Overslaan en naar de inhoud gaan

Hof Den Bosch 230609 whiplash accountant, oordeel over eerdere gezamenlijke rapportage

EXPERTISE / DESKUNDIGENBERICHT, verdiencapaciteit

Hof Den Bosch 230609 whiplash accountant, oordeel over eerdere gezamenlijke rapportage
5.4.1. Het hof oordeelt als volgt.

Verlies verdienvermogen

5.4.2.1. In de grieven I t/m XV werpt [appellant] bezwaren op tegen het belang dat de rechtbank aan het rapport van [persoon 1] heeft toegekend, tegen het onvoldoende in aanmerking nemen van het rapport van [bedrijf 5], tegen de (inhoud van de) opdracht aan de deskundige Boers en tegen het overnemen van de conclusies van de deskundige Boers door de rechtbank. [appellant] acht het in het bijzonder in strijd met de redelijkheid en billijkheid dat Achmea, terwijl zij weet dat [appellant] niet gehouden wil worden aan de conclusies van [persoon 1], toch bepleit dat [appellant] daar wél aan gebonden is.
Het hof zal deze grieven tezamen behandelen.

5.4.2.2. Nadat partijen vanaf april 2000 tevergeefs pogingen hadden gedaan om in onderling overleg de arbeidsvermogenschade van [appellant] vast te stellen, heeft Achmea aanvankelijk voorgesteld om [persoon 1] als bindend adviseur op dit punt aan te stellen. [appellant] heeft dat afgewezen. Nadat [persoon 1] had voorgesteld dat hij, in plaats van als adviseur van één van partijen, ook als wederzijds adviseur kon optreden, is uiteindelijk na uitvoerig nader overleg tussen partijen door de advocaat van [appellant] aan [persoon 1] opdracht gegeven bij brief van 8 november 2001, die voor zover hier van belang luidt:

Mede namens mijn confrère.......verzoek ik u een onderzoek in te stellen naar het verlies aan verdienvermogen wat mijn cliënt....heeft geleden..........
Partijen zijn het niet eens over het inkomen wat mijn cliënt, het ongeval weggedacht, zou hebben kunnen genereren uit zijn eenmanszaak en evenmin over de periode dat hij zonder ongeval als accountant werkzaam zou zijn geweest. Mijn cliënt stelt zich op het standpunt..........terwijl Achmea daarentegen van oordeel is.......... Tevens stelt mijn cliënt als voorwaarde, waarmee Achmea heeft ingestemd, dat er minimaal één gesprek tussen u en mijn cliënt plaats zal vinden over deze cijfers.
Voor het overige zijn partijen overeengekomen dat u de procedure bepaalt........
Tenslotte kan ik u mededelen dat partijen zijn overeengekomen dat Achmea de kosten van uw onderzoek voor haar rekening zal nemen.......... Gezien het feit dat partijen nogal wat tijd kwijt zijn geraakt tot aan het moment dat ik u deze brief kon sturen, verzoek ik u uw onderzoek met enige spoed te willen verrichten.............

Bij brief van 15 november 2001 heeft [persoon 1] de opdracht aanvaard en aan de advocaat van Achmea onder meer geschreven:

In onderling overleg hebben uw cliënte Achmea....en de heer....[appellant]......mij gevraagd onderzoek te doen naar het verlies aan arbeidsvermogen van de heer [appellant].........
Bij het bepalen van het verlies aan arbeidsvermogen zal ik een hypothese moeten formuleren over de wijze waarop gelaedeerde zijn arbeidsvermogen zou aanwenden indien hem het ongeval niet zou zijn overkomen...............Om de specifieke situatie van gelaedeerde te leren kennen zal ik, naast bestudering van de financiële stukken van de betrokken ondernemingen, ook een gesprek met hem aangaan over zijn bedrijfsvoering............ De jaarcijfers, het gesprek en de marktverkenning zullen gezamenlijk leiden tot een oordeel over de wijze waarop gelaedeerde zijn onderneming zonder ongeval redelijkerwijs zou hebben geëxploiteerd.......... Vergelijking van de netto consumptieve inkomstenstroom in de situatie zonder ongeval met de feitelijke netto consumptieve inkomstenstroom met ongeval levert inzicht in het verlies aan arbeidsvermogen............ Mijn streven is er dan op gericht om......een concept adviesrapport gereed te hebben. Partijen zijn dan in de gelegenheid om binnen vier weken hun vragen over dit concept adviesrapport schriftelijk aan mij te doen toekomen, waarna ik mijn finale advies zal opstellen.
.........

