GHARL 070420 vrachtwagenchauffeur krijgt in het buitenland metalen stang van laad-en lossysteem tegen hoofd; schending zorgplicht wg'er
- Meer over dit onderwerp:
GHARL 070420 vrachtwagenchauffeur krijgt in het buitenland metalen stang van laad-en lossysteem tegen hoofd; schending zorgplicht wg'er
4 De motivering van de beslissing in hoger beroep
4.1
Het gaat in deze zaak om de vraag of Wim Bosman Transport als werkgever van [geïntimeerde] aansprakelijk is voor de schade die [geïntimeerde] als gevolg van het hem op 17 maart 2016 bij ITM overkomen ongeval heeft geleden en zal lijden. De rechtbank heeft die vraag in de beschikking in het deelgeschil van 28 december 2017 (geen publicatie bekend, red. LSA LM) bevestigend beantwoord. Met de negen grieven die Wim Bosman Transport tegen die beschikking heeft gericht ligt deze vraag in hoger beroep opnieuw voor. Het hof oordeelt als volgt.
4.2
Voor aansprakelijkheid van de werkgever op grond van artikel 7:658 BW dient allereerst vast te staan dat het gaat om schade die de werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden lijdt. De rechtbank is ervan uitgegaan dat het ongeval [geïntimeerde] is overkomen in de uitoefening van hem door Wim Bosman Transport opgedragen werkzaamheden, namelijk bij het laden van euro-pallets bij ITM. Wim Bosman Transport heeft hier geen grief tegen gericht. In de memorie van grieven (onder 26) staat zelfs dat [geïntimeerde] , zoals gebruikelijk en zoals op de CMR-vrachtbrief was vermeld, lege euro-pallets mee terug moest nemen. Ter zitting bij het hof heeft Wim Bosman Transport voor het eerst het standpunt ingenomen dat haar uit de CMR-vrachtbrief is gebleken dat [geïntimeerde] geen opdracht had om lege euro-pallets mee te nemen. Aan de zijde van [geïntimeerde] is bezwaar gemaakt tegen deze nieuwe grief. Wim Bosman Transport heeft aangevoerd dat zij pas na de memorie van grieven de CMR-vrachtbrief heeft uitgedraaid en bekeken en dat er dus sprake is van een na de memorie van grieven gebleken nieuw feit.
4.3
De in art. 347 lid 1 Rv besloten twee-conclusie-regel brengt mee dat de rechter in beginsel niet behoort te letten op grieven die in een later stadium dan in de memorie van grieven worden aangevoerd. Voor een uitzondering op deze in beginsel strakke regel kan aanleiding zijn wanneer met het aanvoeren van een grief na het tijdstip van de memorie van grieven aanpassing wordt beoogd aan eerst na dat tijdstip voorgevallen of gebleken feiten en omstandigheden en de nieuwe grief ertoe strekt te voorkomen dat het geschil aan de hand van inmiddels achterhaalde of onjuist gebleken (juridische of feitelijke) gegevens zou moeten worden beslist. Onverkort blijft gelden dat toelating van de nieuwe grief niet in strijd mag komen met de eisen van een goede procesorde.
4.4
Dat de CMR-vrachtbrief pas na de memorie van grieven is bestudeerd en dat pas op dat moment is vastgesteld dat uit de CMR-vrachtbrief iets anders volgt dan in de memorie van grieven is geschreven, brengt niet mee dat sprake is van een na de memorie van grieven gebleken feit dat een uitzondering op de twee-conclusie-regel rechtvaardigt. Het toestaan van deze grief in dit stadium acht het hof, tegen de achtergrond van deze gang van zaken, in strijd met de eisen van een goede procesorde. Het hof laat de nieuwe grief op grond van de twee-conclusie-regel dan ook buiten beschouwing. Overigens heeft Wim Bosman Transport ook niet duidelijk gemaakt welke (rechts)gevolgen zij verbindt aan haar nieuwe standpunt dat uit de CMR-vrachtbrief volgt dat [geïntimeerde] geen opdracht had om de euro-pallets te laden. Overeind blijft immers dat, zoals Wim Bosman Transport zelf ook heeft aangevoerd, het gebruikelijk was dat chauffeurs pallets mee terugnamen zodat ook op die grond ervan wordt uitgegaan dat het ongeval [geïntimeerde] is overkomen in de uitoefening van hem opgedragen werkzaamheden. Verder is ter zitting door Wim Bosman Transport – in weerwil van de in de memorie van grieven ingenomen stelling dat chauffeurs niet verplicht zijn euro-pallets zelf te laden – verklaard dat het er in de praktijk op neerkwam dat chauffeurs zelf de euro-pallets op de vrachtwagen laden. Ook daarvan wordt in hoger beroep uitgegaan.
