CRvB 230307 whiplash, deskundige dient enige onderbouwing van en inzicht in te verschaffen
- Meer over dit onderwerp:
CRvB 23/03/07 whiplash, deskundige dient enige onderbouwing van en inzicht in zijn met name kwantitatieve aanduidingen te verschaffen
Appellante heeft ter onderbouwing van haar stelling dat zij meer beperkingen heeft dan het Uwv heeft aangenomen, een expertise van neuroloog Stenvers van 23 december 2005 overgelegd waarin deze de resterende mogelijkheden van appellante gedetailleerd heeft aangegeven en heeft geconcludeerd dat appellante als gevolg van het postwhiplash- syndroom minder dan 50% arbeidsgeschikt is. Bezwaarverzekeringsarts A.J.D. Versteeg heeft in zijn rapport van 15 februari 2006 aangegeven dat Stenvers de door hem genoemde beperkingen onvoldoende heeft beargumenteerd en heeft ze daarom van de hand gewezen. In reactie heeft Stenvers bij brief van 17 maart 2006 verklaard dat het postwhiplash-syndroom gekenmerkt wordt door de afwezigheid van neurologische afwijkingen waardoor onderbouwing van de bevindingen niet goed mogelijk is. Bezwaarverzekeringsarts K.T. Tan handhaaft in zijn rapport van 18 april 2006 de stelling van Versteeg dat de door Stenvers aangenomen beperkingen in verzekeringsgeneeskundig opzicht onvoldoende onderbouwd zijn.
De Raad overweegt dat het postwhiplash-syndroom wordt gekenmerkt door het ontbreken van objectieve medische afwijkingen. In het licht hiervan kan noch van de verzekeringsartsen noch van neuroloog Stenvers worden verwacht dat de bevindingen ten aanzien de beperkingen van appellante worden gestoeld op objectieve medische afwijkingen. Dat neemt naar het oordeel van de Raad echter niet weg dat van Stenvers wel kan worden gevergd dat hij – waar hij de zijns inziens voor appellante geldende beperkingen nauwkeurig omschrijft – enige onderbouwing van en inzicht in zijn met name kwantitatieve aanduidingen verschaft. Dit geldt te meer nu Stenvers ondanks het ontbreken van objectieve medische afwijkingen in de aanname van beperkingen van appellante verder gaat dan de verzekeringsartsen. Zowel het rapport van Stenvers van 23 december 2005 als zijn brief van 17 maart 2006 ontberen echter een op de (mate van de) beperkingen toegespitste onderbouwing. Gelet hierop ziet de Raad in het rapport van Stenvers geen reden om de beperkingen zoals die door de verzekeringsartsen zijn aangenomen voor onjuist te houden. LJN BA1544
Appellante heeft ter onderbouwing van haar stelling dat zij meer beperkingen heeft dan het Uwv heeft aangenomen, een expertise van neuroloog Stenvers van 23 december 2005 overgelegd waarin deze de resterende mogelijkheden van appellante gedetailleerd heeft aangegeven en heeft geconcludeerd dat appellante als gevolg van het postwhiplash- syndroom minder dan 50% arbeidsgeschikt is. Bezwaarverzekeringsarts A.J.D. Versteeg heeft in zijn rapport van 15 februari 2006 aangegeven dat Stenvers de door hem genoemde beperkingen onvoldoende heeft beargumenteerd en heeft ze daarom van de hand gewezen. In reactie heeft Stenvers bij brief van 17 maart 2006 verklaard dat het postwhiplash-syndroom gekenmerkt wordt door de afwezigheid van neurologische afwijkingen waardoor onderbouwing van de bevindingen niet goed mogelijk is. Bezwaarverzekeringsarts K.T. Tan handhaaft in zijn rapport van 18 april 2006 de stelling van Versteeg dat de door Stenvers aangenomen beperkingen in verzekeringsgeneeskundig opzicht onvoldoende onderbouwd zijn.
De Raad overweegt dat het postwhiplash-syndroom wordt gekenmerkt door het ontbreken van objectieve medische afwijkingen. In het licht hiervan kan noch van de verzekeringsartsen noch van neuroloog Stenvers worden verwacht dat de bevindingen ten aanzien de beperkingen van appellante worden gestoeld op objectieve medische afwijkingen. Dat neemt naar het oordeel van de Raad echter niet weg dat van Stenvers wel kan worden gevergd dat hij – waar hij de zijns inziens voor appellante geldende beperkingen nauwkeurig omschrijft – enige onderbouwing van en inzicht in zijn met name kwantitatieve aanduidingen verschaft. Dit geldt te meer nu Stenvers ondanks het ontbreken van objectieve medische afwijkingen in de aanname van beperkingen van appellante verder gaat dan de verzekeringsartsen. Zowel het rapport van Stenvers van 23 december 2005 als zijn brief van 17 maart 2006 ontberen echter een op de (mate van de) beperkingen toegespitste onderbouwing. Gelet hierop ziet de Raad in het rapport van Stenvers geen reden om de beperkingen zoals die door de verzekeringsartsen zijn aangenomen voor onjuist te houden. LJN BA1544