[appellant] en Achmea hebben bij brieven van resp. 29 november 2001 en 5 december 2001 laten weten akkoord te gaan met dit plan van aanpak.

5.4.2.3. Op grond van deze vaststellingen overweegt het hof, dat [appellant] gelijk heeft met zijn stelling dat partijen geen bindend advies zijn overeengekomen en dat hij dus niet op die grond aan de uitkomsten van het rapport van [persoon 1] kan worden gehouden. Anderzijds is het, gezien de wijze van totstandkoming van het rapport, echter ook niet zo dat het rapport slechts een vrijblijvend advies was dat [appellant] naast zich neer zou kunnen leggen op de enkele grond dat hij het er niet mee eens is. Partijen zijn immers na langdurige discussie overeengekomen om [persoon 1] als gezamenlijk adviseur in te schakelen nadat het niet was gelukt onderling tot overeenstemming te komen over de vaststelling van het verlies aan verdienvermogen van [appellant]. Dat hebben zij gedaan op grond van de door beide partijen bij [persoon 1] aanwezig geachte deskundigheid op dit gebied. [appellant] heeft een zeer aanzienlijke invloed gehad op de stukken waarop [persoon 1] zich heeft gebaseerd en er is ook voldaan aan de voorwaarde die [appellant] had gesteld, dat hij tenminste éénmaal in een gesprek de door hem verstrekte gegevens wilde toelichten. [persoon 1] heeft aan partijen een gedetailleerd plan van aanpak voorgelegd, waarbij hij eerst een concept rapport zou produceren waarop partijen konden reageren alvorens hij een eindrapport zou opstellen. Zijn rapport is zeer uitvoerig en daarin zijn alle mogelijke aspecten die bij de berekening van het verlies aan verdienvermogen een rol spelen, meegewogen. Achmea is bereid geweest de behoorlijke kosten van het onderzoek voor haar rekening te nemen. Al kan niet gezegd worden dat de bedoeling was dat dit rapport het laatste woord in de discussie tussen partijen zou zijn, het was naar het oordeel van het hof zonder meer wel de bedoeling dat dit rapport de overeenstemming tussen partijen een heel stuk dichterbij zou brengen. Dit blijkt ook uit de zorgvuldige voorbereiding door partijen voordat zij de opdracht aan [persoon 1] gaven; het rapport was niet slechts een inventarisatie of een oriënterende verkenning. Naar het oordeel van het hof was het dus voor partijen nog wel mogelijk bezwaar te maken tegen (onderdelen van) het rapport, maar dat alleen op grond van een stevige onderbouwing van die bezwaren.

5.4.2.4. Van die laatste mogelijkheid heeft [appellant] in feite gebruik gemaakt door nadat het rapport van [persoon 1] op 12 juni 2002 was uitgebracht, met welk rapport hij zich op een aantal punten niet kon verenigen, evenmin als met de daarop gebaseerde berekeningen van [persoon 2], opdracht te geven aan [bedrijf 5] om een nieuw rapport op te stellen, waarin van de door [appellant] gewenste uitgangspunten is uitgegaan. Daarmee heeft [appellant] zijn bezwaren tegen het rapport van [persoon 1] (en dat van [persoon 2]) voldoende onderbouwd om aanspraak te kunnen maken op een serieus nader onderzoek van die bezwaren.

