Overslaan en naar de inhoud gaan

Rol arts bij aansprakelijkheid. Een incident en aansprakelijkheid - door Rolinka Wijne op holla.nl

Rol arts bij aansprakelijkheid. Een incident en aansprakelijkheid - door Rolinka Wijne op holla.nl

Op 4 juli. jl. heeft het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg in Amsterdam (ECLI:NL:TGZRAMS:2017:77, red. LSA-LSM) een belangrijke uitspraak gedaan. De uitspraak gaat over de rol van de arts wanneer zich een incident bij de patiënt heeft voorgedaan én zijn rol wanneer de beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar zich niet adequaat genoeg opstelt. Die rol gaat volgens de uitspraak ver en het is dus vanaf nu oppassen geblazen.

Het tuchtcollege oordeelt over de rol van de arts bij een incident bij de patiënt dat de arts hierop adequaat moet reageren. Zo dient de arts direct na het incident een andere arts in consult te roepen, mocht dat voor de beoordeling of verdere behandeling nodig zijn. In de kwestie die aanleiding gaf tot deze uitspraak had de aangeklaagde arts een brandwond bij de patiënt veroorzaakt met een door hem gebruikte oscillerende zaag. De arts in kwestie had in dit geval de aanwezige plastisch chirurg in consult geroepen om de brandwond te beoordelen. Dat was volgens het tuchtcollege dus terecht.

Volgens de uitspraak dient een arts ook de patiënt op de hoogte te brengen van het incident. Dat volgt overigens tevens uit de sinds 2010 geldende Gedragscode Openheid medische incidenten; betere afwikkeling Medische Aansprakelijkheid (‘GOMA’) en artikel 10 lid 3 van de per 1 januari 2016 geldende de Wet Kwaliteit Klachten en Geschillen zorg (‘Wkkgz’). De arts in kwestie had hieraan ook voldaan, door de patiënt al op de verkoeverkamer te benaderen. Ook had de arts volgens het tuchtcollege in dit geval adequaat op het incident gereageerd door zijn excuses aan te bieden.

Het kan tevens nodig zijn maatregelen te treffen om zo veel als mogelijk te voorkomen dat vergelijkbare incidenten zich in de toekomst nogmaals voor kunnen doen. De arts had hieraan volgens het tuchtcollege ruimschoots voldaan door een wetenschappelijk artikel te schrijven en door voorlichting te geven over het gevaar dat gepaard gaat met het leggen van een (aangekoppeld) technisch hulpmiddel op een patiënt.

Wat betreft de aansprakelijkheid van de arts en de houding van de aansprakelijkheidsverzekeraar overweegt het tuchtcollege ten eerste dat het niet aan de arts is om zich uit te laten over de aansprakelijkheid. Wel mag, sterker nog, moet de arts zich uitlaten over het feit dat er een fout is gemaakt (als dit voldoende duidelijk is). De arts in kwestie had aan die verplichting niet voldaan. Het was namelijk wel degelijk duidelijk dat hij een fout had gemaakt. De arts had de oscillerende zaag in strijd met de gebruiksaanwijzing gehanteerd, als gevolg waarvan de brandwond bij de patiënt was ontstaan en zich dus een incident had voorgedaan. Dit kan toch moeilijk anders dan als een fout worden gekwalificeerd.

Het tuchtcollege heeft verder overwogen dat het niet altijd zo hoeft te zijn dat indien een arts niet betrokken is geweest bij het civiele aansprakelijkheidstraject en de discussie daarover, hem daarvan ook geen enkel verwijt kan worden gemaakt. Doorgaans laat een arts, die een fout maakt, de civiele schadeafwikkeling en de discussie hieromtrent aan zijn aansprakelijkheidsverzekeraar over. Dit brengt volgens het tuchtcollege echter niet mee dat de arts geen enkele verantwoordelijkheid meer zou dragen voor de manier waarop die schadeafwikkeling verloopt. Het tuchtcollege heeft in dat verband letterlijk als volgt overwogen:

“De zorgvuldigheid die een zorgverlener op grond van artikel 47 lid 1 Wet BIG jegens de patiënt moet betrachten, omvat eveneens de manier waarop de zorgverlener na een (gestelde) medische fout met de patiënt omgaat. Als er zich in het kader van de zorgverlening een incident voordoet, is communicatie, persoonlijke aandacht, empathie, zorgzaamheid en correcte bejegening van groot belang. Niet valt in te zien waarom dit voor de financiële afwikkeling van een (verwijtbaar) incident anders zou zijn dan voor de medische afwikkeling daarvan. Ook niet als de financiële gevolgen namens de zorgverlener worden afgewikkeld door een aansprakelijkheidsverzekeraar. Op het moment dat een aansprakelijkheidsverzekeraar de schade op onzorgvuldige wijze afwikkelt (waarvan op basis van wetenschappelijk onderzoek inmiddels voldoende vaststaat dat dit een negatieve invloed heeft op het welzijn van patiënten), ligt het op de weg van de arts (wiens doel juist het bevorderen van het welzijn van patiënten zou moeten zijn) zijn verzekeraar daarop aan te spreken. De aansprakelijkheidsverzekeraar zal op basis van de verzekeringsovereenkomst jegens de arts immers verplicht zijn de schadeafwikkeling namens de arts op correcte wijze uit te voeren. Blijkens zijn bericht aan klaagster (…), heeft verweerder […] na aanvang van de onderhavige tuchtprocedure wel op de in zijn ogen incorrecte werkwijze aangesproken. Het is echter onduidelijk of dit enig effect heeft gehad en bovendien had het op de weg van verweerder gelegen dat (veel) eerder te doen.”

Een verwijt aan de arts was volgens het tuchtcollege niet op zijn plaats, gezien de omstandigheid dat nog niet alom bekend is dat de verantwoordelijkheid van de arts ook op de financiële afwikkeling van schade ziet. Maar zoals hierboven reeds opgemerkt: nu het duidelijk is, is dit de norm waaraan het gedrag van de arts kan worden getoetst. De volledige uitspraak leest u hier.

Rolinka Wijne op www.holla.nl