwen’ en/of een ‘bewustwordingsproces’ op zichzelf iemand niet arbeidsongeschikt maakt. Ook de verder niet onderbouwde stelling dat [betrokkene] ‘volledig is ingestort’, is te weinig concreet om daaraan het oordeel te verbinden dat zij daardoor arbeidsongeschikt is geraakt. Technico heeft niet onderbouwd waarom de gedragingen van de Therapeut de arbeidsongeschiktheid van [betrokkene] zouden hebben veroorzaakt. Gelet op voorgaande heeft Technico haar stelling dat [betrokkene] arbeidsongeschikt is geraakt ten gevolge van de gedragingen door de Therapeut, onvoldoende onderbouwd. Dat [betrokkene] schade heeft geleden als gevolg van de handelingen van de Therapeut, lijkt aannemelijk. Echter dat Technico ook díe schade heeft geleden waarvan in deze procedure vergoeding gevorderd wordt, namelijk dat [betrokkene] door die gedragingen niet meer in staat is te werken, kan niet op een ervaringsregel worden aangenomen.

2.5.  Verder heeft Technico bij brief van 28 mei 2009 een verklaring in het geding gebracht van [medewerkster] van de Stichting VSK Zuid-Holland, die contact heeft gehad met [betrokkene]. Nog daargelaten de vraag welke waarde moet worden toegekend aan een verklaring, niet zijnde afkomstig van een arts of andere deskundige, laat [medewerkster] zich niet uit over het causale verband.
[medewerkster] heeft in haar verklaring de gebeurtenissen van [betrokkene] verwoord en in algemene zin gesproken over wat seksueel misbruik bij de slachtoffers daarvan kan aanrichten. Het enige dat [medewerkster] (indirect) ten aanzien van de arbeidsongeschiktheid heeft verklaard, is dat het moeilijk is in te schatten wanneer [betrokkene] weer aan het werk kan. Deze verklaring kan aldus geen bijdrage leveren aan de onderbouwing van het causale verband.

2.6.  Tenslotte heeft Technico gesteld dat het op grond van art. 6:98 BW redelijk is de gevolgen van de arbeidsongeschiktheid van [betrokkene] toe te rekenen aan de Therapeut. De aard van de normschendende gedraging, de mate van schuld en de voorzienbaarheid van de schade voor de Therapeut maken dat het causale verband aannemelijk is en redelijke toerekening van de schade aan het Centrum op zijn plaats is volgens Technico. Nu zoals hiervoor overwogen, het causale verband niet op basis van een ervaringsregel kan worden aangenomen en Technico dit verband onvoldoende heeft onderbouwd, wordt aan deze stellingen geen gevolg gegeven.
De vordering ligt voor afwijzing gereed.
LJN BK4159