Hof Den Haag 121007 RSI? Vraagstelling voor arbeidsdeskundigen ivm werkplek, vervolgens voor medici
- Meer over dit onderwerp:
Hof Den Haag 121007 RSI? Vraagstelling voor arbeidsdeskundigen ivm werkplek, vervolgens voor medici
8. Het hof, er voorshands vanuit gaande dat partijen zich kunnen verenigen met het benoemen van één van de arbeidsdeskundigen van Heling & Partners als hiervoor aan de orde gekomen, is voornemens (conform de tussen partijen bereikte overeenstemming) aan de arbeidsdeskundige te verzoeken te rapporteren omtrent de volgende vraagpunten.
Over de aard van het werk en ergonomie
Vraag 1.
Kunt u zo uitgebreid mogelijk beschrijven waaruit de werkzaamheden van betrokkene bij ABB in de periode 1994 t/m medio 1998 hebben bestaan? Kunt u hierbij onderscheid aanbrengen in het aantal uur dat betrokkene per week aan elk van deze werkzaamheden heeft besteed? Kunt u ook aandacht besteden aan de mate van afwisseling van de verschillende werkzaamheden?
Vraag 2.
Kunt u aangeven wat de belastende werking van deze werkzaamheden was op het moment dat betrokkene deze werkzaamheden verrichtte? Kunt u hierbij aandacht besteden aan de verschil-lende werkzaamheden apart en het totaal van de werkzaamheden?
Vraag 3.
Kunt u vermelden of, en zo ja, in welke periode er sprake is geweest van hand- en polsbelasten-de werkzaamheden, waarbij sprake is geweest van repeterende werkzaamheden, dan wel werk-zaamheden die langdurig in een statische omstandigheid moesten worden verricht? Kunt u dit al-les zo uitgebreid mogelijk beschrijven?
Vraag 4.
Wilt u uw onderzoek zodanig inrichten dat u deze vragen kunt beantwoorden op basis van:
- uw eigen onderzoek;
- de zienswijze van betrokkene;
- de schriftelijk en mondelinge informatie van ABB met betrekking tot de aard van de specifieke werkzaamheden van betrokkene;
- het rapport van ing. P. Voskamp van Vhp adviseurs d.d. 5 oktober 2001;
- het rapport van Arboschade d.d. 11 november 1999 en de schriftelijke verklaringen van de heer Nathie en de heer Jahangier.
Vraag 5.
Waren in Nederland ergonomische aanpassingen aan de werkplek van betrokkene of pro-gramma's bekend waarmee ABB het optreden van de klachten had kunnen voorkomen toen zij zich voor het eerst voordeden?
Over de schade
Vraag 6.
Indien de orthopeed Schüller en de neuroloog Van Rossum menen dat de belemmeringen van blijvende aard zijn, kunt u dan met hen overleg plegen en de vraag beantwoorden of - naast de inmiddels getroffen maatregelen - ergonomische aanpassingen van de werkplek of aanpassin-gen in het werk zelf gerealiseerd kunnen worden, die betrokkene in staat stellen zijn werkzaam-heden als CAD-tekenaar te hervatten? Kunt u tevens overleg plegen over de vraag tot welke werkzaamheden betrokkene met zijn resterende arbeidscapaciteit in staat moet worden geacht? Kunt u ten slotte overleg plegen en de vraag beantwoorden welk inkomen betrokkene met deze werkzaamheden zou kunnen verdienen?
Vraag 7.
Kunt u aangeven, na een huisbezoek aan betrokkene, hoeveel uur huishoudelijke hulp en even-tueel hulp bij zelfwerkzaamheid hij behoeft op grond van het door de medisch deskundige(n) uit-gebrachte rapport?
Vraag 8.
Indien het rapport van de medisch deskundige(n) constateert dat sprake is van blijvend letsel, kunt u dan rapporteren over de mate waarin betrokkene in de toekomst behoefte heeft aan huis-houdelijke hulp? Graag daarbij tot uitdrukking brengen of deze behoefte varieert naar gelang de gezinssamenstelling, leeftijd van betrokkene of andere omstandigheden.
Vraag 9.
Is het vanwege de aard/omvang van de huishoudelijke hulp noodzakelijk dat daaraan bijzondere eisen worden gesteld of is hulp door een thuiszorg instelling toereikend?