4.5
Het hof zal er dus net als de rechtbank van uitgaan dat [geïntimeerde] schade heeft geleden in de uitoefening van de hem opgedragen werkzaamheden, namelijk bij het laden van de euro-pallets. Voor die schade is Wim Bosman Transport in beginsel aansprakelijk tenzij Wim Bosman Transport aantoont dat zij zodanige maatregelen heeft getroffen en aanwijzingen heeft verstrekt als redelijkerwijs nodig is om te voorkomen dat de werknemer in de uitoefening van zijn werk schade lijdt of wanneer zij aantoont dat de schade in belangrijke mate het gevolg is van opzet of bewuste roekeloosheid van [geïntimeerde] . Wim Bosman Transport heeft in hoger beroep herhaald dat zij geen beroep doet op opzet of bewuste roekeloosheid van [geïntimeerde] . Kern van het geschil in hoger beroep vormt dan ook de vraag of Wim Bosman Transport kort gezegd heeft voldaan aan de op haar als werkgever rustende zorgplicht.
4.6
Het hof stelt voorop dat het in deze zaak gaat om laad-en loswerkzaamheden die chauffeurs van Wim Bosman Transport op één van de vele laad- en loslocaties in Europa dienen te verrichten. Wim Bosman Transport kent die locaties niet en kan haar chauffeurs ter plaatse niet instrueren over de specifieke wijze van bediening van het los- en laadsysteem op de betreffende locatie en zij kan ter plaatse geen toezicht houden op naleving van die instructie. Wanneer de plaats waar de werkzaamheden worden verricht eraan in de weg staat dat de werkgever direct toezicht houdt op de naleving van de door hem gegeven instructies, dient deze zo nodig aanvullende veiligheidsmaatregelen te treffen. Welke maatregelen de werkgever dient te treffen, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waaronder de aard van de werkzaamheden, de kans dat zich een ongeval zal voordoen, de ernst die de gevolgen van een ongeval kunnen hebben en de mate van de bezwaarlijkheid van de te nemen veiligheidsmaatregelen.
4.7
Over de toedracht van het ongeval heeft [geïntimeerde] verklaard dat hij, overeenkomstig de door [D] beschreven stappen, de metalen stang in het oog heeft gepositioneerd, de stang naar beneden heeft geduwd zodat de laadbrug van het dock werd ingeklapt en omhoog kwam en de stang vervolgens in horizontale positie bleef staan. Vervolgens heeft hij aan de rechterzijde van de in horizontale positie staande stang gekeken of de ruimte tussen het dock en de vrachtwagen voldoende was om de laadbrug te verbinden met de vrachtwagen. Op dat moment is hij geraakt door de stang. [geïntimeerde] heeft verder verklaard dat hem bij de eerste keer dat hij bij ITM kwam door een medewerker van ITM is getoond hoe hij het dock moest bedienen en dat hij op 17 maart 2016 overeenkomstig die instructie heeft gehandeld. Hem is niet gezegd waar hij moest staan bij het bedienen van het laad- en lossysteem.
