RBGEL 180821 Regres van SVO-verzekeraar motorfiets nav aanrijding met linksafslaande auto; bewijsopdracht gedaagde tzv gesteld richtingaangeven en voorsorteren (2)
- Meer over dit onderwerp:
RBGEL 180821 Regres van SVO-verzekeraar motorfiets nav aanrijding met linksafslaande auto; bewijsopdracht gedaagde tzv gesteld richtingaangeven en voorsorteren
2De feiten
2.1.
Op 22 augustus 2019 heeft omstreeks 13:46 uur een aanrijding plaatsgevonden tussen een bij Reaal tegen het risico van wettelijke aansprakelijkheid verzekerde personenauto, Seat Ibiza met kenteken [kenteken] , bestuurd door [betrokkene1] (hierna: [betrokkene1] ) en een motor, merk Yamaha met kenteken [kenteken] , bestuurd door [betrokkene2] (hierna: [betrokkene2] ) met een bij Achmea afgesloten Schade Verzekering Opzittenden (hierna: SVO).
2.2.
Het proces-verbaal van Politie Oost-Nederland (productie 2 van Achmea) vermeldt de volgende toedracht:
“Betrokkene [betrokkene1] reed over de [plaats] in de richting van [plaats] . Ter hoogte van [adres] wilde [betrokkene1] linksaf de oprit oprijden. Hij had hiertoe zijn richtingaanwijzer aangezet en zag dat de personenauto die direct achter hem reed afremde en hem dus had gezien. Op het moment dat hij links de oprit wilde oprijden werd hij links in de zijkant aangereden.
Betrokkene [betrokkene2] reed op zijn motorfiets over de [plaats] , ook in de richting van [plaats] . Hij had niet gezien dat betrokkene [betrokkene1] linksaf sloeg en wilde zowel de getuige [ [getuige1] , rechtbank] als betrokkene [betrokkene1] inhalen, met de aanrijding als gevolg.
Ten gevolge van de aanrijding reed betrokkene [betrokkene1] tegen een hekwerk/muurtje rechts naast de oprit van [adres] te [plaats] . Het hekwerk/muurtje werd in zijn geheel omver gereden.”
2.3.
Voor de [adres] geldt een toegestane maximumsnelheid van 80 km per uur. Weggebruikers mogen inhalen, de weg opdraaien, de weg oversteken en afslaan.
2.4.
In het aanrijdingsformulier (productie 3 van Achmea) heeft [betrokkene2] over de aansprakelijkheid opgemerkt dat de tegenpartij aansprakelijk is, omdat deze linksaf sloeg terwijl ik ( [betrokkene2] ) inhaalde.
In het aanrijdingsformulier (productie 4 van Achmea) heeft [betrokkene1] vermeld dat de tegenpartij (de motorrijder) aansprakelijk is, omdat de motorrijder dacht mij ( [betrokkene1] ) en een andere weggebruiker in te kunnen halen waar dat niet kon omdat ik al met afslaan bezig was.
2.5.
Bij brief van 25 oktober 2019 (productie 5 van Achmea) heeft Achmea Reaal verzocht om aansprakelijkheid te erkennen op grond van artikel 17 RVV, omdat [betrokkene1] een bijzondere manoeuvre maakte door plotseling af te slaan een inrit in en daarbij [betrokkene2] hinderde die hem aan het inhalen was waar dat was toegestaan.
2.6.
Bij brief van 25 oktober 2019 (productie 6 van Achmea) heeft Achmea [getuige1] een formulier over het ongeval van 22 augustus 2019 (productie 6 van Achmea) toegestuurd met onder meer vragen over de toedracht van de aanrijding en met het verzoek een situatieschets te maken en daarop de plaats te markeren waar hij zich bevond ten tijde van het ongeval.
2.7.
Bij emailbericht van 19 november (productie 7 van Achmea) heeft Reaal de aansprakelijkheid van de hand gewezen verwijzend naar het aanrijdingsformulier van [betrokkene1] waaruit blijkt dat [betrokkene1] volgens eigen zeggen tijdig en juist richting heeft aangegeven en heeft voorgesorteerd.
2.8.
In opdracht van Achmea heeft [expert] (hierna: [expert] ) een expertiserapport d.d. 21 november 2019 (productie 8 van Achmea) uitgebracht over de letselschade van [betrokkene2] .
