Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Amsterdam 300714 KLM niet aansprakelijk voor schade agv anafylactische shock na eten couscous aan boord; geen ongeval idzv toepasselijke verdragen

Rb Amsterdam 300714 KLM niet aansprakelijk voor schade agv anafylactische shock na eten couscous aan boord; geen ongeval idzv toepasselijke verdragen

zie ook https://www.letselschademagazine.nl/tram-trein-metro-bus-en-vliegtuig-ongevallen/hof-amsterdam-030516-anafylactische-shock-na-eten-couscous-aan-boord-vliegtuig-bewijsopdracht-passagier-tzv-ingredienten-eten-en-voorlichting

4 De beoordeling
4.1.
Ter beoordeling ligt voor of KLM op grond van de vervoersovereenkomst aansprakelijk is jegens [eiser] voor de gevolgen van de anafylactische shock.

4.2.
Tussen partijen is in geschil op grond van welk verdrag die vraag moet worden beantwoord. Volgens [eiser] is het Verdrag van Warschau van toepassing, maar volgens KLM het Verdrag tot het brengen van eenheid in enige bepalingen inzake het internationale luchtvervoer zoals gesloten is te Montreal op 28 mei 1999 (hierna: het Verdrag van Montreal). In beide verdragen is de aansprakelijkheid van de luchtvervoerder geregeld in artikel 17 en deze artikelen bepalen beide – kort gezegd en voor zover hier van belang – dat de luchtvervoerder aansprakelijk is voor schade ontstaan in geval van lichamelijk letsel van een passagier wanneer het ongeval dat het letsel heeft veroorzaakt, heeft plaats gehad aan boord van het vliegtuig.

4.3.
Volgens vaste jurisprudentie die onder het Verdrag van Warschau is gewezen, is een ‘ongeval’ een ‘unexpected and unusual event or happening that is external to the passenger’. Onder het Verdrag van Montreal dient het begrip ‘ongeval’ op dezelfde wijze te worden uitgelegd. Voor de vraag of KLM aansprakelijk is voor de anafylactische shock van [eiser] is daarom doorslaggevend of (de oorzaak van) deze shock als een ‘ongeval’ in deze zin is aan te merken, ongeacht of het Verdrag van Warschau of het Verdrag van Montreal van toepassing is. Gelet daarop zal, mede omdat partijen het debat over de vraag welk verdrag van toepassing is niet ten volle hebben gevoerd, de rechtbank in het midden laten welk van de twee verdragen hier dient te worden toegepast.

4.4.
Bij de beoordeling van de vraag of hier sprake is van een ‘ongeval’ stelt de rechtbank voorop dat de anafylactische shock op zichzelf als onverwachte en ongewone gebeurtenis kan worden beschouwd, maar dat de allergie van [eiser] voor noten en schaaldieren die tot de shock heeft geleid in beginsel alleen een interne reactie is die, zonder andere bijkomende omstandigheden, dus juist niet buiten zijn persoon is gelegen en dus niet ‘external to the passenger’ is.

4.5.
[eiser] stelt zich op het standpunt dat toch sprake is van een gebeurtenis die buiten zijn persoon ligt, omdat KLM hem een maaltijd heeft toegediend die producten bevatte waarvoor hij had aangegeven allergisch te zijn. [eiser] stelt dat hij niet alleen de stewardess die hem in de business class bediende, maar ook andere leden van de cabinebemanning heeft ingelicht over zijn allergie door te zeggen: “I am deadly allergic to nuts and shellfish”. Vervolgens, zo stelt hij, heeft de stewardess met hem de verschillende hoofdgerechten op de menukaart doorgenomen en aangewezen welke daarvan hij mocht hebben en van welke daarvan zij dat niet wist. Er was maar één voorgerecht. Dat was een couscousgerecht, waarvan de stewardess niet heeft gezegd dat hij het niet mocht hebben. Kort na het eten van het voorgerecht en vóór het hoofdgerecht is de allergische reactie opgetreden, zodat geconcludeerd moet worden dat de couscous (sporen van) noten en/of schaaldieren en/of daarvan afgeleide producten moet hebben bevat. Daarmee staat, volgens [eiser], vast dat KLM hem ondanks zijn waarschuwing toch voedsel heeft gegeven waarvoor hij allergisch is en daarmee is in zoverre sprake van een buiten zijn persoon gelegen gebeurtenis.