4.8
Op basis van de ter zitting bekeken beeldopname, de toelichting daarop van partijen en het rapport van [D] , stelt het hof wat betreft de aard van de door [geïntimeerde] te verrichten werkzaamheden het volgende vast. Het bij dock 45 van ITM gebruikte laad- en lossysteem betreft een - volgens Wim Bosman Transport gedateerd en afwijkend, want minder gangbaar dan een elektrisch - systeem waarbij de laadbrug van het dock handmatig wordt gelift en neergelaten. Daarmee verschilt dit systeem van het meer voorkomende systeem dat elektrisch wordt bediend en waarbij kan worden volstaan met het drukken op een knop waarmee de laadbrug omhoog en omlaag gaat. Bij de bediening van het handmatige laad- en lossysteem dient een metalen stang (door [D] de hendel genoemd) van zo’n 1,50 meter te worden gehanteerd. Deze stang wordt in een opening van de laadbrug van het dock gepositioneerd en door de stang als het ware naar achteren te duwen, wordt de laadbrug ingeklapt en blijft de stang in horizontale positie staan. Ter zitting is besproken hoe het mechanisme precies werkt en meer in het bijzonder, hoe het komt dat de metalen stang na het inklappen en heffen van de laadbrug, horizontaal kan blijven staan. Dit is niet geheel duidelijk geworden. In het rapport van [D] staat hierover dat de stang goed moet worden gepositioneerd en wanneer dat niet het geval is, de stang kan loskomen of terugschieten in verticale stand, mede door het gewicht dat op de stang staat door de neerklappende laadbrug die opgespannen is met een veer. Uitgaande van deze door de door Wim Bosman Transport ingeschakelde deskundige beschreven werking van het systeem, bestaat dus het risico dat wanneer de stang niet goed wordt gepositioneerd deze, onder invloed van het gewicht van de klep, kan terugschieten.
4.9
Op grond van de hiervoor vastgestelde wijze waarop de werkzaamheden werden verricht, stelt het hof vast dat bij de uitvoering van de laad- en loswerkzaamheden met het handmatige laad- en lossysteem dat bij ITM wordt gebruikt - bij onjuiste positionering van de ijzeren stang - het risico bestaat dat de stang terugschiet in verticale positie. [geïntimeerde] heeft ter zitting verder onbestreden toegelicht dat na het in horizontale positie brengen van de stang, hij diende te kijken of er voldoende ruimte was tussen de laadbrug en de achterkant van de vrachtwagen, waarbij hij aan de rechterzijkant van de stang is gaan staan. Voor de inspectie van de afstand tussen de laadbrug en de vrachtwagen begeeft de werknemer zich dus in de buurt van de stang. Zijn hoofd is daarbij onbeschermd. Gegeven de lengte en het materiaal van de stang – een 1,50 meter lange metalen stang – is voorzienbaar dat, wanneer de stang bij onjuiste positionering terugschiet, de stang de werknemer kan raken en dat dat met een zekere kracht gaat, gegeven het gewicht van de laadbrug en de druk die daardoor op de stang staat. Uit het in het ziekenhuis vastgestelde letsel (zwelling en bloeduitstorting op de linkerkaak) blijkt ook dat de stang met een zekere kracht tegen [geïntimeerde] moet zijn gekomen. De kans op mogelijk ernstig letsel is naar het oordeel van het hof dan ook voorzienbaar.
4.10
Wim Bosman Transport heeft, onder verwijzing naar het rapport van [D] , nog aangevoerd dat evident is dat een werknemer zich niet voor de stang moet positioneren en dat Wim Bosman Transport er - in het kader van de op haar rustende zorgplicht - dus geen rekening mee hoefde te houden dat [geïntimeerde] op deze volgens Wim Bosman Transport evident onlogische plek ging staan. Ter zitting is gebleken dat [geïntimeerde] nadat de stang in horizontale positie was gebracht, aan de rechterzijde van de stang is gaan staan. Wim Bosman Transport heeft ter zitting desgevraagd niet kunnen verduidelijken of die rechterzijde dezelfde positie is die [D] op het oog heeft en zo ja, wat aan die positie zo evident onlogisch was en waar [geïntimeerde] dan had moeten gaan staan. Dat heeft Wim Bosman Transport niet duidelijk kunnen uitleggen maar gesuggereerd is dat de positie aan de linkerkant van de stang logischer was geweest. Naar het oordeel van het hof is het enige verschil tussen de linker- en de rechterkant van de stang, dat er aan de rechterkant waar [geïntimeerde] stond, iets minder ruimte was. Van een evident onlogische keuze waarmee de werkgever bij te treffen maatregelen geen rekening hoefde te houden is naar het oordeel van het hof in ieder geval geen sprake. Gelet op de richting waarin de stang moet worden bewogen – naar boven en beneden en niet naar links of rechts – kan niet worden gezegd dat positionering aan de rechter- in plaats van de linkerkant zo onwaarschijnlijk en onlogisch is, dat een werkgever daarmee geen rekening hoefde te houden.