Vraag 10.
Welke andere feiten of omstandigheden, gebleken uit onderzoek, kunnen van belang zijn voor een goed begrip van de zaak?
9. Het hof is voornemens de deskundigen dr. Ph.J.M. Elsenburg, neuroloog, en drs. J.H. Postma, orthopeed, te verzoeken te rapporteren omtrent de volgende vraagpunten.
Over de klachten c.q. aandoening:
Vraag 1.
Hoe luidt de anamnese?
Vraag 2.
Wat zijn uw bevindingen bij medisch onderzoek?
Vraag 3.
Is het klachtenpatroon zoals geuit bij anamnese binnen uw vakgebied verklaarbaar uit uw bevin-dingen uit het medisch onderzoek?
Vraag 4.
Welke diagnose stelt u op uw vakgebied naar aanleiding van uw onderzoek, de anamnese en de meegestuurde - en nadien mogelijk van de behandelend sector ontvangen - medische berichtge-ving?
Vraag 5.
Kunt u gemotiveerd aangeven of de door u gestelde diagnose overeenkomt met één van de 11 zogenaamde specifieke ABBE's (aandoeningen aan het bewegingsapparaat in de bovenste ex-tremiteit) alle beschreven in het SALTSA rapport* of betreft het hier een a-specifieke ABBE?
* Saltsa rapport: Richtlijnen voor de vaststelling van de arbeidsrelatie van aandoeningen aan het bewe-gingsapparaat in de bovenste extremiteit van mei 2000, opgesteld door J.K. Sluiter, K.M. Rest en M.H.W. Frings-Dresen. Dit Europese project is uitgevoerd door het Coronel Instituut voor Arbeid, Milieu en Ge-zondheid van het Academisch Medisch Centrum / Universiteit van Amsterdam.
Vraag 6.
Kunt u uit de medische informatie uit de behandelend sector en van de betrokkene opmaken wanneer de klachten van betrokkene precies, zijn begonnen?
Vraag 7.
Acht u thans een eindtoestand bereikt of verwacht u nog veranderingen in gunstige dan wel on-gunstige zin, al dan niet na therapeutische maatregelen?
Vraag 8.
Van welke therapeutische maatregelen verwacht u in de toekomst nog veranderingen ten goede in de situatie van betrokkene? Wilt u in uw antwoord blijk geven van hetgeen de Commissie van de Gezondheidsraad in Hoofdstuk 7 van haar advies aan de Minister van Volksgezondheid, Wel-zijn en Sport d.d. 27 november 2000 heeft opgemerkt?
Vraag 9.
Vindt momenteel nog therapie of andere soorten behandeling plaats? Welk resultaat verwacht u op welke termijn hiervan ten aanzien van de huidige klachten?
Vraag 10.
Acht u voor een juiste beantwoording van deze vragen een onderzoek op een ander vakgebied, bijvoorbeeld neuropsychologie, reumatologie of ergotherapie geïndiceerd? Indien het antwoord op deze vraag bevestigend is, wilt u dan een u goed bekend staande specialist aan beide partijen voorstellen?
Over het causaal verband tussen de klachten en het werk bij ABB.
Vraag 11.
Acht u het op basis van uw onderzoeksbevindingen aannemelijk dat de door u vastgestelde afwijkingen geheel of ten dele hun oorsprong vinden in de werkzaamheden die betrokkene bij ABB verrichtte? Deze werkzaamheden blijken uit het onderzoeksrapport opgesteld door de arbeidsdeskundige de heer R. de Vree of P.E. Hulsken van Heling & Partners B.V. te Assen. Kunt u deze vraag zo uitgebreid mogelijk beantwoorden en alle factoren die hierin mogelijk een rol spelen bespreken? Wilt u in uw antwoord blijken geven van hetgeen de Commissie van de Gezondheidsraad in hoofdstuk 5 van haar advies aan de Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 27 november 2000 heeft opgemerkt?
Vraag 12.
Wilt u aan de hand van het SALTSA rapport en de door gegeven beslisregels de mate van ar-beidsgerelateerdheid van de aandoening van betrokkene bepalen?
Vraag 13.
Hoeft u in de informatie uit de behandelend sector gebeurtenissen of pre-existent letsel aangetroffen dat mogelijk (mede) aanleiding was voor het ontstaan van de huidige klachten?
