Overslaan en naar de inhoud gaan

Gem. HvJ 020216 boot met touw vastgelegd aan vrachtwagen, die rijdt weg, maar vergeet het touw; werkgever slachtoffer aansprakelijk

Gem. HvJ 020216 boot met touw vastgelegd aan vrachtwagen, die rijdt weg, maar vergeet het touw; werkgever slachtoffer aansprakelijk

2.1.
Het gaat hier om een op 29 oktober 2012 plaatsgevonden arbeidsongeval, beschreven in het op 5 mei 2015 overgelegde Onderzoeksrapport Bedrijfsongeval van de Inspectie Arbeid en Veiligheid. [appellant] had opdracht van zijn werkgever Instyle te laden of lossen aan de kade op de Grote Werf. [appellant] stond tussen een container (op een oplegger) van Instyle, geplaatst aan de rand van de kade, en een aangemeerd schip (waarschijnlijk de ‘Don Fidel’ of anders de ‘Ayan Tepuy’). Naast de container van [appellant] stond een eerder aangekomen vrachtwagen van het bedrijf Gina Free Zone. Een werknemer van Gina Free Zone was ten aanzien van hetzelfde schip bezig met laden/lossen. Tussen de vrachtwagen van Gina en een schip was een touw vastgemaakt. Na afloop van het laden/lossen werd vergeten het touw los te maken. De werknemer van Gina Free Zone reed weg met de vrachtwagen, waardoor het touw strak kwam te staan en het schip naar de kade werd getrokken. [appellant] raakte bekneld en is daardoor gewond geraakt.

2.2.
Volgens het Onderzoeksrapport was het niet toegestaan boten vast te maken aan voertuigen zoals een vrachtwagen. Gelet daarop is denkbaar dat zowel de eigenaar van het schip als Gina Free Zone uit onrechtmatige daad aansprakelijk zijn. Voorts is in elk geval sprake van een fout begaan door de werknemer van Gina door weg te rijden terwijl het touw nog vastzat.

2.3.
In casu gaat het echter alleen om de werkgeversaansprakelijkheid. Eventueel verhaal bij bestaan daarvan op anderen die ook aansprakelijk zijn (artikel 6:10 BW in verbinding met artikel 6:102 BW) is niet aan de orde.

2.4.
[appellant] stelt in de onderhavige procedure Instyle aansprakelijk ingevolge artikel 7A:1614x BW, waarvan het eerste lid luidt:
‘De werkgever is verplicht de lokalen, werktuigen en gereedschappen, waarin of waarmede hij de arbeid doet verrichten, op zodanige wijze in te richten en te onderhouden, alsmede omtrent het verrichten van de arbeid zodanige regelingen te treffen en aanwijzingen te verstrekken, dat de arbeider tegen gevaar van lijf, eerbaarheid en goed zover beschermd is, als redelijkerwijze in verband met de aard van de arbeid gevorderd kan worden.’

2.5.
Het GEA heeft de vordering van [appellant] afgewezen omdat [appellant] het bestaan van schade niet aannemelijk heeft gemaakt. Voorts zag het GEA niet in wat Instyle had moeten doen of nalaten om het ongeval te voorkomen. Hiertegen richt zich het appel van [appellant].

2.6.
Artikel 7A:1614x BW beoogt niet een absolute waarborg te scheppen voor de bescherming van de werknemer tegen het gevaar van arbeidsongevallen, al heeft de zorgplicht van de werkgever een ruime strekking. Anders dan geldt voor het Nederlandse artikel 7:658 BW – zie daarvan het tweede lid – rust de bewijslast op de werknemer. Indien de plaats waar de werkzaamheden worden verricht eraan in de weg staat dat de werkgever direct toezicht houdt op de naleving van de door hem gegeven instructies, dient deze zo nodig aanvullende veiligheidsmaatregelen te treffen. Het antwoord op de vraag welke maatregelen de werkgever dient te treffen, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waaronder de aard van de werkzaamheden, de kans dat zich een ongeval zal voordoen, de ernst die de gevolgen van een ongeval kunnen hebben en de mate van de bezwaarlijkheid van de te nemen veiligheidsmaatregelen.

2.7.
De vraag is of Instyle aan haar zorgplicht heeft voldaan. Het ging hier om een betrekkelijk gevaarlijke werkplek. Het schip is beweeglijk en in elk geval aan de golfslag onderworpen. In het onderhavige geval is het schip door een niet losgemaakt touw tegen [appellant] aangetrokken, maar hetzelfde is denkbaar door golfslag. Tussen de container en de rand van de kade waaraan het schip lag, was weinig (ontsnappings)ruimte. Aan de havenkade waren kennelijk voortdurend wisselende personen met voortdurend wisselende taken aan het werk. Instyle diende te zorgen voor voldoende toezicht. Dit toezicht kon eventueel worden overgelaten aan anderen ter plaatse. Instyle diende ook specifieke veiligheidsinstructies te geven (door eigen personeel of eventueel door derden ter plaatse), onder meer wat betreft touwen. Gelet op hetgeen over en weer is aangevoerd moet als vaststaand worden aangenomen dat Instyle in het toezicht uitoefenen of laten uitoefenen en het geven van veiligheidsinstructies is tekortgeschoten.

2.8.
Al met al acht het Hof daarom, gelet op de bijzondere omstandigheden van het onderhavige geval, Instyle als werkgever aansprakelijk.

2.9.
Het verzochte overeenkomstig het petitum aan het slot van het beroepschrift is toewijsbaar. Voldoende aannemelijk is dat schade is geleden; [appellant] was ten tijde van het beroepschrift nog steeds arbeidsongeschikt. Toewijzing van het verlangde voorschot op de materiële en immateriële schade van NAf 25.000,- is redelijk, gelet op de toelichting in het beroepschrift.

2.10.
Uit het voorgaande volgt dat de betreden beschikking moet worden vernietigd. De verklaring voor recht zal worden gegeven met verwijzing naar de schadestaatprocedure. Instyle zal worden veroordeeld tot betaling van het verzochte voorschot.

2.11.
Instyle dient de kosten van deze procedure in beide instanties te dragen.
ECLI:NL:OGHACMB:2016:68