Cahier 2012-11 | 13; Civiel schadeverhaal door slachtoffers van strafbare feiten - Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum
- Meer over dit onderwerp:
Cahier 2012-11 | 13; Civiel schadeverhaal door slachtoffers van strafbare feiten Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum
Samenvatting
In deze rapportage is onderzocht welke rol civiele procedures voor de vergoeding van schade spelen voor slachtoffers van strafbare feiten, welke knelpunten zich daarbij voor slachtoffers kunnen voordoen volgens professionals en welke oplossingen voor geconstateerde knelpunten denkbaar zijn.
De rol van civiele procedures is onderzocht door het aantal slachtoffers dat gebruikmaakt van de civiele procedure vast te stellen en af te zetten tegen andere mogelijke routes voor schadeverhaal door slachtoffers. In beginsel kan compensatie voor schade verkregen worden via een fonds (Schadefonds Geweldsmisdrijven, Waarborgfonds Motorverkeer), via een verzekering of via de dader. Voor deze routes gelden verschillende juridische voorwaarden (onder meer soort schade, hoogte van de vergoeding, het type strafbaar feit, de kring van gerechtigden). Slachtoffers met een onbekende dader, waarvan naar schatting sprake is bij 67% tot 75% van de delicten, hebben slechts beperkte mogelijkheden om schade vergoed te krijgen. Zij kunnen om die reden geen civiele procedure tegen de dader starten. In deze rapportage is, voor zover mogelijk, in kaart gebracht hoeveel slachtoffers gebruikmaken van de verschillende routes om hun schade vergoed te krijgen.
Uit het dossieronderzoek bij de rechtbanken komt naar voren dat in 2010 naar schatting 483 rechtszaken zijn afgedaan waarin een slachtoffer schadevergoeding vordert van de dader. Het werkelijke aantal zaken kan afwijken van deze schatting, maar het ligt met 95% zekerheid tussen 411 en 556. Het gaat hierbij alleen om zaken behandeld door de sector civiel. In 2010 was de sector civiel bevoegd te oordelen over vorderingen vanaf € 5.000 en vorderingen van onbepaalde waarde. Ook
bij de sector kanton worden civiele schadeverhaalzaken gevoerd: in 2010 ging het om vorderingen tot € 5.000. Vanwege registratieproblemen is het binnen het bestek van dit onderzoek niet mogelijk daar zicht op te krijgen. Van 400 van de 483 zaken van de sector civiel zijn gedetailleerde gegevens beschikbaar, waaruit blijkt dat het om 343 eisers (86%) gaat die slachtoffer zijn geworden van een vermogensdelict, 50 van een gewelds- of zedendelict (13%) en 7 van een ander delict (2%). Ongeveer 292 eisers (73%) zijn een rechtspersoon en 108 eisers zijn een natuurlijk persoon (27%). Van de 292 rechtspersonen zijn er 184 leverancier van de gedaagde (46%); het gaat hierbij waarschijnlijk om energiemaatschappijen die schadevergoeding vorderen voor elektriciteitsdiefstal in verband met wietteelt. Er zijn duidelijke verschillen tussen zaken waarin geprocedeerd wordt vanwege enerzijds vermogensdelicten en anderzijds vanwege geweldsdelicten (bijv. qua doorlooptijd, gevorderd bedrag en verstekpercentage). In een kwart van de dossiers wordt de behandeling van de rechtszaak beëindigd (‘doorgehaald’) voordat het eindvonnis wordt gewezen; waarschijnlijk komen partijen er in overleg uit zonder dat de rechter uitspraak hoeft te doen. In 37 rechtszaken (9%) is de vordering van het slachtoffer geheel afgewezen, bij 94 (24%) gedeeltelijk toegewezen en 176 vorderingen (44%) zijn geheel toegewezen. Een punt van aandacht is het verstekpercentage van 31%. Dat wijst op mogelijke verhaalsproblemen bij de inning van de vordering, omdat uit eerder onderzoek blijkt dat verstek daarvoor een indicator is.