2.9.
Bij emailbericht van 21 januari 2020 (productie 10 van Achmea) heeft Reaal aan Achmea geschreven dat zij nog geen aansprakelijkheid kan erkennen met als toelichting dat zij de getuige [getuige1] telefonisch gaat benaderen voor een verklaring over de toedracht.
2.10.
Met twee emailberichten van 21 april 2020 (productie 11 van Achmea) heeft Reaal aan Achmea bericht dat zij haar afwijzende standpunt over de aansprakelijkheid handhaaft. Zij heeft zich daarbij beroepen op de verklaring van [betrokkene2] , het aanrijdingsformulier van [betrokkene1] en het proces-verbaal. Onder het kopje ‘aanrijdingsformulier’ is onder meer het volgende vermeld: “Dit wordt bevestigd door de getuige. Dit staat alleen niet zwart op wit. Op 27 november 2019 heeft de politie in Doetinchem gebeld dhr [betrokkene3] . Hij heeft aangegeven dat de getuige het verhaal van [betrokkene1] heeft bevestigd.”
3Het geschil
3.1.
Achmea heeft in de verstekprocedure gevorderd dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis
voor recht zal verklaren dat Reaal 100% aansprakelijk is voor het ongeval dat [betrokkene2] is overkomen op 22 augustus 2019,
Reaal zal veroordelen tot betaling aan Achmea van al hetgeen Achmea op grond van de SVO ten aanzien van dit ongeval aan [betrokkene2] heeft betaald dan wel in de toekomst nog zal betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de momenten van betaling tot aan de dagen van de algehele voldoening,
Reaal zal veroordelen in de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf datum vonnis, althans vanaf de veertiende dag na de datum van het vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening.
3.2.
Bij het verstekvonnis zijn de vorderingen van Achmea integraal toegewezen en is Reaal veroordeeld in de proceskosten, aan de zijde van Achmea tot de dag van de uitspraak begroot op in totaal €1.313,38, en in de nakosten.
3.3.
Reaal vordert in het verzet dat zij zal worden ontheven van de veroordeling in het verstekvonnis van 17 februari 2021 tussen Achmea en Reaal en dat de vorderingen van Achmea alsnog worden afgewezen.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4De beoordeling
4.1.
Het verzet is tijdig en op de juiste wijze ingesteld, zodat Reaal in zoverre in haar verzet kan worden ontvangen.
4.2.
Aanleiding voor deze procedure is de aanrijding tussen de auto van [betrokkene1] , verzekerd bij Reaal, en de motor van [betrokkene2] , waarvoor [betrokkene2] een SVO heeft afgesloten bij Achmea. Het gaat om de vraag of Achmea regres krachtens artikel 7:962 BW heeft op Reaal voor de door Achmea aan [betrokkene2] uitgekeerde schade op grond van de door [betrokkene2] bij Achmea afgesloten SVO. Voorwaarde is dat de verzekerde [betrokkene2] terzake van door hem geleden schade vorderingen tot schadevergoeding heeft op derden. Anders gezegd: Als [betrokkene1] jegens [betrokkene2] aansprakelijk is voor de schadelijke gevolgen van het ongeval, gaan deze vorderingen op grond van subrogatie over op Achmea voor zover Achmea de schade van [betrokkene2] heeft vergoed. [betrokkene1] heeft een beroep gedaan op zijn aansprakelijkheidsverzekering bij Reaal, zodat Achmea en Reaal de procespartijen zijn.
4.3.
Dat brengt de kern van het geschil terug tot de vraag wie in welke mate aansprakelijk is voor het aan [betrokkene2] overkomen ongeval. Om deze vraag te kunnen beantwoorden moet de toedracht van het ongeval vaststaan.
[betrokkene1] heeft verklaard dat hij zijn richtingaanwijzer heeft uitgezet, snelheid heeft verminderd en heeft voorgesorteerd alvorens naar links af te slaan. [betrokkene2] heeft verklaard dat het met wisselende snelheid rijden van de auto voor hem de reden voor het passeren is geweest. [betrokkene2] heeft betwist dat [betrokkene1] de richtingaanwijzer heeft uitgezet en heeft voorgesorteerd. [betrokkene2] heeft [betrokkene1] naar eigen zeggen in het geheel niet gezien voordat hij ging inhalen. Volgens [betrokkene2] was hij al aan het inhalen toen [betrokkene1] plotseling linksaf sloeg.
