RBAMS 231121 wn-er wil worden ontheven van haar geheimhoudingsverplichting tzv mediation tbv verweer in ontbindingsprocedure; afgewezen
- Meer over dit onderwerp:
RBAMS 231121 wn-er wil worden ontheven van haar geheimhoudingsverplichting tzv mediation tbv verweer in ontbindingsprocedure; afgewezen
2
De feiten
2.1.
[eiseres] is op 15 oktober 2008 bij Jefferson Wells in dienst getreden. In 2015 heeft zij geconstateerd dat privacygegevens niet goed werden afgeschermd binnen de organisatie. Zij heeft dat aangekaart binnen Jefferson Wells, die het probleem heeft erkend. Over het vervolg lopen de meningen van partijen uiteen, maar de relatie tussen hen is in ieder geval verslechterd. Volgens [eiseres] stapelde Jefferson Wells fout op fout. Uiteindelijk heeft zij zich op 21 januari 2019 ziekgemeld en is zij arbeidsongeschikt geraakt.
2.2.
In het najaar van 2019 hebben [eiseres] en haar werkgever besloten een mediationtraject te volgen om het vertrouwen tussen hen te herstellen. Dat was nodig, voorafgaand aan het re-integratietraject van [eiseres] . Zij hebben daartoe de mediator in de arm genomen. In de gesloten mediationovereenkomst staan onder meer de volgende bepalingen:
‘4.1
De Mediator en de Partijen verplichten zich zonder enig voorbehoud tot de geheimhouding zoals omschreven in artikel 7 en 10 van het Reglement (van de Mediatorsfederatie Nederland, vzr.).
4.2
Deze overeenkomst geldt in samenhang met het Reglement als een bewijsovereenkomst in de zin van de wet, zie art. 7:900 BW jo. Art. 153 Rv. Mediator en Partijen hebben de bedoeling om daarmee op onderdelen af te wijken van het wettelijk geldende bewijsrecht om daarmee de gewenste vertrouwelijkheid te waarborgen.’
2.3.
De relevante bepalingen uit het MfN mediationreglement luiden als volgt:
‘Artikel 7 – Geheimhouding
7.1.
De partijen doen aan derden – onder wie begrepen rechters of arbiters – geen mededelingen omtrent het verloop van de mediation, de daar door de bij de mediation betrokken personen ingenomen standpunten, gedane voorstellen en de daarbij mondeling of schriftelijk, direct of indirect, verstrekte informatie.
7.2
De partijen verbinden zich om geen stukken aan derden – onder wie begrepen rechters of arbiters – bekend te maken, te citeren, aan te halen, te parafraseren of zich daarop anderszins te beroepen, indien deze stukken door een bij de mediation betrokkene tijdens of in verband met de mediation zijn geopenbaard, getoond, of anderszins bekend gemaakt. ( ... )
7.4
De partijen doen hiermee afstand van het recht om, in rechte of anderszins, hetgeen tijdens de mediation is verstrekt en/of naar voren is gekomen als bewijs jegens elkaar aan te voeren en/of de MfN/SKM, (ex)bestuursleden van de MfN/SKM of bij de MfN/SKM werkzame of anderszins bij de MfN/SKM betrokken personen, elkaar, de mediator of andere bij de mediation betrokkenen, als getuige of anderszins te horen of te doen horen over informatie die is vertrekt en/of naar voren is gekomen tijdens of in verband met de mediation, dan wel over de inhoud van de overeenkomst als bedoeld in artikel 10.1. (de vastlegging van het resultaat van de mediation, vzr.), alles in de ruimste zin des woords. De partijen worden geacht daartoe een bewijsovereenkomst te hebben gesloten.’
2.4.
De mediation heeft gelopen tot 24 november 2020 maar heeft niet geresulteerd in afspraken. [eiseres] heeft geen enkel vertrouwen meer in de oprechte bedoelingen van haar werkgever.
2.5.
Medio 2021 heeft Jefferson Wells een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst ingediend bij de kantonrechter in deze rechtbank. [eiseres] zal verweer voeren tegen dat verzoek.
