Hof 's-Hertogenbosch 090413 arbeidsongeval, blootstelling aan fosforovenslak (Casifos M75) bij laden bulkwagen; vraagstelling internist-toxicoloog
- Meer over dit onderwerp:
Hof 's-Hertogenbosch 090413 arbeidsongeval, blootstelling aan fosforovenslak (Casifos M75) bij laden bulkwagen; vraagstelling internist-toxicoloog
4. De beoordeling
4.1. Feiten, stellingen [appellant] eerste aanleg en oordeel kantonrechter
In overweging 2.1 van het bestreden vonnis heeft de kantonrechter vastgesteld van welke feiten in dit geschil wordt uitgegaan. De door de kantonrechter vastgestelde feiten vormen ook in hoger beroep het uitgangspunt. Deze feiten komen op het volgende neer.
- [appellant], geboren op [geboortedatum] 1956, is per 20 maart 2007 voor de duur van een half jaar in dienst getreden van [Transport] in de functie van chauffeur bulktransport voor 40 uur per week tegen een bruto salaris van € 1.771,36 per vier weken. De arbeidsovereenkomst is per 20 september 2007 voor één jaar verlengd en per 20 september 2008 van rechtswege geëindigd.
- Op 10 september 2008 moest [appellant] met zijn bulkwagen een lading ophalen bij Ankerpoort N.V. in [vestigingsplaats]. De bulkwagen is (door een vergissing van het expeditiekantoor/Ankerpoort) onder de verkeerde silo geplaatst en men is begonnen Casifos M75 (fosforovenslak) te laden. Nadat de vergissing is bemerkt is de laadinstallatie stopgezet en is de bulkwagen op een andere silo aangesloten, waarin de Casifos M75 is teruggeblazen. [appellant] heeft eerst het stof laten uitdwarrelen. Daarna heeft hij de bulkwagen geopend en is hij het ruim van achter naar voren gaan schoonvegen met een bezem. Hij droeg daarbij een zgn. M3 mondkapje. Toen hij met het vegen bezig was raakte hij in ademnood. Eerst is de hulp ingeroepen van de bedrijfshulpverlening van Ankerpoort. Daarna is [appellant] per ambulance naar het ziekenhuis (azM) gebracht. Na een aantal onderzoeken mocht [appellant] van de arts naar huis. [appellant] is door de directeur van [Transport] thuisgebracht. [appellant] heeft zich op 18 september 2008 bij [Transport] ziek gemeld.
- [appellant] stelt op 10 september 2008 te zijn blootgesteld aan een gevaarlijke stof en daardoor ademhalingsproblemen te hebben gehad, een branderig gevoel in de bovenste luchtwegen en krampen in de buik en de slokdarm. [appellant] stelt tot op de dag van vandaag restklachten te hebben, te weten ademhalingsproblemen - met name bij plotselinge temperatuurswisselingen - en slokdarmklachten waardoor hij onder andere geen warm of gekruid voedsel en geen warme dranken kan verdragen.
- [appellant] heeft [Transport] aansprakelijk gesteld op grond van artikel 7: 658 BW (schending van de zorgplicht door [Transport]) subsidiair op grond van artikel 7: 611 BW.
- De kantonrechter heeft de vorderingen van [appellant] (verklaring voor recht dat [Transport] aansprakelijk is voor de door [appellant] geleden schade, alsmede vergoeding van de materiële schade tot een bedrag van € 40.815,44 dan wel € 14.861,82 en de immateriële schade tot een bedrag van € 8.000,=) afgewezen en de proceskosten gecompenseerd.
4.2. Norm
Het hof oordeelt als volgt. Ingevolge art. 7:658 lid 2 BW moet de werknemer stellen en zo nodig bewijzen dat hij gedurende zijn werkzaamheden aan voor de gezondheid gevaarlijke stoffen is blootgesteld en aannemelijk maken dat hij lijdt aan een ziekte of gezondheidsklachten die door die blootstelling kunnen zijn veroorzaakt
(HR 17 november 2000, LJN: AA8369 en HR 23 juni 2006, LJN: AW6166).