4.6.
KLM betwist de door [eiser] gegeven lezing van de gang van zaken aan boord. Hoe de feiten precies liggen, kan echter in het midden blijven. Ook als de lezing van [eiser] wordt gevolgd, is naar het oordeel van de rechtbank namelijk geen sprake van een ‘ongeval’ in de zin van de Verdragen van Warschau en Montreal. Daartoe wordt het volgende overwogen.

4.7.
Als de lezing van [eiser] wordt gevolgd, dan heeft hij gezegd dat hij “dodelijk allergisch” is voor “noten en schaaldieren”. Het was dan vervolgens aan KLM om hem geen voedsel te serveren waarvan duidelijk was dat dit noten en/of schaaldieren bevatte. Vast staat dat [eiser], behalve het couscousgerecht, geen ander door KLM aan boord geserveerd voedsel heeft gegeten. KLM heeft de ingrediëntenlijst van het couscousgerecht overgelegd en hierop staan geen noten en/of schaaldieren vermeld. Dat het gerecht desondanks dergelijke producten bevatte, is gesteld noch gebleken en kan daarom niet worden aangenomen. [eiser] heeft wel de mogelijkheid geopperd dat er een nootje in het gerecht terecht is gekomen, maar bij gebrek aan concrete aanknopingspunten dat dit daadwerkelijk het geval is geweest, moet die suggestie als louter theoretisch en dus te vaag terzijde worden gesteld. Als het gerecht niettemin tot een allergische reactie heeft geleid (KLM betwist ook dat en stelt dat de reactie wellicht is veroorzaakt door zelf meegebracht voedsel), dan ligt het voor de hand dat de allergie van [eiser] omvangrijker was dan hij zelf wist. De, door [eiser] ter comparitie erkende, mogelijkheid blijft dan open dat hij ook allergisch is voor overgebrachte sporen van noten en/of schaaldieren en voor producten die afgeleiden daarvan bevatten. [eiser] heeft niet gesteld dat hij de stewardess heeft verteld dat zijn allergie zo ernstig was; hij stelt alleen te hebben gezegd allergisch te zijn voor noten en schaaldieren. Het was echter aan [eiser] om KLM op de hoogte te stellen van de ernst van zijn allergie en niet aan KLM om er bij hem op door te vragen. Van de stewardess mag immers geen vergaande medische kennis worden verwacht. Onder deze omstandigheden is geen sprake van nalatigheid van KLM in de jegens [eiser] te betrachten zorg, die zou kunnen maken dat de onverwachte en ongewone gebeurtenis van de anafylactische shock ‘external to the passenger’ is. Dat betekent dat de allergische reactie van [eiser] niet is te kwalificeren als een gebeurtenis die buiten zijn persoon ligt, maar moet worden beschouwd als een louter interne reactie. Dit leidt tot de conclusie dat geen sprake is van een ‘ongeval’ in de zin van de Verdragen van Warschau en Montreal. De primaire grondslag van de vordering kan dus niet leiden tot aansprakelijkheid van KLM voor schade die [eiser] als gevolg van de anafylactische shock heeft geleden.

4.8.
Subsidiair en meer subsidiair beroept [eiser] zich op de artikelen 6:162 BW, 6:170 BW en 6:171 BW. Hetgeen hiervoor is overwogen leidt echter ook tot de conclusie dat KLM geen jegens [eiser] in acht te nemen (zorgvuldigheids)norm heeft geschonden en dat de stewardess geen fout heeft gemaakt, zodat de vordering op die grondslag evenmin toewijsbaar is, nog daargelaten of het mogelijk is naast de verdragsrechtelijke ook nationaalrechtelijke bepalingen aan de vordering ten grondslag te leggen. ECLI:NL:RBAMS:2014:4230