Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Rotterdam 290814 TRV uit 6:197 BW blokkeert VOA-regres obv groepsaansprakelijkheid; onvoldoende gesteld voor regres obv 6:162 BW

Rb Rotterdam 290814 strandrellen Hoek van Holland; groepsaansprakelijkheid voor psychische klachten politieagent; € 5.600,- smartengeld;
- TRV uit 6:197 BW blokkeert VOA-regres obv groepsaansprakelijkheid; onvoldoende gesteld voor regres obv 6:162 BW

ten aanzien van eiser sub 2

5.21
Ten aanzien van alle gedaagden wordt de procedure voortgezet op basis van de bij het procesverloop vermelde rechtsovergang van politiekorps.

5.22
De kantonrechter verwijst naar en neemt over hetgeen in het voorafgaande is overwogen en beslist over de groepsgedragingen bij deze rellen in Hoek van Holland.
Gelet hierop is de vordering ten aanzien van eiser sub 2 reeds daarom niet toewijsbaar jegens gedaagde sub 1 dat deze gedaagde niet betrokken was bij het stadium “linie”.

5.23
Gedaagden sub 2 tot en met 10 waren daarbij wèl betrokken. De rechtbank overweegt ten aanzien van hen het volgende.

5.24
De vordering is gebaseerd op artikel 2 VOA, nu eiser sub 1 ambtenaar is in de zin van deze wet. Hij was ten tijde van het Festival in de genoemde functie dienst bij (de rechtsvoorganger van) eiser sub 2.
Blijkens artikel 6:197 BW vindt - onder meer - artikel 6:166 BW geen toepassing bij de vaststelling van het bedrag, bedoeld in artikel 3 VOA waarboven de gehoudenheid krachtens die wet zich niet uitstrekt.
De ratio hiervan is dat de wetgever het ongewenst heeft geacht dat de werkgever bij de uitoefening van diens regresrecht kan profiteren van de uitbreiding als gevolg van een aantal in het BW opgenomen risicoaansprakelijkheden. Dit betreft ook de groepsaansprakelijkheid van artikel 6:166 BW.
Artikel 6:197 BW staat dus op zich in de weg aan toewijzing van een regresvordering gebaseerd op groepsaansprakelijkheid.

5.25
Dit ontneemt de rechter evenwel niet de bevoegdheid om aan de hand van de algemene regels van onrechtmatige daad in artikel 6:162 BW bij een dergelijk regres toch tot aansprakelijkheid te komen van een individuele deelnemer aan gedragingen in groepsverband. Daarvoor is dan wel vereist dat (ook) wordt voldaan aan de vereisten voor die aansprakelijkheid op de voet van artikel 6:162 BW. De eisen voor toepassing van dit artikel zijn strenger dan voor toepassing van artikel 6:166 BW. Dit zou in dit geval erop neerkomen dat eisers dienen te stellen (en bij betwisting zo nodig te bewijzen) dat de gestelde loonschade het gevolg is van arbeidsongeschiktheid van eiser sub 1 in de genoemde periodes ten gevolge van de voornoemde groepsgedragingen (in het stadium “linie”).

5.26
Het had op de weg van eisers gelegen om de vordering in zoverre van een deugdelijke grondslag te voorzien en in elk geval een zodanig concrete, feitelijke omschrijving te geven dat de rechter, de rechtsgronden aanvullend, daarin de elementen van artikel 6:162 BW (waaronder onrechtmatigheid en causaliteit) kan terugvinden. Eisers hebben dit niet gedaan. Zij hebben zich in de dagvaarding beperkt tot de stelling dat eiser sub 1 ten gevolge van de gebeurtenissen in Hoek van Holland (gedeeltelijk) verhinderd was zijn dienst te verrichten.
Dit is een te ruime omschrijving van het causaal verband en bovendien is aan deze vordering geen enkele gestelde (onrechtmatige) gedraging van een of meer gedaagden, andere groepsdeelnemers of een groep ten grondslag gelegd.
Eisers hebben ook in de conclusie van repliek volstaan met het presenteren van de genoemde beperkte stellingname en hebben evenmin op de comparitie van partijen deze stellingname aangevuld. Dit betekent dat eisers onvoldoende hebben gesteld voor een regres langs de weg van artikel 6:162 BW. ECLI:NL:RBROT:2014:7217, zie eveneens ECLI:NL:RBROT:2014:7220ECLI:NL:RBROT:2014:8048 en ECLI:NL:RBROT:2014:8047