Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Arnhem 091111 benoeming & vraagstelling arbeidsdeskundige en bedrijfseconoom bij schade zelfstandige

Rb Arnhem 091111 benoeming & vraagstelling arbeidsdeskundige en bedrijfseconoom bij schade zelfstandige 
2.  De verdere beoordeling 
2.1.  Naar aanleiding van het laatste tussenvonnis hebben de partijen zich uitgelaten over de voorgenomen benoeming van een arbeidsdeskundige en voorgestelde vragen. 

2.2.  Beide partijen kunnen zich in de benoeming van een arbeidsdeskundige vinden. Met het voorstel van [eiser sub 1] c.s. om de heer J. Wouters van Bureau Terzet te Nijkerk te benoemen, stemt het Bureau in. De partijen zijn het ook eens met de door de rechtbank voorgestelde vragen. [eiser sub 1] c.s. heeft daarbij nog de kanttekening geplaatst dat de vragen naar het bestaan van restcapaciteit van arbeidsvermogen en de mogelijkheid die buiten de eigen onderneming aan te wenden een hoog fictief gehalte hebben, omdat [eiser sub 1] die resterende verdiencapaciteit heeft benut om zijn bedrijf gaande te houden. Het Bureau heeft in herinnering gebracht dat wat haar betreft ter beoordeling van de schadevergoeding die wordt gevorderd in verband met verlies van arbeidsvermogen ook nog een deskundige zal moeten worden benoemd die de rechtbank zal voorlichten over, kort gezegd, de bedrijfseconomische ontwikkeling van [eiser sub 2 (het bedrijf van eiser sub 1)] in de situatie met ongeval en (hypothetisch) zonder ongeval alsmede over de ontwikkelingen in het verleden en in de toekomst in de bedrijfstak waarbinnen [eiser sub 2 (het bedrijf van eiser sub 1)] opereert. Het Bureau stelt voor daartoe de heer M.J. van der Eijk, verbonden aan het bureau Van Dalen & Van der Eijk te Amersfoort, als deskundige te benoemen. 

2.3.  Met betrekking tot de kanttekening van [eiser sub 1] c.s. wordt overwogen dat de rechtbank bij de begroting van de schade wegens verlies van arbeidsvermogen rekening zal moeten houden met hetgeen in redelijkheid van een benadeelde kan worden gevergd ter aanwending van restcapaciteit tot het verrichten van inkomensvormende arbeid. Daarbij spelen allerlei omstandigheden een rol, waartoe in dit geval ook behoort de omstandigheid dat de benadeelde ten tijde van het ongeval een eigen onderneming dreef. Dit neemt niet weg dat thans de deskundige ook zal worden gevraagd naar het al dan niet bestaan van restverdiencapaciteit van [eiser sub 1] buiten zijn onderneming. Daarna zal de zojuist genoemde toetsing door de rechtbank plaatsvinden. 

2.4.  In het verlengde hiervan is te verwachten dat de rechtbank ter bepaling van de schade wegens het verlies van arbeidsvermogen ook nog behoefte zal hebben aan de door het Bureau voorgestelde deskundige voorlichting die verband houdt met de onderneming van [eiser sub 1]. De rechtbank is voornemens daartoe in een later stadium een deskundigenbericht in te winnen bij de door het Bureau voorgestelde deskundige M.J. van der Eijk. Aan [eiser sub 1] c.s. wordt verzocht zich in hun conclusie na arbeidsdeskundig deskundigenbericht over dit voornemen uit te laten en een voorstel te doen voor de te stellen vragen. Aan het Bureau wordt verzocht zich in zijn conclusie na arbeidsdeskundige rapportage eveneens een voorstel omtrent de vragen te doen. Aan de partijen wordt in overweging gegeven over die vragen met elkaar te overleggen. 

