Hof 's-Hertogenbosch 130410 motorrijder ten val vanwege gevaarlijke splitsing, wegbeheerder aansprakelijk.
- Meer over dit onderwerp:
Hof 's-Hertogenbosch 130410 motorrijder ten val vanwege gevaarlijke splitsing, wegbeheerder aansprakelijk.
8.8 Gelet op al hetgeen hiervoor is overwogen omtrent het wegverloop, de situatie van de weg, de specifieke toestand op de weg (zand) en het ontbreken van enige waarschuwing voor de Y-splitsing kort na de helling is het hof van oordeel dat hiermee een situatie is ontstaan die zodanig gevaarlijk is dat er een grote kans is dat hierdoor ongevallen ontstaan. Doordat de Weg op het Gerigt en in het verlengde daarvan de Deylersweg aanvankelijk een lange rechtlopende weg is, zal een gemiddeld voorzichtige weggebruiker er - zeker als er niet voor gewaarschuwd wordt - niet snel er van uitgaan dat kort na voornoemde helling zich een dergelijke bocht in de weg bevindt. Mede gelet op de omstandigheid dat er zich zand op de weg bevindt, betekent dit een extra kans op slipgevaar bij het nemen van een van de boch ten of bij het sterk remmen juist vóór de bocht. Daarbij dient voorts nog in aanmerking te worden genomen dat niet alle weggebruikers een gemiddeld voorzichtig weggedrag vertonen, ook al kan anderzijds in het verkeer van weggebruikers worden verwacht dat zij anticiperen. Juist gelet op het landelijke karakter van de weg moet er voorts rekening gehouden worden dat recreanten, zoals [Slachtoffer 2] en haar echtgenoot, gebruik zullen maken van deze weg. Het hof heeft bij het voorgaande rekening gehouden met de omstandigheid, dat het hier om een smalle, zeer landelijke weg gaat, die op zich zelf al maant tot een enigszins verminderde snelheid en grotere voorzichtigheid. Ook deze specifieke omstandigheid in aanmerking genomen, acht het hof het wegverloop na de helling zodanig gevaarlijk, dat de gemeente specifiek hiervoor had moeten waarschuwen, bijvoorbeeld door het plaatsen van een bord "gevaarlijke bocht" vóór de helling. Dit geldt temeer nu de gevolgen van deze wegsituatie zonder waarschuwingsbord zeer ernstig kunnen zijn, met name voor motorrijders, die bij slippen ten val kunnen komen.
Ten slotte heeft het hof in aanmerking genomen dat een veiligheidsmaatregel, waarbij gewaarschuwd wordt voor het wegverloop na de helling, voor de gemeente nauwelijks bezwarend kan worden geacht; in ieder geval heeft de gemeente niet aangegeven waarom dit in re delijkheid niet mogelijk ofte bezwaarlijk was.
De slotsom van het voorgaande is derhalve dat de gemeente in strijd heeft gehandeld met de zorgvuldigheid, die zij als wegbeheerder in acht had moeten nemen. Daarmee heeft zij een onrechtmatige daad gepleegd jegens [Slachtoffer 2].
8.9 Dat deze onrechtmatige daad de gemeente valt toe te rekenen, valt af te leiden uit hetgeen het hof hiervoor ten aanzien van de verantwoordelijkheid van de wegbeheerder heeft overwogen. Met name gelet op de geringe bezwaarlijkheid van het plaatsen van een waarschuwingsbord vlak voor de helling, valt het niet plaatsen van een dergelijk waarschuwingsbord toe te rekenen aan de gemeente.
8.10 De gemeente heeft nog aangevoerd dat [Slachtoffer 1] en [Slachtoffer 2] hemelsbreed twee km van de plaats van het ongeval woonden en dat zij derhalve het wegverloop hebben moeten kennen. [Slachtoffer 2] en [Slachtoffer 1] hebben een verklaring overgelegd dat zij de onderhavige weg niet kenden en daar nog nooit eerder waren geweest. Wat daar ook van zij, deze stelling van de gemeente laat onverlet dat de gemeente in casu onrechtmatig heeft gehandeld jegens wegge bruikers in het algemeen en - voor deze zaak specifiek - ten opzichte van [Slachtoffer 2]. Aan een verweer ter zake van eigen schuld van [Slachtoffer 1] komt het hof niet toe. Het gaat hierbij immers om een vordering van [Slachtoffer 2] (en niet van [Slachtoffer 1]) jegens de gemeente, welke vordering [Slachtoffer 2] gecedeerd heeft aan Fortis (zie rechtsoverweging 4.6 tussenarrest).