Vraag 14.
Kent u bij het ontstaan van de klachten een rol van betekenis toe aan het feit dat betrokkene in 1995 betrokken is geweest bij een auto-ongeval, waarbij hij van achteren is aangereden? Kent u bij het ontstaan van de klachten een rol van betekenis toe aan het feit dat betrokkene in zijn vrije tijd aan judo deed en het (door [Partij A] betwiste) feit dat betrokkene auto's spoot en uitdeukte?
Vraag 15.
Indien u vraag 14 positief heeft beantwoord, kunt u dan aangeven of betrokkene dientengevolge op enig moment geheel of gedeeltelijk zou zijn uitgevallen voor zijn werk als CAD-tekenaar. Zo ja, op welke termijn?
Vraag 16.
Indien u vraag 11 positief heeft beantwoord, kunt u dan het percentage blijvende functionele invaliditeit van de gehele persoon noemen, uitsluitend tengevolge van de afwijkingen die voort-vloeien uit de werkzaamheden bij ABB op basis van de AMA-normen en de richtlijnen van de be-roepsgroep?
Vraag 17.
Kunt u aangeven of het ontstaan van de klachten vanuit medisch oogpunt, naar de stand van de wetenschap op het moment dat die klachten zich voor het eerst voordeden door de werkgever of door betrokkene zelf, voorkomen hadden kunnen worden, en zo ja hoe/door middel waarvan? Wilt u bij de beantwoording van deze vraag blijk geven van hetgeen de Commissie van de Ge-zondheidsraad in Hoofdstuk 5 en 7 van haar advies aan de Minister van Volksgezondheid, Wel-zijn en Sport d.d. 27 november 2000 heeft opgemerkt?
Vraag 18.
Kunt u vanuit uw vakgebied verklaren dat betrokkene vanaf 1994 tot medio 1998 zijn werkzaam-heden als beschreven in het rapport van de heer R. de Vree of P.E. Hulsken van Heling & Part-ners B.V. heeft verricht en waarom dit in het jaar 1998 niet meer lukte?
Vraag 19.
Kunt u vanuit uw vakgebied verklaren dat de klachten van betrokkene persisteerden nadat de werkplek was aangepast en dat deze tevens aanhielden op het moment dat hij geen werkzaam-heden voor ABB meer verrichtte?
Vraag 20.
Kunt u aangeven wat in 1998, naar de stand van de wetenschap op dat moment, bekend was over de oorzaken van het ontstaan van dergelijke klachten en welke maatregelen vanuit medisch perspectief destijds van de werkgever verwacht mochten worden om deze te voorkomen?
Over de beperkingen van betrokkene
Vraag 21.
Kunt u aangeven welke beperkingen betrokkene door zijn aandoening naar uw oordeel onder-vindt ten aanzien van activiteiten in het dagelijks leven, in de vrije tijd en bij de beroepsuitoefe-ning in het algemeen (inclusief huishoudelijke hulp)? Zijn deze belemmeringen van blijvende aard? Wilt u bij beantwoording van deze vraag de naar uw mening bestaande beperkingen zo nauwkeurig mogelijk beschrijven?
Vraag 22.
Indien u meent dat de belemmeringen van betrokkene van blijvende aard zijn, kunt u dan met de arbeidsdeskundige (de heer R. de Vree of P.E. Hulsken van Heling & Partners B.V.) overleg ple-gen en de vraag beantwoorden of - naast de reeds getroffen maatregelen - ergonomische aan-passingen van de werkplek of aanpassingen in het werk zelf gerealiseerd kunnen worden, die be-trokkene in staat stellen zijn werkzaamheden als CAD-tekenaar te hervatten? Kunt u tevens over-leg plegen over de vraag tot welke werkzaamheden betrokkene met zijn resterende arbeidscapa-citeit in staat moet worden geacht? Kunt u ten slotte overleg plegen en de vraag beantwoorden welk inkomen betrokkene met deze werkzaamheden zou kunnen verdienen? Kunt u hierbij mede de huidige werkzaamheden van betrokkene betrekken?
Vraag 23.
Heeft u nog op- of aanmerkingen die voor de beoordeling van de casus van belang kunnen zijn? LJN BC0022