4.11
Wim Bosman Transport heeft aangevoerd dat zij met de vermelding in het Chauffeurshandboek dat haar werknemers zich altijd bij de dienstdoende medewerker moeten melden en altijd instructies moeten vragen met betrekking tot het laden en lossen, de veiligheidsmaatregelen heeft getroffen die redelijkerwijs van haar mochten worden verwacht. Het hof deelt die opvatting niet. Wim Bosman Transport verlangt van haar werknemers dat zij op losadressen euro-pallets laden. Op de meeste loslocaties wordt kennelijk met een elektronisch systeem gewerkt maar op sommige locaties kennelijk met het handmatige systeem dat ook bij dock 45 van ITM wordt gebruikt. Vanwege de hiervoor vastgestelde risico’s die kleven aan het handmatige systeem, dient een werknemer die met dat systeem werkt te worden geïnformeerd over het goed positioneren van de stang, het risico op terugschieten wanneer de stang niet goed is gepositioneerd en de positie die de werknemer dient in te nemen om te voorkomen dat hij door de stang wordt geraakt. Dat is in dit geval niet gebeurd. [geïntimeerde] heeft (ook) ter zitting onbestreden verklaard dat hij niet is geïnstrueerd over het risico op terugschieten van de stang en de positie waar hij diende te gaan staan. De enkele algemene instructie in het Chauffeurshandboek aan werknemers om ter plaatse instructies te vragen, zonder dat Wim Bosman Transport bekend is met het systeem ter plaatse, de daaraan klevende risico’s en zonder dat zij ermee bekend is en controleert of op het losadres daadwerkelijk adequate instructies worden gegeven (uit het rapport van [D] volgt dat chauffeurs bij ITM in principe geen instructie krijgen), is, gegeven de kans op letsel, in dit geval een onvoldoende maatregel.
4.12
Wim Bosman Transport heeft nog gewezen op vierjaarlijkse werkoverleggen, waar vertegenwoordigers van de chauffeurs bijeenkomen en spreken over allerlei onderwerpen zoals de digitale tachograaf, het vastzetten van de lading en het gebruik van veiligheidsmiddelen. Nog daargelaten dat te onzeker is dat de daar besproken onderwerpen de chauffeurs daadwerkelijk bereiken, is gesteld noch gebleken dat het tijdens die overleggen is gegaan over bijvoorbeeld de wijze waarop het handmatige laad-en lossysteem dat hier aan de orde is, moet worden bediend en het gevaar dat bestaat wanner de stang onbedoeld met kracht omhoog komt. Deze periodieke werkoverleggen kunnen daarom niet worden aangemerkt als een adequate veiligheidsmaatregel.
4.13
Hoewel het debat hierover maar summier is gevoerd, oordeelt het hof dat niet is gebleken dat het voor Wim Bosman Transport bezwaarlijk is om verdergaande (veiligheids)maatregelen te nemen. Zo heeft zij in eerste aanleg aangevoerd (onder 18 verweerschrift) dat als zij had geweten dat er met het gedateerde systeem werd gewerkt, zij terzake instructies zou hebben kunnen verstrekken aan [geïntimeerde] . Naar het oordeel van het hof had Wim Bosman Transport zich voorafgaand aan het transport kunnen laten informeren over het ter plaatse gehanteerde systeem. Kennelijk ontvangt Wim Bosman Transport van de opdrachtgever namelijk ook andere informatie over het afleveradres zoals bijvoorbeeld over de grootte van de vrachtwagen en of een laadklep nodig is (onder 15 verweerschrift). Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, valt niet in te zien dat bij die informatieverstrekking niet ook informatie kan worden verschaft over het gehanteerde laad- en lossysteem, waarna Wim Bosman Transport haar werknemer bijvoorbeeld wanneer het gaat om een (risicovoller) handmatig te bedienen systeem, kan instrueren en kan wijzen op risico’s.
