RBROT 021222 rolde auto achteruit tegen vrachtwagen, of reed vrachtwagen tegen auto; nader onderzoek nodig, niet geschikt v deelgeschil
- Meer over dit onderwerp:
RBROT 021222 rolde auto achteruit tegen vrachtwagen, of reed vrachtwagen tegen auto; nader onderzoek nodig, niet geschikt v deelgeschil
- verzocht, begroot, niet toegewezen, 18,10 uur × € 265,00 + 21% = € 5.803,76
2.
De feiten
2.1.
Op 10 augustus 2018 heeft er op de [straatnaam01] (parallel aan de [straatnaam02] ) te [plaats01] een aanrijding plaatsgevonden tussen de auto van [verzoekster01] en de daarachter rijdende vrachtwagen van de Roteb van de Gemeente.
2.2.
[verzoekster01] heeft de Gemeente, als eigenaar van de vrachtwagen, en diens WAM-verzekeraar Achmea aansprakelijk gesteld voor de gevolgen van de aanrijding. De Gemeente en Achmea hebben aansprakelijkheid afgewezen.
2.3.
In opdracht van [verzoekster01] heeft onderzoeksbureau Baan Hofman een ongevallenanalyse verricht. Baan Hofman heeft op 18 april 2019 onder meer het volgende gerapporteerd:
( ... )
4.
ANALYSE
4.1.
BEREKENING BOTSSNELHEID EN DELTA-V
In bijlage I is het formuleblad ingevuld met de bekende gegevens. De botssnelheid heeft gelegen tussen 6,04 en 12,79 km/h. De snelheidsvermeerdering (delta-v) die de Seat heeft ondergaan als gevolg van de aanrijding, heeft tussen 6,75 en 17,8 km/h gelegen. De vrachtwagen heeft in de botsing tussen 0,25 en 1,38 km/h verloren.
4.2.
SNELHEID DOOR ACHTERUIT ROLLEN
De weg had voorbij de aanrijding een helling van 2,6 %. Bij deze helling is een maximale versnelling zonder overige weerstand van 0,26 m/s2 haalbaar.
De minimale botssnelheid bedroeg 6 km/h, ofwel 1,68 m/s. De Seat zou, met een versnelling van 0,26 m/s2, 6,5 seconden achteruit aan het rollen zijn geweest. In deze tijd legt de Seat een afstand van 5,46 meter af.
De eindpositie van de voorzijde van de vrachtauto lag ongeveer 16 meter verwijderd van de stopstreep. Indien de Seat voor de stopstreep stil stond, zou deze maximaal 12 meter kunnen afleggen. In deze 12 meter kan de Seat, door alleen achteruit te laten rollen, een snelheid van 9 km/h bereiken. In dat geval was de Seat 9,68 seconden aan het achteruitrollen.
Deze afstanden en tijden zijn berekend op basis van een constante helling en zonder rolweerstand in de auto. Met enige rol- en luchtweerstand is de versnelling van de auto bij het achteruit rollen lager. Dat maakt dat de Seat minder snelheid opbouwt en daarmee meer afstand en tijd nodig heeft om de snelheid van 6 km/h te bereiken. Bovendien is de helling niet constant, de helling wordt minder steil naarmate men dichter bij de stopstreep komt. De berekende tijden en afstanden gelden daarom als onderwaarde.
De afstand waarover de Seat de snelheid kon genereren was 5,46 tot 12 meter. De vrachtwagen heeft, indien de Seat achteruit is gerold, een grotere opstelafstand aangehouden dan gebruikelijk is voor een verkeerslicht.
De Seat moet derhalve, indien deze achteruit zou hebben gerold, tussen 6,5 en 10 seconden achteruit hebben gerold voorafgaand aan de botsing. In deze tijd konden beide partijen ingrijpen om een aanrijding te voorkomen.
Indien er voertuigen voor de Seat opgesteld hebben gestaan, zou er minder ruimte zijn geweest om achteruit te kunnen rollen en is de ruimte onvoldoende geweest om deze snelheid te genereren. Helaas is deze informatie niet bekend. Mogelijk zou uit de loggegevens van de lussen van de verkeersregelinstallatie kunnen worden bepaald of er achteruit is gerold of er auto’s voor de Seat hebben gestaan. Deze kunnen bij de wegbeheerder worden opgevraagd en door ons worden geanalyseerd. Hiervoor is het botstijdstip van belang, deze is ons niet bekend.