Vast staat dat [appellant] op 10 september 2008 gedurende zijn werkzaamheden voor [Transport] is blootgesteld aan Casifos M75. Betwist is echter dat dat een voor de gezondheid gevaarlijke stof is. Verder is betwist dat [appellant] lijdt aan gezondheidsklachten en dat deze door de blootstelling aan Casifos M75 kunnen zijn veroorzaakt. Tenslotte is door [Transport] betwist dat [appellant] schade heeft geleden.
4.2.1. Gevaarlijke stof
[appellant] heeft gesteld dat Casifos M75 een voor de gezondheid gevaarlijke stof is. Hij heeft daartoe verwezen naar een e-mail van 13 december 2011 van drs. [senior onderzoeker/adviseur van CE Delft], senior onderzoeker/adviseur van CE Delft (volgens haar website een onafhankelijke onderzoeks- en adviesorganisatie, gespecialiseerd in het ontwikkelen van innovatieve oplossingen van milieu- en duurzaamheidsvraagstukken) (prod. 8 cvr). In de e-mail staat vermeld dat volgens de Environmental Protection Agency van de Amerikaanse overheid fosforovenslak radioactieve elementen kan bevatten, die soms ook in risicogevende concentraties aanwezig kunnen zijn. In het als bijlage bij de e-mail gevoegde rapport van bedoelde Agency staat bij “Phosphate Slag” onder meer vermeld: “Phosphate slag is a glassy substance created during furnace processing. Because of its physical properties and its high carbonate content, slag is less susceptible to radionuclide leaching than phosphogypsum. However, concentrations of uranium, thorium, and radium in phosphate slag have been measured as high as 50 pCi/g in some instances.” Het in de e-mail genoemde - kennelijk al wat oudere - rapport, waarin informatie te vinden zou zijn over radioactieve straling vrijkomend uit fosforovenslak bij Thermphos Vlissingen, is niet overgelegd.
[Transport] heeft het Veiligheidsinformatieblad van Ankerpoort betreffende Casifos M75 overgelegd (prod. 1 cva). Bij ‘Risico’s” staat vermeld: “Het preparaat is niet geclassificeerd als gevaarlijk volgens de Richtlijn 1999/45/EC en de bijbehorende amendementen.” En verder: “Risico’s voor de gezondheid: niet van toepassing”. Bij “Eerste-hulp-maatregelen” staat bij “Effecten en symptomen [van] Inademing- Inslikken - Huidcontact - Oogcontact” telkens vermeld: “significante effecten of kritische gevaren zijn niet bekend.” Bij “Toxicologische informatie” staat bij alle “Mogelijke acute gevolgen voor de gezondheid” en “Mogelijke chronische gevolgen voor de gezondheid” telkens vermeld: “Significante effecten of kritische gevaren zijn niet bekend.”
[appellant] heeft verder verwezen naar het Veiligheidsinformatieblad van het product “Epoxy Primer”, waarin informatie is opgenomen over “wollastonite” (prod. 9 cvr). Wollastoniet is, naar [appellant] heeft gesteld, het hoofdbestanddeel van fosforovenslak en kan volgens blz. 3/9 van het veiligheidsinformatieblad leiden tot huidirritatie en oogirritatie.
[Transport] heeft een Veiligheidsinformatieblad betreffende wollastoniet overgelegd (prod. 5 cvd). Hierin staat onder meer vermeld: “Inademing: Irritatie van de slijmvliezen en de luchtwegen. Overmatige blootstelling aan stof kan keelpijn, hoesten of irritatie van de bovenste luchtwegen veroorzaken.” “Opname: Niet gevaarlijk bij opname. Langdurige of herhaalde blootstelling kan irritatie veroorzaken van de mond, de keel en de slokdarm (keelpijn, misselijkheid en kokhalzen). Potentieel licht irriterend voor het maagdarmstelsel bij opname van een overmatige hoeveelheid.” En bij “eerstehulpmaatregelen”: “Inademing: Frisse lucht opzoeken. (…) In het geval van hoest of irritatie een dokter raadplegen”. “Opname: Normaal geen noodprocedures vereist. Kan tijdelijk irriterend zijn voor het maag-darmstelsel.”
