Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Dordrecht 020108 wederom deskundigenbericht na nieuwe gegevens mbt ontstaansmoment klachten

Rb Dordrecht 020108 wederom deskundigenbericht na nieuwe gegevens mbt ontstaansmoment rug-, nek- en hoofdpijnklachten
2.3.  Geerlings heeft als -door partijen aangezochte- deskundige voorafgaand aan deze procedure een deskundigenrapport opgesteld met daarbij als uitgangspunt dat van pijn in de rug en nek bij [eiser] niet eerder melding wordt gemaakt dan in de brief van huisarts Samba van 31 juli 2001. Het is echter de rechtbank inmiddels gebleken dat rug-, nek- én hoofdpijnklachten van [eiser] eerder zijn opgekomen, namelijk kort voor, of op 8 februari 2001 (zie rechtsoverweging 4.6 van het tussenvonnis van 4 april 2007). Het is de vraag of dit Geerlings noopt tot een ander standpunt dan thans door hem ingenomen. De rechtbank heeft daarin aanleiding gevonden om voor te stellen om Geerlings als deskundige te benoemen. (...)

De rechtbank:
beveelt een onderzoek door een deskundige;

benoemt tot deskundige:

A.H.C. Geerlings (neuroloog verbonden aan het Yssellandziekenhuis te Capelle aan den IJssel),

teneinde een onderzoek in te stellen en een schriftelijk en met redenen omkleed antwoord te geven op de navolgende vragen:

1.   Kennisnemend van de patiëntenkaart van [eiser] en de brief van huisarts Samba van 9 februari 2001: zou uw antwoord op de vraag of de rug-, nek- en hoofdpijnklachten van [eiser] het gevolg zijn van het ongeval anders luiden wanneer u ervan uit gaat dat deze klachten zijn ontstaan kort voor of op 8 februari 2001? Zo ja, hoe zou uw antwoord dan luiden?

2.  Zou u bij de beantwoording van bovengenoemde vraag de richtlijnen van de NVvN willen betrekken, daarop willen ingaan en willen aangeven of de rug-, nek- en hoofdpijnklachten van [eiser] daaraan voldoen?

3.  Heeft u de brief van neuroloog dr. H. Kerkhoff d.d. 19 juni 2001 bij uw eerdere rapportage van 8 oktober 2004 betrokken? (De rechtbank heeft namelijk geconstateerd dat deze brief wel in het rechtbankdossier is opgenomen maar niet door u in uw onderzoek is vermeld.) Indien u die brief niet in die rapportage heeft betrokken, hoe luidt dan nu uw antwoord op de vraag of de rug-, nek- en hoofdpijnklachten van [eiser] het gevolg zijn van het ongeval?

4.  In uw rapport wordt melding gemaakt van een brief van dr. R.P. Kleyweg d.d. 3 augustus 2004, terwijl zich in het rechtbankdossier enkel een brief van Kleyweg bevindt van 10 mei 2004. Is sprake van twee verschillende brieven of van één en dezelfde brief waarbij abusievelijk een verkeerde datum is vermeld? Van welke brief/brieven van dr. Kleyweg bent u uitgegaan bij uw eerder rapportage? Indien er een brief van dr. Kleyweg is die u destijds niet uw rapportage heeft betrokken: hoe zou dan uw antwoord luiden op de vraag of de rug-, nek- en hoofdpijnklachten van [eiser] het gevolg zijn van het ongeval indien u deze brief nu wel bij uw oordeel betrekt?
  
5.  Heeft u nog opmerkingen die relevant kunnen zijn voor de beoordeling   van de zaak?
LJN BC1403