3.
Het geschil
3.1.
[eiseres] vordert na wijziging van haar eis, kort gezegd:
primair
i. haar in het kader van de ontbindingsprocedure te ontheffen van haar geheimhoudingsverplichting;
subsidiair
Jefferson Wells en de mediator hoofdelijk te bevelen [eiseres] toestemming te verlenen om in het kader van de ontbindingsprocedure aan te voeren al hetgeen mondeling of schriftelijk is besproken tijdens de mediation, althans hen te bevelen alles te doen wat redelijkerwijs in hun vermogen ligt zodat Tomami de inhoud van de mediation ter beschikking van de rechter in de ontbindingsprocedure kan stellen;
te bepalen dat dit vonnis in de plaats treedt van de toestemming van Jefferson Wells en de mediator, als zij die niet binnen twee dagen na vonnisdatum geven;
meer subsidiair
haar toestemming te verlenen de in dit kort geding overgelegde producties 6 en 12 tot en met 18 (die gedeeltelijk onder het bereik van het geheimhoudingsbeding vallen) over te leggen in de ontbindingsprocedure;
in alle gevallen
Jefferson Wells en de mediator hoofdelijk te veroordelen in de proceskosten.
3.2.
Jefferson Wells en de mediator voeren verweer dat er samengevat op neerkomt dat er geen reden is de geheimhoudingsplicht gedeeltelijk op te heffen. Jefferson Wells is onaangenaam verrast door de overlegging, door [eiseres] , van stukken die zij op grond van de mediationovereenkomst geheim had moeten houden.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4
De beoordeling
4.1.
[eiseres] heeft met het ondertekenen van de mediationovereenkomst de verplichting op zich genomen – kort gezegd – om wat er tijdens de mediation is besproken en aan stukken is uitgewisseld, niet met derden te delen, ook niet met rechters.
4.2.
De referentie door [eiseres] aan haar afhankelijke positie zal worden gepasseerd. Voor zover zij een beroep op het bestaan van een wilsgebrek heeft bedoeld te doen, heeft dat onvoldoende handen en voeten gekregen. Zij heeft de vernietiging van de mediationovereenkomst ook niet ingeroepen. Zij heeft centraal gesteld haar wens om ten behoeve van de ontbindingsprocedure te worden ontheven van haar contractuele geheimhoudingsverplichting. Volgens haar is van cruciaal belang dat de ontbindingsrechter juist en volledig wordt voorgelicht over het handelen van haar werkgever, ook rond het mediationtraject. De verwijten die zij Jefferson Wells maakt, zijn heel kort gezegd dat verschillende personen dubbelrollen hebben vervuld die niet met elkaar verenigbaar zouden zijn, en dat achter haar rug om informatie aan het UWV is verstrekt waarin zij had moeten worden gekend. [eiseres] heeft de mediator alleen mee gedagvaard omdat zij ook partij is bij de mediationovereenkomst. Zij maakt haar geen verwijten.
4.3.
De geheimhoudingsverplichting is essentieel voor het slagen van een mediationtraject, omdat deelnemers aan mediation zich vrij tegenover elkaar moeten kunnen bewegen, zonder dat zij het risico lopen dat hun uitlatingen of geschriften hen in een later stadium in een gerechtelijke procedure voor de voeten worden geworpen. Het geheimhoudingsbeding is dan ook een kernbepaling uit de mediationovereenkomst. Er moet dan ook heel wat aan de hand zijn, wil een deelnemer aan mediation kunnen worden ontheven van die verplichting. Een urgente noodsituatie moet dat rechtvaardigen. Daarbij moet worden gedacht aan de situatie dat de mediation wordt gebruikt als dekmantel voor criminele activiteiten, of als die schade zou toebrengen aan bepaalde kwetsbare personen, zoals bijvoorbeeld kindermishandeling. De mogelijkheid van baanverlies haalt die hoge drempel niet. Alle vorderingen zullen dan ook worden afgewezen. ECLI:NL:RBAMS:2021:7251