Uit de hiervoor vermelde informatie kan naar het oordeel van het hof niet worden afgeleid dat Casifos M75 een voor de gezondheid gevaarlijke stof is. Omtrent blootstelling van [appellant] aan radioactieve straling op 10 september 2008 is niets gesteld of gebleken, terwijl gesteld noch gebleken is dat dit de oorzaak zou kunnen zijn van de door [appellant] gestelde klachten. Uit het Veiligheidsinformatieblad betreffende Casifos M75 kan eerder het tegendeel worden afgeleid, namelijk dat deze stof niet gevaarlijk is voor de gezondheid.
Niettemin kan inademing en opname van wollastoniet, ervan uitgaande dat dit het hoofdbestanddeel is van fosforovenslak, kennelijk leiden tot de door [appellant] gestelde klachten. Immers, uit de overgelegde informatie betreffende wollastoniet moet worden afgeleid dat inademing en opname niet gevaarlijk voor de gezondheid is, maar wel kan leiden tot irritatie van de slijmvliezen en luchtwegen, bij overmatige blootstelling tot keelpijn, hoesten of irritatie van de bovenste luchtwegen en bij langdurige blootstelling tot irritatie van mond, keel en slokdarm. Van langdurige blootstelling is in dit geval overigens niet gebleken.
Uit bedoelde informatie kan niet worden afgeleid of de daar genoemde klachten langdurig aanwezig kunnen zijn, terwijl uit hetgeen door [appellant] is gesteld moet worden afgeleid dat hij ook thans, na zoveel jaren, nog klachten heeft.
4.2.2. Gezondheidsklachten, causaal verband
Gelet op de door [appellant] geuite klachten en het verslagje van Ambulancezorg Limburg van 10 september 2008 (prod. 10 cvr) heeft [appellant] toen klachten als ademhalingsproblemen en een branderig gevoel in de keel tot in de buik ervaren. In de brief van de medisch adviseur [medisch adviseur] van 24 juni 2009 is echter vermeld dat in het azM op 10 september 2008 bij lichamelijk onderzoek en ECG geen afwijkingen zijn vastgesteld (prod. 1 inl. dagv.). In het “Volledig SEH dossier” van het azM van 10 september 2008 wordt melding gemaakt van overleg met het vergiftigingscentrum en van “waarschijnlijk mechanisch letsel”
(prod. 11 cvr). Uit de brief van [medisch adviseur] blijkt echter dat geen nader onderzoek, zoals een scopie van de slokdarm en maag, is verricht. Er is (dus) geen letsel vastgesteld. Ook de huisarts heeft (op 19 september 2008 en 3 oktober 2008) kennelijk geen onderzoek gedaan (prod. 12 cvr). Bij de huisartsenpost is op 18 oktober 2010 alleen “drukpijn sternum” geconstateerd (prod. 13 cvr). [appellant] heeft niet gesteld dat intussen wel onderzoek zoals een scopie van de slokdarm en maag is verricht en wat daarvan de uitslag is. Naar het oordeel van het hof kan dan ook niet feitelijk vastgesteld worden dat sprake is (geweest) van gezondheidsklachten. Dat de blootstelling aan Casifos M75 heeft geleid tot langdurige arbeidsongeschiktheid is daarmee evenmin komen vast te staan. Uit de verzekeringsgeneeskundige rapportage van 22 februari 2010 (prod. 2 inl. dagv.) en de rapportage van de arbeidsdeskundige van 12 maart 2010 (prod. 3 inl. dagv.) kan dat ook niet worden afgeleid, nu daaraan geen lichamelijk onderzoek ten grondslag ligt.
Aldus moet geconcludeerd worden dat thans niet vastgesteld kan worden dat sprake is (geweest) van gezondheidsklachten. Evenmin kan thans geconcludeerd worden dat - voor zover die gezondheidsklachten wel vastgesteld zouden kunnen worden - deze veroorzaakt zijn door de blootstelling aan Casifos M75. Het gestelde verband tussen de blootstelling aan Casifos M75 en de door [appellant] gestelde psychische klachten is evenmin komen vast te staan.