5.
CONCLUSIES
Voorgaand onderzoek heeft geleid tot de volgende conclusies:
• De botsing is ontstaan bij een snelheidsverschil van tussen 6 en 12,78 km/h.
• De delta-v op de Seat heeft tussen 6,75 en 17,8 km/h gelegen.
• Indien de Seat achteruit zou zijn gerold, zou deze onder ideale omstandigheden minimaal 6,5 seconden en 5,46 meter nodig hebben gehad om de snelheid te genereren.
• In het geval van achteruit rollen van de Seat, zou dit betekenen dat de Seat 6,5 tot 10 seconden lang achteruit heeft gerold over een afstand van 5,46 tot 12 meter. Beide bestuurders zouden in deze tijd hebben kunnen ingrijpen om een aanrijding te voorkomen.
( ... )
2.4.
In opdracht van de Gemeente heeft onderzoeksbureau Dekra Experts het rapport van Baan Hofman beoordeeld. Dekra Experts heeft op 25 juli 2022 onder meer het volgende gerapporteerd:
( ... )
Baan Hofman heeft 2 oorzaken onderzocht. Het achteruit rollen van de Seat waardoor deze tegen de stilstaande DAF gerold is en het achteroprijden van de DAF op de stilstaande Seat. Naar onze mening kan er ook nog een 3e oorzaak zijn welke meegenomen dient te worden in het onderzoek namelijk, de DAF kwam aanrijden terwijl de SEAT achteruit rolde.
Naar aanleiding van ons onderzoek van de tot op 15-07-2022 aanwezig zijnde dossierstukken, kunnen wij concluderen dat er naar onze mening onvoldoende rekening is gehouden met de mogelijkheid van reeds aanwezige oude schade aan de Seat, waardoor de Delta-V berekening een geheel verkeerde uitkomst kan hebben.
Tevens wordt ook niet rekening gehouden met het scenario dat de Seat achteruit rolt op het moment dat de DAF komt aanrijden, waardoor ook de aansprakelijkheid anders komt te liggen.
Ons advies is om Baan Hofman een aangepaste berekening te laten maken waarbij er rekening gehouden wordt met de mogelijkheid dat de beschadigingen links achter aan de Seat oude schade betreft. Mogelijk dat hiervoor een reconstructie uitgevoerd zal moeten worden met beide of gelijkende voertuigen.
Tevens zal onderzocht moeten worden of de toedracht zoals door ons geschetst ook mogelijk kan zijn volgens Baan Hofman.
( ... )
3.
Het geschil
3.1.
[verzoekster01] verzoekt:
1. te bepalen dat de Gemeente als eigenaar van het bij Achmea verzekerde voertuig en Achmea als WAM-verzekeraar aansprakelijk zijn ex artikel 6:162 BW jo. artikel 19 RVV jo artikel 5 WVW jo. artikel 6 WVW jegens [verzoekster01] voor de gevolgen van de aanrijding op 10 augustus 2018 in Rotterdam,
2, te bepalen dat de Gemeente en/of Achmea als aansprakelijkheidsverzekeraar in de zin van de WAM gehouden zijn alle door [verzoekster01] dientengevolge geleden schade te vergoeden,
3. begroting van de kosten van dit deelgeschil en veroordeling van de Gemeente en/of Achmea tot betaling daarvan, uitvoerbaar bij voorraad.
3.2.
De Gemeente voert verweer dat strekt tot afwijzing van het verzoek. Voorts verzoekt de Gemeente om te bepalen dat de kosten van deze procedure voor rekening van [verzoekster01] blijven. De Gemeente heeft ter gelegenheid van de mondelinge behandeling verklaard dat haar WAM-verzekeraar Achmea heeft besloten om de Gemeente zelf te laten procederen.
4.
De beoordeling
Ontvankelijkheid
4.1.
[verzoekster01] heeft zich tot de rechtbank gewend met een verzoek als bedoeld in artikel 1019w Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). In genoemd artikel is de mogelijkheid van een deelgeschilprocedure opgenomen. Deze procedure biedt zowel de persoon die de schade lijdt door dood of letsel, als degene die daarvoor aansprakelijk wordt gehouden, de mogelijkheid in de buitengerechtelijke onderhandelingsfase de rechter te adiëren. Doel van de deelgeschilprocedure is de vereenvoudiging en versnelling van de buitengerechtelijke afhandeling van letsel- en overlijdensschade.