Vast staat dat [betrokkene2] [getuige1] , die achter [betrokkene1] reed, eerst heeft gepasseerd voordat hij in botsing kwam met [betrokkene1] . [getuige1] is degene die kan verklaren over de handelwijze van [betrokkene1] voordat hij naar links afsloeg en over het moment dat [betrokkene2] is gaan inhalen. Tot op heden is geen van de partijen erin geslaagd om een schriftelijke verklaring van [getuige1] te bemachtigen. Ook het summiere proces-verbaal van politie vermeldt alleen zijn naam en hoedanigheid van getuige, maar geen verklaring van hem. Uit de correspondentie tussen Achmea en Reaal (productie 11) is af te leiden dat de verbalisant [getuige1] heeft gesproken en dat men heeft geprobeerd een schriftelijke verklaring van hem te bemachtigen. Voorts heeft geen van partijen aan de hand van de eindpositie van de auto en het remspoor van [betrokkene2] een verkeersanalyse laten maken om de toedracht te kunnen vaststellen. De toedracht staat dus (nog) niet vast. Dat betekent dat zolang niet vaststaat dat [betrokkene1] bij de aanrijding door overtreding van de verkeersregels onrechtmatig heeft gehandeld jegens [betrokkene2] geen vordering op een derde heeft en Achmea dus ook niet wordt gesubrogeerd in die vordering voor zover zij de schade heeft vergoed aan [betrokkene2] .
4.4.
Op Achmea rust de bewijslast van haar stelling dat zij is gesubrogeerd in de rechten van [betrokkene2] . Zij heeft een bewijsaanbod gedaan en haar zal worden opgedragen de door haar gestelde toedracht te bewijzen.
4.5.
Bij het oproepen van de getuigen moet er rekening mee worden gehouden dat het verhoor van een getuige gemiddeld 60 minuten duurt. De namen en woonplaatsen van de getuigen en de tijdstippen waartegen zij zijn opgeroepen, dienen ten minste een week voor het verhoor aan de wederpartij en aan de griffier van de rechtbank te worden opgegeven.
4.6.
Partijen moeten er op voorbereid zijn dat de rechtbank op een zitting bepaald voor de getuigenverhoren een mondeling tussenvonnis kan wijzen waarbij een verschijning van partijen op diezelfde zitting wordt bevolen om inlichtingen over de zaak te vragen, partijen gelegenheid te geven hun stellingen nader te onderbouwen en om te onderzoeken of partijen het op een of meer punten met elkaar eens kunnen worden. Zij moeten daarom in persoon op de getuigenverhoren verschijnen. Een rechtspersoon moet ter zitting vertegenwoordigd zijn door iemand die van de zaak op de hoogte is en bevoegd is tot vertegenwoordiging.
5De beslissing
De rechtbank
5.1.
draagt Achmea op te bewijzen dat [betrokkene1] zijn richtingaanwijzer heeft uitgezet en heeft voorgesorteerd voordat [betrokkene2] met zijn inhaalmanoeuvre is begonnen,
5.2.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 1 september 2021 voor uitlating door Achmea of zij bewijs wil leveren door het overleggen van bewijsstukken, door het horen van getuigen en / of door een ander bewijsmiddel,
5.3.
bepaalt dat Achmea, indien zij geen bewijs door getuigen wil leveren maar wel bewijsstukken wil overleggen, die stukken direct in het geding moet brengen,
5.4.
bepaalt dat Achmea, indien zij getuigen wil laten horen, de getuigen en de verhinderdagen van de partijen en hun advocaten op dinsdagen, woensdagen en donderdagen in de maanden oktober tot en met december 2021 direct moet opgeven, waarna dag en uur van het getuigenverhoor zullen worden bepaald,
5.5.
bepaalt dat dit getuigenverhoor zal plaatsvinden op de terechtzitting van mr. J.A.M. Strens-Meulemeester in het gerechtsgebouw te Zutphen aan De Martinetsingel 2,
5.6.
bepaalt dat alle partijen uiterlijk tien dagen voor het eerste getuigenverhoor alle beschikbare bewijsstukken aan de rechtbank en de wederpartij moeten toesturen,
5.7.
houdt iedere verdere beslissing aan. ECLI:NL:RBGEL:2021:4486