Dr. Geeradts over het promotieonderzoek van dhr Buitenhuis, medisch adviseur bij Unive
- Meer over dit onderwerp:
Naar
aanleiding van het bericht van de Rijksuniversiteit Groningen over het
promotie-onderzoek van dhr. Buitenhuis.
(Inhoud bericht: Mensen die nekpijn
na een auto-ongeluk toeschrijven aan een whiplash, herstellen minder snel dan
mensen die deze term niet gebruiken, onafhankelijk van de ernst van de
klachten. Dat stelt Jan Buitenhuis op basis van zijn onderzoek aan het
Universitair Medisch Centrum Groningen. Buitenhuis pleit ervoor dat artsen de
term whiplash niet meer gebruiken. Dit omdat de term onjuiste verwachtingen kan
voeden. Als mensen verwachten dat ze ernstige klachten zullen houden,
herstellen ze minder snel).
Een overbodig proefschrift over whiplash
Bij het bericht van de Rijksuniversiteit Groningen over het
promotie-onderzoek van dhr. Buitenhuis kunnen nogal wat kanttekeningen gemaakt
worden. Het bericht geeft in journalistieke termen een samenvatting van een
proefschrift over whiplash, getiteld ´The
Course of whiplash. Its psychological Determinants and Consequences for Work
Disability`, door J. Buitenhuis. Auteur van het proefschrift is een medisch
adviseur van een verzekeringsmaatschappij. Hij is mede verantwoordelijk voor de
CBO-richtlijn ´Diagnostiek en Behandeling van mensen met Whiplash Associated
Disorder I/II`. Het is algemeen bekend dat die richtlijn de slechtste is die
het CBO ooit heeft uitgegeven. Eveneens is algemeen bekend dat medisch adviseurs
van verzekeraars ten onrechte de neiging hebben het klachtenpatroon van de whiplashpatiënt
af te doen als een uitsluitend psychogeen syndroom, hetgeen in tegenspraak is
met de huidige medisch-wetenschappelijke literatuur. Bovendien wordt door de medisch
adviseur veel psychische intimidatie uitgeoefend op het
letselschade-slachtoffer tijdens de gewoonlijk lang durende
letselschade-procedures (2 – 10 jaar), waardoor het slachtoffer mentaal kan
decompenseren. Als de whiplashpatiënt daardoor in een toestand van angst, depressie,
catastrofaal denken en onvoldoende coping geraakt, en geen uitweg meer ziet,
dan is de medisch adviseur er als de kippen bij om de chroniciteit van de
aandoening whiplash toe te schrijven aan deze psychogene factoren. Gemakshalve
worden aanwezige lichamelijke klachten niet erkend of sterk gebagatelliseerd. Bovendien
wordt de relatie tussen de klachten en het oorspronkelijke whiplash-trauma
domweg ontkend of ´vergeten`. Het doel van dit stigmatiseren van whiplashpatiënten
is het verlagen van de uitkering door de verzekeraar. In feite zegt de medisch
adviseur dat iedere whiplashpatiënt een malinger is ! Het zal duidelijk zijn dat
de auteur van het proefschrift enige vooringenomenheid ten aanzien van de
aandoening whiplash niet ontzegd kan worden.
Het genoemde bericht moet dan ook gelezen worden in het
licht van bovenstaande feiten. Dat het
gebruik van het begrip ´whiplash` tot meer gezondheidsklachten zou leiden, zoals in het bericht staat
vermeld, is een uiterst suggestieve conclusie van het proefschrift. Het
suggereert dat de whiplashpatiënt het aantal gezondheidsklachten (worden hier
wellicht uitsluitend psychische klachten bedoeld ?) bewust of onbewust majoreert,
met andere woorden de whiplashpatiënt malingert ! Aangezien verzekeraars er van
uitgaan dat whiplashpatiënten altijd malingeren, past voornoemde conclusie van
het proefschrift precies binnen het raam van de vooringenomen verwachting van
de verzekeraar. Gemakshalve wordt bij deze conclusie niet vermeld hoeveel van
de geënquêteerde whiplashpatiënten psychisch gedecompenseerd zijn door onheuse
benadering van medische adviseurs en verzekeraars. Wellicht is niet het begrip
´whiplash` verantwoordelijk voor de toename van gezondheidsklachten, maar meer
de onheuse benadering van de whiplashpatiënt, die tot extra psychische schade
leidt. Daarnaast moet men zich realiseren dat de conclusie van het proefschrift
uitsluitend geldt voor de onderzochte groep patiënten die een letselschade-procedure
bij de werkgever van de auteur van het proefschrift hebben/ hadden lopen. De
conclusie geldt dus zeker niet voor alle whiplashpatiënten. Het voorstel om de
term ´whiplash` niet meer te gebruiken zonder hiervoor een internationaal
aanvaardbare alternatieve term aan te bieden, is niet zinvol.