2.5.  Nu zal eerst de arbeidsdeskundige J. Wouters als deskundige worden benoemd, ter beantwoording van de hierna, bij de beslissing, vermelde vragen. De heer Wouters heeft verklaard vrij te staan ten aanzien van de partijen en bereid te zijn een deskundigenbericht uit te brengen. Conform zijn opgave zal het door het Bureau bij de griffie te deponeren voorschot op zijn loon en kosten worden bepaald op € 3.000,-- (inclusief omzetbelasting). 

2.6.  Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden. 

3.  De beslissing 
De rechtbank 

beveelt een onderzoek door een deskundige ter beantwoording van de volgende vragen: 
a.  Wilt u een volledige en gedetailleerde inventarisatie maken van de opleidingen, kennis, vaardigheden en het arbeidsverleden van [eiser sub 1]? 
b.  Kunt u een (naar tijdsbesteding en soort werkzaamheden gespecificeerd) overzicht geven van de werkzaamheden van [eiser sub 1] als directeur (in loondienst) in de besloten vennootschap [eiser sub 2 (het bedrijf van eiser sub 1)] B.V. en in de vennootschap naar Duits recht Wevamed Warenhandel- und Vertriebs GmbH ten tijde van het ongeval? 
c.  Kunt u aangeven in welke mate naar uw oordeel [eiser sub 1] sinds het ongeval in staat was en is de onder b bedoelde werkzaamheden te verrichten, gelet op de ongevalsgerelateerde beperkingen die de rechtbank in het tussenvonnis van 17 augustus 2011 (rov. 2.10) heeft overgenomen uit de deskundigenberichten van dr. H.W.B. Schreuder en drs. A.H.C. Geerlings? Wilt u uw antwoord zo uitgebreid mogelijk motiveren en daarbij zo nodig periodes onderscheiden? 
d.  Kunt u, voor het geval [eiser sub 1] niet of slechts verminderd in staat is (geweest) de werkzaamheden verbonden aan zijn functie binnen [eiser sub 2 (het bedrijf van eiser sub 1)] B.V. en Wevamed GmbH uit te oefenen, aangeven of hij in staat is (geweest) in plaats daarvan andere (inkomenvormende) werkzaamheden te verrichten die, gelet op zijn opleiding, kennis en ervaring, als passend waren of zijn aan te merken? Kunt u in het voorkomende geval aangeven welke beroepen in aanmerking kwamen of komen en voor hoeveel uren per week [eiser sub 1] daarvoor geschikt was of is? 
e.  Kunt u voorts aangeven of er in de omgeving van [eiser sub 1] vacatures in die beroepen sinds het ongeval waren of zijn, of (en zo ja, op welke termijn) [eiser sub 1] zo’n functie daadwerkelijk had of zal kunnen verwerven en of daartoe al dan niet eerst bijscholing was of is vereist (met specificatie van de met die bijscholing gemoeide tijd en kosten)? 
f.  Kunt u (globaal) aangeven welke bruto inkomsten [eiser sub 1] met de in vraag d. bedoelde werkzaamheden in redelijkheid zou (hebben) kunnen verdienen en tot welke leeftijd hij in die werkzaamheden, gelet op de beschikbare (statistische en/of branchegegevens), werkzaam zou (hebben)kunnen zijn? 
g.  Wilt u, indien [eiser sub 1] niet geheel maar slechts gedeeltelijk ongeschikt was of is voor het verrichten van andere passende werkzaamheden, aangeven in welke mate dat het geval was of is (voor zover deze vraag met uw antwoorden op de vorige nog niet volledig is beantwoord)? 
h.  Welke andere feiten of omstandigheden, gebleken uit het onderzoek, kunnen naar uw oordeel van belang zijn voor een goed begrip van de zaak? 

benoemt tot deskundige om dit onderzoek te verrichten: 
de heer J. Wouters, verbonden aan Bureau Terzet (nieuw adres: Nijverheidsstraat 9, 3861 RJ Nijkerk, tel. 033-4320230, fax 033-4320233, email: arbeid@terzet.nl), LJN BU5800