4.2.
De vraag over de toedracht van de aanrijding, en daarmee de vraag of de Gemeente en Achmea aansprakelijk zijn voor de gevolgen van de aanrijding, houdt partijen verdeeld en blokkeert daarmee de eventuele afwikkeling van de schade. Een oordeel over dit geschilpunt kan derhalve een bijdrage leveren aan eventuele onderhandelingen die uiteindelijk zouden kunnen leiden tot een tussen partijen te sluiten vaststellingsovereenkomst. Het verzoek is dan ook geschikt voor behandeling als deelgeschil in de zin van artikel 1019w Rv.
Aansprakelijkheid
4.3.
Aan het verzoek legt [verzoekster01] het volgende ten grondslag.
De Roteb-vrachtwagen is van achteren op de auto van [verzoekster01] gebotst terwijl deze voor het rode stoplicht stond te wachten. De ongevalsanalyse van Baan Hofman geeft geen duidelijkheid over de daadwerkelijke toedracht van het ongeval, maar er blijkt wel uit dat het standpunt van de Gemeente over de toedracht van het ongeval (namelijk dat de auto van [verzoekster01] achteruit zou zijn gerold en tegen de Roteb-vrachtwagen is gebotst) niet aannemelijk is en niet strookt met de uitlatingen en de houding van de bestuurder van de Roteb-vrachtwagen en van de getuige direct na het ongeval. Daarnaast heeft de bestuurder van de Roteb-vrachtwagen niet willen meewerken aan het ter plekke opstellen van een schadeaangifteformulier en dienen de (voor [verzoekster01] negatieve) gevolgen daarvan voor rekening van de Gemeente en Achmea te komen.
Door de botsing is aan de zijde van de bestuurder van de Roteb-vrachtwagen sprake van onrechtmatig handelen als bedoeld in artikel 6:162 BW jo. artikel 19 RVV jo. artikelen 5 en 6 WVW (in verband met te hard, onvoorzichtig en niet-anticiperend rijden door de bestuurder van de Roteb-vrachtwagen). De Gemeente, als eigenaar van de Roteb-vrachtwagen, en Achmea, als WAM-verzekeraar, zijn aansprakelijk voor de schade die [verzoekster01] als gevolg van de botsing met de vrachtwagen heeft geleden.
Na de aanrijding is bij [verzoekster01] een whiplashtrauma geconstateerd. [verzoekster01] had dagelijks hoofdpijnklachten en er was lange tijd sprake van nekklachten, welke uitstraalden naar de schouder(s), arm(en), en de middenrug. Verder is sprake geweest van concentratieproblemen, vergeetachtigheid, duizeligheid, stress, stekende hoofdpijnklachten tussen de ogen, slechte nachtrust, angstig voor het slapen gaan, problemen met woordvinding, depressieve klachten (volgens de huisarts is ook sprake van PTSS) en snel in paniek raken. Alle klachten hebben ruim zes maanden geduurd en zijn inmiddels verdwenen.
De schade bestaat uit onder meer voertuigschade, medicijnkosten, verbruikt eigen risico, reiskosten, parkeerkosten, huishoudelijke hulpbehoefte, verlies van zelfwerkzaamheid, immateriële schade en kosten van rechtsbijstand. Het exacte beloop van de schade moet nog worden vastgesteld.
4.4.
De Gemeente betwist dat de Roteb-vrachtwagen op de auto van [verzoekster01] is gebotst. Onder verwijzing naar de schriftelijke verklaringen van de bestuurder van de Roteb-vrachtwagen en de naast hem gezeten passagier, stelt de Gemeente dat [verzoekster01] met haar auto achteruit is gerold en op de stilstaande Roteb-vrachtwagen is gebotst. De Gemeente trekt voorts met een beroep op het rapport van Dekra Experts de conclusies uit het rapport van Baan Hofman in twijfel. Uit het rapport van Dekra Experts volgt dat in het rapport van Baan Hofman onvoldoende rekening is gehouden met de mogelijkheid van reeds aanwezige oude schade aan de auto van [verzoekster01] . Hierdoor kunnen de berekeningen van Baan Hofman een geheel verkeerde uitkomst hebben. Daarnaast geldt dan Baan Hofman geen rekening heeft gehouden met het scenario dat de auto van [verzoekster01] achteruit is gerold op het moment dat de Roteb-vrachtwagen komt aanrijden.