De auteur van het proefschrift is een exponent van de groep
medische adviseurs die stellen dat whiplash een uitsluitend psychogeen syndroom
is. Hij heeft in zijn proefschrift immers alleen de invloed van psychische
factoren op het beloop van de klachten onderzocht, maar stelt ook dat voor de chronische klachten van whiplashpatiënten
per definitie geen fysieke oorzaak en geen lichamelijk letsel wordt gevonden.
Dit laatste is aperte onzin en wordt ook krachtig tegengesproken in de recente
medisch-wetenschappelijke literatuur met een scala van objectiveerbare
afwijkingen bij chronische whiplashpatiënten, namelijk: beperkingen van de bewegingsuitslagen van de
halswervelkolom, beperkingen van de isometrische spierkracht in hals-nek-arm-gebied,
electromyografische afwijkingen van hals-nek-arm spieren, afwijkingen van de
oogvolg-bewegingen, afwijkingen van de oog-hals reflex, verlaging van
pijndrempels en centrale sensitizatie voor pijn, ligament letsels en ernstige
instabiliteit in het bovenste deel van de halswervelkolom, aanwezigheid van
pijnlijke trigger points, afwijkingen aan facetgewrichten, aanwezigheid van
vettige degeneratie van diepe nekspieren, aanwezigheid van een Chiari
malformatie (uitzakken van deel van kleine hersenen door achterhoofdsgat). Dus,
vrijwel alle onderdelen van het hals-nek-gebied kunnen door een
whiplash-mechanisme geledeerd worden. De daaruit volgende klachten worden helaas
door medische adviseurs van verzekeraars niet nader onderzocht, maar afgedaan
als somatoforme (ontstaan door psychische stoornis) klachten. Dergelijke
klachten behoeven niet nader onderzocht te worden, aldus de medische adviseur,
want de conventionele onderzoekstechnieken laten bij whiplash geen afwijkingen
zien. En als er geen zichtbare afwijkingen zijn, heeft de patiënt geen
lichamelijk letsel, en moeten zijn klachten wel van psychische aard zijn. Door
deze kortzichtige redenering krijgt de chronische whiplashpatiënt niet het
juiste medische onderzoek waarop hij recht heeft ! De medische adviseur weigert
immers het feit te accepteren dat bij chronische whiplashpatiënten lichamelijke
letsels kunnen bestaan die gerelateerd zijn aan het whiplash-mechanisme. Dus,
er bestaat in Nederland een hoogst merkwaardige en ongewenste controverse
tussen artsen die whiplash als een overwegend somatische ziekte-entiteit
erkennen (ook al zijn nog niet alle ins
and outs van de aandoening whiplash bekend) en artsen die tegen beter weten
in blijven insisteren op een uitsluitend psychogene genese van de aandoening
whiplash.
Op basis van het Groningse bericht kan niet gesteld worden
dat de inhoud van dit proefschrift een zinvolle bijdrage levert aan een beter
inzicht in de aandoening whiplash. Integendeel, onder het mom van een
academische studie maakt de auteur van het proefschrift de bestaande controverse over
de aandoening whiplash alleen maar groter. Zeer spijtig dat het Universitair
Medisch Centrum Groningen zich voor dit soort onderzoek leent !
Dr L.M.G.
Geeraedts arts, neurowetenschapper (n.p.)
Bestuurslid
Whiplash Stichting Nederland
27 mei 2009