5.4.2.5. De rechtbank heeft dat terecht en op juiste gronden aldus gehonoreerd dat zij een deskundige heeft benoemd om te onderzoeken of [persoon 1] en [persoon 2], gelet op de door [appellant] - ondersteund door het rapport van [bedrijf 5] - naar voren gebrachte bezwaren, in redelijkheid tot hun bevindingen zoals neergelegd in hun respectievelijke rapporten hebben kunnen komen.
Een zwaarder gewicht heeft de rechtbank terecht niet aan het rapport van [bedrijf 5] toegekend; als partijrapport, waarop Achmea geen enkele invloed heeft gehad, dient dit niet meer en niet minder dan als ondersteuning van de bezwaren van [appellant] tegen het rapport van [persoon 1], op grond waarvan die bezwaren niet zonder meer terzijde kunnen worden gelegd.

5.4.2.6. In de grieven XI en XIII heeft [appellant] bezwaar gemaakt tegen de zijn inziens te vage en verkeerde vraagstelling door de rechtbank aan de deskundige Boers. Dit bezwaar wordt door het hof verworpen. Nu, zoals [appellant] zelf ook naar voren heeft gebracht, de absolute waarheid omtrent bepaalde te hanteren uitgangspunten niet bestaat, en er bij een schadeberekening als hier aan de orde zekere marges zijn waarbinnen een vakbekwame deskundige volgens een professionele standaard de schade kan vaststellen, heeft de rechtbank aan de deskundige terecht gevraagd om te toetsen of [persoon 1] en [persoon 2] in redelijkheid tot hun bevindingen hebben kunnen komen.

5.4.2.7. Wel is het hof van oordeel dat op een aantal punten in het deskundigenrapport (in het bijzonder blz. 27, vierde bolletje; blz. 28, derde bolletje) onvoldoende is gemotiveerd op grond waarvan de deskundige van mening is dat de rapporten van [persoon 1] en [persoon 2] de toets der redelijkheid kunnen doorstaan. Het hof heeft daarom behoefte aan een nadere uiteenzetting van de deskundige, waarin tevens de inhoud van het rapport [bedrijf 5], als nadere onderbouwing van de bezwaren van [appellant], expliciet door de deskundige wordt beoordeeld. Om te kunnen beoordelen of de rechtbank terecht de uitkomsten van het deskundigenbericht heeft overgenomen (grief XIV), zal het hof daarom een aanvullend deskundigenbericht gelasten. Aangezien de heer Boers niet meer beschikbaar was zal het hof ir. P. Dubbers, kantoorgenoot van de heer Boers, tot deskundige benoemen.

5.4.3. Het hof zal de deskundige Dubbers vragen in een aanvullend deskundigenbericht de navolgende vragen te beantwoorden:

A. Kunt u de beoordeling van de heer Boers dat [persoon 1] in redelijkheid tot zijn rapport van 12 juni 2002 kon komen, nader onderbouwen in die zin dat u de bezwaren daartegen van [appellant] (acht punten, uw rapport blz. 10) en de onderbouwing van die bezwaren die te vinden is in het rapport [bedrijf 5] van 4 december 2003, gemotiveerd weerlegt?

B. Kunt u de beoordeling van de heer Boers dat [persoon 2] in redelijkheid tot haar bevindingen van 15 april 2004 kon komen, nader onderbouwen in die zin dat u de bezwaren daartegen van [appellant] (uw rapport blz. 16-20) en de onderbouwing van die bezwaren die te vinden zijn in het rapport van [bedrijf 5] van 4 december 2003, gemotiveerd weerlegt?

C. Geven deze beoordelingen u aanleiding tot een ander oordeel over de redelijkheid van (onderdelen van) de uitkomsten van de rapporten van [persoon 1] en [persoon 2], anders dan de correctie van EUR 11.784,-- (op blz. 28 van uw rapport) en de opmerking over de fiscale aspecten (blz. 27 van uw rapport) die de heer Boers in zijn deskundigenrapport heeft aangegeven?
Zo ja, wilt u dan doorrekenen waartoe een van dat iedere rapport afwijkend oordeel leidt?

D. Hebt u voor het overige nog opmerkingen waarvan u kennisneming door het hof zinvol acht?

5.4.4. Het hof zal het voorschot voor het aanvullend rapport van de deskundige voorshands ten laste van Achmea brengen. LJN BJ2127