Uit de literatuur en interviews met professionals (zes rechters, vijf advocaten en twee wetenschappers) komt een aantal potentiële knelpunten naar voren voor slachtoffers die een civiele procedure (overwegen te) voeren tegen de dader. Het gaat hierbij om hoge kosten voor de procedure en de lange duur van een procedure.
Daarnaast wordt erop gewezen dat een deel van de slachtoffers een ontoereikend besef van de eigen rechtspositie heeft en niet zelf terecht komt bij deskundige rechtsbijstand. De kwaliteit van de rechtsbijstand van slachtoffers en daders is een potentieel knelpunt, dat genoemd wordt, onder meer in verband met strafrechtadvocaten die civiel procederen en bij niet-gespecialiseerde advocaten die rechtsbijstand verlenen in complexe letselschadezaken. Bij een civiele procedure doen zich mogelijk problemen voor in verband met de bewijslevering, waarbij volgens professionals een rol speelt dat het vanuit het perspectief van het slachtoffer moeilijk te begrijpen is dat er bewijs geleverd moet worden en dat de gedaagde met verweren kan komen. Een strafrechtelijke veroordeling kan de bewijslevering voor de aansprakelijkheid vereenvoudigen, maar wat betreft het causaal verband en de omvang van de schade kan de bewijslevering ook met een strafvonnis moeilijk zijn. De emotionele belasting van een procedure, waaronder de confrontatie met de dader op de zitting en de angst voor represailles, kan groot zijn voor slachtoffers, aldus de professionals. Daarnaast is een slechte verhaalspositie van het slachtoffer een punt van aandacht: een toewijzend vonnis voor het slachtoffer betekent niet dat het geld
ook daadwerkelijk aan het slachtoffer betaald wordt. Slachtoffers zijn daar niet op bedacht. De resultaten uit de interviews zijn verkennend van aard, gelet op het beperkt aantal interviews met een selecte groep professionals. De vraag of en in welke mate slachtoffers deze knelpunten daadwerkelijk ervaren, is interessant voor nader onderzoek. Dit onderzoek biedt daarvoor aanknopingspunten.
Verschillende oplossingen worden door de professionals voorgesteld om mogelijke knelpunten te verminderen, die uiteenlopen van praktische oplossingen voor specifieke knelpunten, het uitbreiden van de dekking voor schade door een strafbaar feit via de aansprakelijkheidsverzekering, het beter benutten van de mogelijkheden om schadevergoeding in het strafproces te krijgen tot het invoeren van een apart
regime voor slachtoffers van misdrijven die civiel procederen.
Gelet op het geschatte aantal delicten ondervonden door natuurlijke personen met een schade hoger dan € 4.544 is het aantal civiele procedures (108) door natuurlijke personen voor de civiele sector aanhangig gemaakt, klein. Daarnaast blijkt dat andere routes voor schadeverhaal in 2010 vaker gebruikt zijn door slachtoffers. Om vast te stellen wat de rol van de civiele procedure precies is in verhouding tot de andere routes om schade gecompenseerd te krijgen, is echter meer kennis nodig.
Vervolgonderzoek zou zich kunnen richten op gedetailleerd inzicht in de aard en omvang van schade die verschillende typen slachtoffers lijden en op het nader in kaart brengen van de routes die slachtoffers volgen om hun schade vergoed te krijgen. Met name de rol die verzekeringen bieden voor schade als gevolg van een strafbaar feit, zou nader onderzocht kunnen worden. Zaken die bij de sector kanton spelen verdienen ook aandacht, mede gelet op de verhoging van de competentiegrens, waardoor een aanzienlijk deel van de rechtszaken nu bij de kantonrechter behandeld wordt. In ieder geval is duidelijk dat in 2010 maar weinig slachtoffers gebruik hebben gemaakt van civiel schadeverhaal om schade als gevolg van een strafbaar feit vergoed te krijgen van de dader; de knelpunten voor slachtoffers die zich volgens de professionals kunnen voordoen bij een civiele procedure, spelen hierbij vermoedelijk een rol
WODC Volledige tekst: WODC-cahier-2012-11