4.3. Bewijs, deskundige
De bewijslast rust, als in 4.2. overwogen, op [appellant]. [appellant] heeft er in zijn tweede grief over geklaagd dat hij door de kantonrechter niet tot het leveren van bewijs is toegelaten. Het hof honoreert deze klacht en acht het het meest aangewezen een deskundigenbericht te gelasten waarbij hij denkt aan het benoemen van één deskundige, een internist-toxicoloog. Aan de deskundige zullen de volgende, op de IWMD-vraagstelling (Interdisciplinaire Werkgroep Medische Deskundigen), versie januari 2010, gebaseerde vragen, worden voorgelegd. Ten behoeve van de deskundige zal bij het arrest waarbij de deskundige zal worden benoemd de vraagstelling, voorzien van de algemene toelichting en de vermelde aanbevelingen Richtlijn Medisch Specialistische Rapportage, hierna: RMSR) worden gevoegd. Voor zover de vragen in de te zijner tijd te zenden bijlage afwijken van de vragen die aan de deskundige worden gesteld bij arrest door het hof, gelden laatstbedoelde vragen. Met “ongeval” wordt in de navolgende vragen bedoeld: de blootstelling aan Casifos M75 op 10 september 2008.
Aan de deskundige te stellen vragen:
1. De situatie met ongeval
Anamnese (aanbeveling 2.2.4 RMSR)
a. Hoe luidt de anamnese voor wat betreft de aard en de ernst van het letsel, het verloop van de klachten, de toegepaste behandelingen en het resultaat van deze behandelingen? Welke overige klachten en beperkingen op uw vakgebied worden desgevraagd gemeld? Wilt u in uw anamnese vermelden welke beperkingen op uw vakgebied de onderzochte aangeeft in relatie tot de activiteiten van het algemene dagelijkse leven (ADL), loonvormende arbeid en het uitoefenen van hobby’s, bezigheden in recreatieve sfeer en zelfwerkzaamheid?
Medische gegevens (aanbeveling 2.2.6 RMSR)
b. Wilt u op basis van het medisch dossier van de onderzochte een beschrijving geven van:
1) de medische voorgeschiedenis van de onderzochte op uw vakgebied;
2) de medische behandeling van het letsel van de onderzochte en het resultaat daarvan.
Medisch onderzoek (aanbevelingen 2.2.5 en 2.2.7 RMSR)
c. Wilt u een beschrijving geven van uw bevindingen bij lichamelijk en eventueel hulponderzoek? (Bij (hulp)onderzoek kan worden gedacht aan onderzoek (evt. scopie) van de slokdarm, de luchtwegen en de maag.)
Consistentie (aanbevelingen 2.2.8 en 2.2.10 RMSR)
d. Is naar uw oordeel sprake van een onderlinge samenhang als het gaat om de informatie die is verkregen van de onderzochte zelf, de feiten zoals die uit het medisch dossier naar voren komen en uw bevindingen bij onderzoek en eventueel hulponderzoek?
e. Voor zover u de vorige vraag ontkennend beantwoordt, wilt u dan aangeven wat de reactie was van de onderzochte op de door u geconstateerde inconsistenties en welke conclusies u daaruit trekt?
Diagnose (2.2.15 RMSR)
f. Wat is de diagnose op uw vakgebied? Wilt u daarbij uw differentiaaldiagnostische overweging geven?
Beperkingen (aanbevelingen 2.2.17 en 2.2.18 RMSR)
g. Welke beperkingen op uw vakgebied bestaan naar uw oordeel bij de onderzochte in zijn huidige toestand, ongeacht of de beperkingen voortvloeien uit het ongeval? Wilt u deze beperkingen zo uitgebreid mogelijk beschrijven, op semi-kwantitatieve wijze weergeven en zonodig toelichten ten behoeve van een eventueel in te schakelen arbeidsdeskundige?
Kunnen de door onderzochte gestelde klachten door u worden bevestigd?