Ten aanzien van het gestelde letsel geldt dat, indien aansprakelijkheid van de Gemeente zou komen vast te staan, de door [verzoekster01] gestelde klachten alsook het causaal verband tussen die klachten en de aanrijding niet zijn vast te stellen op basis van het huidige dossier. [verzoekster01] heeft daarvoor geen recente medische informatie overgelegd, aldus de Gemeente.
4.5.
Partijen hebben tegengestelde standpunten ingenomen over de feitelijke gang van zaken bij en voorafgaand aan de botsing. Ook de rapporten die elk van partijen hebben overgelegd ter onderbouwing van hun standpunt, zijn niet eenduidig. Uit de conclusies van Baan Hofman volgt dat het op basis van de berekende botssnelheid en delta v-snelheid niet aannemelijk is dat de auto van [verzoekster01] achteruit is gerold en daardoor tegen de Roteb-vrachtwagen is gebotst. Maar zoals [verzoekster01] ook zelf heeft opgemerkt, wordt in het rapport van Baan Hofman geen duidelijkheid verschaft over wat wel de daadwerkelijke toedracht van het ongeval is geweest en biedt het als zodanig geen onderbouwing van de stelling van [verzoekster01] dat de Roteb-vrachtwagen op haar is gebotst. In het rapport van Dekra Experts wordt op basis van het schadebeeld in twijfel getrokken dat de Roteb-vrachtwagen de botsing heeft veroorzaakt. Op basis van deze rapporten kan de rechtbank de toedracht van de aanrijding en het eventuele causale verband met de door [verzoekster01] gestelde schade thans niet vaststellen. Daarvoor is een nader onderzoek naar de feiten in een bodemprocedure nodig. Een deelgeschil leent zich daar niet voor. Daarom zullen de verzoeken van [verzoekster01] zoals vermeld in 3.1. onder 1 en 2 worden afgewezen.
Kosten deelgeschil
4.6.
De rechtbank dient op grond van artikel 1019aa lid 1 Rv de kosten van de procedure te begroten en daarbij de redelijke kosten als bedoeld in artikel 6:96 lid 2 BW in aanmerking te nemen, ook indien een verzoek niet wordt toegewezen. Bij begroting van de kosten dient de rechtbank de dubbele redelijkheidstoets te hanteren: zowel het inroepen van de rechtsbijstand als de daarvoor gemaakte kosten moeten redelijk zijn. Dit betekent dat indien een deelgeschil volstrekt onnodig of onterecht is ingesteld, de kosten daarvan niet voor vergoeding in aanmerking komen.
4.7.
Van het volstrekt onnodig of onterecht instellen van een deelgeschilprocedure is in het onderhavige geval geen sprake. [verzoekster01] heeft met het inschakelen van een advocaat en het voeren van onderhavige procedure kosten gemaakt die hebben bijgedragen aan het vaststellen van haar rechtspositie. In die zin heeft zij in redelijkheid kosten van rechtsbijstand gemaakt en acht de rechtbank het redelijk dat die kosten voor vergoeding in aanmerking komen.
4.8.
Nu de aansprakelijkheid van de Gemeente voor de gevolgen van het ongeval niet is komen vast te staan, is veroordeling van De Gemeente (en Achmea) in de kosten thans niet aan de orde en zullen deze alleen worden begroot.
4.9.
De advocaat van [verzoekster01] heeft een specificatie overgelegd van de door haar aan de procedure bestede uren. Uit dit overzicht volgt dat in totaal een aantal van 14,10 uren is besteed aan dit deelgeschil. De Gemeente heeft dit overzicht (uitkomend op 14,10 uur) inhoudelijk niet betwist, zodat van de juistheid daarvan wordt uitgegaan. Ook de begrote 4 uur voor wat betreft de voorbereiding en het bijwonen van de zitting is niet betwist. De redelijkheid van het gehanteerde uurtarief van € 265,00 exclusief btw wordt eveneens niet betwist door de Gemeente en komt de rechtbank niet onredelijk voor. De rechtbank begroot de kosten van dit deelgeschil daarom op € 7.104,77 (18,10 uur × € 265,00 + 21% btw + € 1.301,00 griffierecht). ECLI:NL:RBROT:2022:10869