Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Arnhem 280508 onvoldoende grond om aan te nemen dat oogafwijkingen gevolg zijn van het ongeval

Rb Arnhem 280508 onvoldoende grond om aan te nemen dat oogafwijkingen gevolg zijn van het ongeval
2.4.  Het enkele feit dat [eis.conv./ged.reconv.] voor het ongeval geen oogafwijkingen had en na het ongeval wel, is op zichzelf onvoldoende om aan te nemen dat deze afwijkingen het gevolg zijn van het ongeval. Om een oorzakelijk verband aan te nemen is meer nodig. Ten minste zal er overtuigend medisch bewijs moeten zijn dat de afwijkingen die [eis.conv./ged.reconv.] ondervindt, ook daadwerkelijk door het ongeval veroorzaakt zouden kunnen worden. Daarvan is volgens [deskundige] echter geen sprake. Een deel van de afwijkingen - de refractie-afwijking en het matig stereoscopisch zien - is zo algemeen dat deze volgens [deskundige] als normaal kan worden beschouwd. Een deel van de afwijkingen - geringe hypermetropie - kan worden aangemerkt als een gevolg van het ouder worden. Voor de assymetrische accommodatieve afwijking bestaat volgens [deskundige] geen, althans onvoldoende wetenschappelijk bewijs dat die het gevolg kan zijn van een trauma. Tegen deze bevindingen en conclusies van [deskundige] heeft [eis.conv./ged.reconv.], behoudens zijn hiervoor onder 2.3. weergegeven stelling, niets steekhoudends ingebracht. De rechtbank zal het deskundigenbericht dan ook overnemen. Op grond daarvan moet worden geconcludeerd dat er onvoldoende grond is om aan te nemen dat de oogafwijkingen het gevolg zijn van het op 21 mei 2004 voorgevallen incident. Hieraan voegt de rechtbank nog toe dat uit het feit dat [eis.conv./ged.reconv.] voor het ongeval geen beperkingen in zijn visuele vermogen heeft ondervonden niet zonder meer kan worden afgeleid dat van afwijkingen ook geen sprake was. Niet uitgesloten is immers dat een minimale afwijking door [eis.conv./ged.reconv.] niet is bemerkt.(...)
LJN BD3445