Medische eindsituatie (aanbeveling 2.2.14 RMSR)
h. Acht u de huidige toestand van de onderzochte zodanig dat een beoordeling van de blijvende gevolgen van het ongeval mogelijk is, of verwacht u in de toekomst nog een belangrijke verbetering of verslechtering van het op uw vakgebied geconstateerde letsel?
i. Zo ja, welke verbetering of verslechtering verwacht u?
j. Kunt u aangeven op welke termijn en in welke mate u die verbetering dan wel verslechtering verwacht?
k. Kunt u aangeven welke gevolgen deze verbetering dan wel verslechtering zal hebben voor de beperkingen (als bedoeld in vraag 1g)?
2. De situatie zonder ongeval
Meestal zal het niet mogelijk zijn om onderstaande vragen (met name de vragen 2 c- 2 e) met zekerheid te beantwoorden. Van u wordt ook niet gevraagd zekerheid te bieden. Wel wordt gevraagd of u vanuit uw kennis en ervaring op uw vakgebied uw mening wilt geven over kansen en waarschijnlijkheden. Het is dus de bedoeling dat u aangeeft wat u op grond van uw deskundigheid op uw vakgebied op deze vragen kunt antwoorden (aanbevelingen 2.214 en 2.2.16).
Klachten, afwijkingen en beperkingen voor ongeval
a. Bestonden voor het ongeval bij onderzochte reeds klachten en afwijkingen op uw vakgebied die de onderzochte thans nog steeds heeft?
b. Zo ja, kunt u dan aangeven welke beperkingen (zie aanbevelingen 2.2.17 en 2.2.18 RMSR) voor het ongeval uit deze klachten en afwijkingen voortvloeiden en thans nog steeds uit deze klachten en afwijkingen voortvloeien?
Klachten, afwijkingen en beperkingen zonder ongeval
c. Zijn er daarnaast op uw vakgebied klachten en afwijkingen die er ook zouden zijn geweest of op enige moment ook hadden kunnen ontstaan, als het ongeval de onderzochte niet was overkomen?
d. Zo ja (dus zonder ongeval ook klachten), kunt u dan een indicatie geven met welke mate van waarschijnlijkheid, op welke termijn en in welke omvang de klachten en afwijkingen dan hadden kunnen ontstaan?
e. Kunt u aangeven welke beperkingen (aanbevelingen 2.2.17 en 2.2.18 RMSR) uit deze klachten en afwijkingen zouden zijn voortgevloeid?
f. Verwacht u in de toekomst nog een belangrijke verbetering of verslechtering van de op uw vakgebied geconstateerde en niet-ongevalgerelateerde klachten en afwijkingen?
g. Zo ja, welke verbetering of verslechtering verwacht u?
h. Kunt u aangeven op welke termijn en in welke mate u die verbetering dan wel verslechtering verwacht?
i. Kunt u aangeven welke gevolgen deze verbetering dan wel verslechtering zal hebben voor de beperkingen (als bedoeld in vraag 2 e)?
3. Slotvraag (aanbeveling 2.2.11 RMSR)
a. Geeft hetgeen het hof heeft overwogen onder 4.2.1. u uit toxicologisch oogpunt reden tot het maken van op- en/of aanmerkingen?
b. Heeft u naar aanleiding van uw bevindingen nog opmerkingen die relevant kunnen zijn voor het verdere verloop van deze zaak?
c. Acht u expertise op een ander vakgebied wenselijk en, zo ja, op welk vakgebied? Desgewenst kunt u voor deelvragen op een ander vakgebied reeds het advies van een specialist op dat vakgebied inwinnen.
4.4. De zaak zal naar de rol worden verwezen om partijen de gelegenheid te geven zich uit te laten over het aantal, de discipline en de persoon van de te benoemen deskundige(n) en de hiervoor genoemde vragen. Het verdient aanbeveling dat partijen met name voor wat betreft de persoon van de deskundige een gezamenlijk voorstel doen. Het hof zal te zijner tijd bepalen dat het te bepalen voorschot op de kosten van de deskundige(n) voor rekening van [appellant] moet komen. Dit voorschot zal echter, gezien het feit dat [appellant] op een toevoeging procedeert, voorlopig voor rekening van ’s Rijks kas komen.
4.5. Iedere verdere beslissing wordt aangehouden. LJN BZ7087