Ten slotte heeft de gemeente nog aangevoerd dat [Slachtoffer 1] mogelijk harder heeft gereden dan de snelheid van ongeveer 50 a 60 km per uur op de rechte weg en de snelheid van ongeveer 36 km per uur op de helling, en voorts dat [Slachtoffer 1] een stuurfout heeft gemaakt. Daargelaten dat deze stellingen betwist zijn door Fortis en niet voldoende uitgebreid onderbouwd zijn, doen deze niet af aan de conclusie in rechtsoverweging 8.8 en 8.9 van dit arrest. Aan een verweer van de gemeente inhoudende "eigen schuld" van [Slachtoffer 1], kan in deze procedure immers niet toegekomen worden.
Mocht [Slachtoffer 1] medeschuld hebben aan het ongeval, dan laat zulks onverlet dat de gemeente ten opzichte van [Slachtoffer 2] hoofdelijk aansprakelijk is (art. 6 102 BW).
8.11 Nu de gemeente niet voldoende gemotiveerd heeft gesteld dat [Slachtoffer 1] - ook wanneer wèl een waarschuwingsbord was geplaatst - ten val was gekomen (en hierdoor ook [Slachtoffer 2]), en daarnaast niet voldoende gemotiveerd betwist heeft dat [Slachtoffer 1] door te remmen geslipt is met zijn motor en daarbij in ieder geval [Slachtoffer 2] ten val is gekomen, is het hof van oordeel dat het causaal verband in de zin van het conditio sine qua non-verband tussen de onrechtmatige daad van de gemeente en de val van [Slachtoffer 2] in beginsel een gegeven is. Voor zover de gemeente met het noemen van de stuurfout van [Slachtoffer 1] dit causale verband heeft bedoeld te betwisten, heeft zij dit niet voldoende onderbouwd gedaan, in die zin dat deze stuurfout los staat van de hiervoor genoemde gevaarlijke wegsituatie.
8.12 Het hof passeert diverse bewijsaanbiedingen van de gemeente, voor zover hiervoor niet reeds besproken, nu deze ten dele niet voldoende specifiek omschreven zijn en voor het overige omdat de stellingen, waarvan bewijs wordt aangeboden, niet relevant zijn voor de hierboven genomen beslissingen.
8.13 Fortis heeft voorts schadevergoeding gevorderd, die bestaat uit het bedrag ad € 276.344,50 dat zij aan [Slachtoffer 2] heeft uitgekeerd, en voorts kosten die vallen onder artikel 6:96 lid 2 sub b en d BW. Ter onderbouwing van eerstgenoemde schade heeft zij ondermeer een bij inleidende dagvaarding een rapport van Nostimos in het geding gebracht (prod. 6 inl. dagv.). De gemeente heeft bij conclusie van antwoord - vrij summier - bezwaar aangevoerd tegen de hoogte van de schade, daarbij met name er op wijzend dat zij niet over alle gegevens beschikt.
Nu de hoogte van de schade verder in deze procedure nauwelijks tot verder partijdebat heeft geleid, en dit gelet op het verloop van de procedure op zich niet onbegrijpelijk is, zal het hof hier niet direct een beslissing op nemen. Het hof zal de zaak eerst naar de rol verwijzen ten einde partijen in de gelegenheid te stellen bij akte hun vordering en verweer, voor zover het betreft de hoogte van de diverse gevorderde schade, nader te onderbouwen. Partijen kunnen desgewenst uiteraard ook aan het hof verzoeken om enige tijd respijt zodat Fortis en de betrokken verzekeraar van de gemeente in die tijd kunnen bezien of en in welke mate zij het mogelijk eens kunnen worden over de hoogte van de schade. PIV-site