Wanneer dit voor Wim Bosman Transport niet uitvoerbaar is, kan een verdergaande maatregel worden getroffen. Tussen partijen is niet in geschil dat voor laden en lossen in Zuid-Europese landen voor chauffeurs van Wim Bosman Transport de instructie geldt dat zij op die locaties vanwege de risico’s niet mogen laden en lossen. Voor de Benelux-landen geldt een dergelijk verbod kennelijk niet. Dat een dergelijk verbod, zoals door [geïntimeerde] ook als meest logische maatregel benoemd in de memorie van antwoord, voor in ieder geval de (risicovollere) handmatig te bedienen systemen zoals hier aan de orde een bezwaarlijke maatregel is (al dan niet beperkt tot systemen die handmatig moeten worden bediend), heeft Wim Bosman Transport niet aangevoerd. Het hof stelt dan ook vast dat er veiligheidsmaatregelen voorhanden waren waarvan niet is gebleken dat die bezwaarlijk zijn.
4.14
Het hof is tegen de achtergrond van het voorgaande net als de rechtbank van oordeel dat Wim Bosman Transport niet die maatregelen heeft getroffen en aanwijzingen heeft verstrekt die redelijkerwijs nodig waren om het ongeval dat [geïntimeerde] is overkomen, te voorkomen of de kans daarop te beperken. Het hoger beroep treft dus geen doel. Wim Bosman Transport heeft met de grieven nog een aantal aspecten van de beslissing van de rechtbank ter discussie gesteld – zoals onder andere de vraag of Wim Bosman Transport gebruik heeft gemaakt van een hulppersoon, de vraag hoe [geïntimeerde] bij dock 45 is gekomen en of het laad- en lossysteem is voorzien van ene blokkeringssysteem –waarop het hof verder niet in zal gaan omdat het niet tot een andere beslissing zal leiden.
4.15
Wim Bosman Transport heeft aangevoerd dat zij ten onrechte is veroordeeld in de kosten van het deelgeschil. [geïntimeerde] heeft die kosten niet gemaakt omdat de kosten van zijn advocaat worden gedragen door zijn rechtsbijstandsverzekering, aldus Wim Bosman Transport. Het hof overweegt dat het uitgangspunt van artikel 1019bb Rv is dat hoger beroep tegen een deelgeschilbeschikking is uitgesloten. Daarop wordt uitsluitend een uitzondering gemaakt indien op de deelgeschilprocedure een procedure ten principale volgt. In die procedure gelden de in de deelgeschilbeschikking uitdrukkelijk en zonder voorbehoud gegeven beslissingen tussen partijen betreffende hun materiële rechtsverhouding als waren zij in een tussenuitspraak gedaan (art. 1019cc lid 1 Rv) en kunnen zij in hoger beroep op de voet van art. 1019cc lid 3 Rv worden bestreden. De beslissing over de kosten van de deelgeschilprocedure moet worden beschouwd als een beslissing tussen partijen betreffende hun materiële rechtsverhouding en kan, zoals Wim Bosman Transport doet, met een grief worden bestreden (HR 20 september 2019, ECLI:NL:HR:2019:1407, rov. 3.2). De grief treft echter geen doel. [geïntimeerde] heeft bij memorie van antwoord aangevoerd dat de kosten van het deelgeschil door haar rechtsbijstandsverzekeraar niet worden vergoed omdat deze kosten in een deelgeschilprocedure bij een kostenveroordeling (integraal) door de wederpartij dienen te worden vergoed. Hierop is Wim Bosman Transport ter zitting niet verder ingegaan zodat het hof de uitleg van [geïntimeerde] voor juist houdt.
4.16 De conclusie is dat de beschikking in het deelgeschil zal worden bekrachtigd. Omdat het gaat om hoger beroep van een tussenvonnis zal het hof de zaak op de voet van artikel 355 Rv terugverwijzen naar de rechtbank zodat op de hoofdzaak kan worden beslist. ECLI:NL:GHARL:2020:2856