Rb Noord-Holland 041115 beknelling chauffeur tijdens lossen vrachtwagen; gevaarlijke werkzaamheden; wg-er heeft niet voldaan aan zorgplicht
- Meer over dit onderwerp:
Rb Noord-Holland 041115 beknelling chauffeur tijdens lossen vrachtwagen; gevaarlijke werkzaamheden; wg-er heeft niet voldaan aan zorgplicht
2 De feiten
in het incident en de hoofdzaak en het incident
2.1.
[de werknemer] was in dienst van Betjes in de functie van vrachtwagenchauffeur.
2.2.
De vrachtwagen waarop [de werknemer] voor Betjes reed was voorzien van een huif met zeildoek. Zowel het zeil op het dak als het zeil aan de zijkanten van de vrachtwagen konden worden weggeschoven. De vrachtwagen had de beschikking over een hefkraan waarmee lading in en uit de laadruimte kon worden getild.
2.3.
Op 13 augustus 2007 heeft [de werknemer] bij een bedrijf in Amsterdam een aantal pakken opgehaald en ingeladen. De pakken bestonden uit met staaldraad bijeengebonden bundels met stalen buizen. Nadat [de werknemer] twee bundels elders had bezorgd, heeft zij het bedrijf D.R.A.I. Nederland B.V. te Apeldoorn (hierna: Drai) bezocht voor een levering van drie bundels.
2.4.
Het lossen van de lading bij Drai verliep op 13 augustus als volgt. Omdat het door de situatie bij Drai niet mogelijk was gebruik te maken van de hefkraan op de vrachtwagen werd de lading gelost door een hefkraan van Drai. De hefkraan werd bestuurd door de heer [x] . Tijdens de besturing van de hefkraan bevond [x] zich in de deuropening van de loods. De kabel van het besturingsmechanisme was namelijk niet lang genoeg om dichter bij de vrachtwagen te kunnen staan. [de werknemer] heeft het zeil op het dak naar achteren geschoven en het zeil aan de zijkant van de vrachtwagen gesloten gelaten. [de werknemer] bevestigde vervolgens de strop van de kraan aan de hijsband van een bundel en stond daarbij in de laadruimte. Vanuit de laadruimte kon [de werknemer] niet over de zijkant van de laadbak kijken, zodat oogcontact tussen [x] en [de werknemer] onmogelijk was. [de werknemer] gaf vanuit de laadruimte aan [x] de instructie “omhoog” en verliet de laadruimte op het moment dat de hijsband strak stond en de lading los kwam van de bodem. [de werknemer] reed vervolgens de vrachtauto onder de lading vandaan, waarna de bundel de loods van Drai in werd getrokken. Bij het lossen van de derde bundel bleef deze haken aan een bundel die nog in de laadruimte lag. [de werknemer] gaf aan [x] een teken om te stoppen met hijsen. Terwijl [de werknemer] zich in de laadruimte bevond om de bundels uit elkaar te halen, hervatte [x] het hijsen van de bundel. Omdat de bundel nog in een andere bundel was gehaakt, is deze gaan schuiven, waardoor het been van [de werknemer] bekneld raakte en zij letsel heeft opgelopen.
2.5.
[de werknemer] had als gevolg van het ongeval een dubbele beenbreuk van het rechteronderbeen.
2.6.
Na het ongeval was [de werknemer] volledig arbeidsongeschikt. In januari 2008 heeft [de werknemer] , op advies van de bedrijfsarts, haar werkzaamheden voor Betjes hervat. Gedurende de re-integratieperiode ontstonden tussen [de werknemer] en Betjes onenigheden, wat heeft geresulteerd in een beëindiging van de arbeidsovereenkomst. [de werknemer] is vervolgens in dienst getreden bij De Graaf Electrotechniek als elektricien op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd. Deze arbeidsovereenkomst is per 1 april 2009 niet verlengd.
2.7.
In opdracht van Nationale Nederlanden, de verzekeraar van Drai, heeft op 18 februari 2009 een aansprakelijkheidsonderzoek plaatsgevonden door H. Vink, werkzaam bij CED Forensic B.V. In het rapport is een verklaring van [x] geciteerd. Deze luidt, voor zover van belang, als volgt:
“(…)
In de ochtend van 13 augustus 2007 kwam er een vrachtwagen van Betjes Transport die 3 bundels staal kwam leveren. (…) Betjes Transport is één van de transportbedrijven waarvan de opleggers aan de zijwanden niet geopend kunnen worden. (…) Het zeil aan de bovenzijde van de oplegger kan wel als een soort harmonicagordijn opengeschoven worden. Dat heeft de chauffeur op die ochtend ook gedaan.
(…) De bediening van de kraan is aan kabel verbonden die niet verder reikt dan net voor- en aan de binnenzijde van de roldeur. Als de kraan bediend moet worden is het absoluut niet mogelijk om in de laadruimte van de opleggers van Betjes Transport te kunnen kijken. Dit omdat het zeil aan de zijkant van de oplegger niet open kan.
Het contact met de chauffeur vindt dan ook mondeling en zonder hulpmiddelen plaats. (…) Ik kan zonder problemen of belemmeringen praten en mij duidelijk maken tegenover de chauffeur van Betjes Transport.
(…) Vervolgens heeft de chauffeur de strop van de bundel aan de haak gebonden, waarna hij het commando “omhoog” gaf. Dat heb ik ook gedaan. Toen de kraan een heel klein stukje de lading had opgetild hoorde ik de chauffeur roepen: “stop, stop, kom in de wagen, ik zit knel”, of woorden van soortgelijke strekking. (…)
(…)
(…) Het is absoluut niet zo dat ik op eigen initiatief ben gaan hijsen. Ik wacht op instructies van de chauffeur, zeker omdat hij niet binnen mijn gezichtsveld staat.
(…)”
2.8.
De gemachtigde van [de werknemer] heeft Betjes bij brief van 4 december 2013 aansprakelijk gesteld voor alle schade die [de werknemer] als gevolg van het bedrijfsongeval lijdt.
2.9.
In opdracht van Goudse Verzekeringen heeft M.W. Kwakkel van schaderegelingsbureau SRB-Rasenberg B.V. een onderzoek gedaan naar de toedracht van het ongeval en hiervan verslag gedaan op 25 maart 2014. Op 14 mei 2014 heeft Kwakkel aan Goudse Verzekeringen bericht dat twee werknemers van Betjes en de bestuurders van Betjes hebben verklaard dat een instructie om het zeil aan de zijkant en het zeil op het dak van de vrachtwagen gelijktijdig te openen ontbrak.
2.10.
Bij e-mail van 10 oktober 2014 heeft Goudse Verzekeringen aan de gemachtigde van [de werknemer] meegedeeld dat Betjes niet in haar zorgplicht als werkgever is tekort geschoten en dat zij de door [de werknemer] geleden schade dan ook niet kan vergoeden.
2.11.
[de werknemer] ontvangt thans een WIA-uitkering op basis van 80-100%.
3 De vordering
[de werknemer] vordert – na vermindering van eis – dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad,
in het incident
Betjes c.s. hoofdelijk veroordeelt tot betaling van een voorschot op de aan [de werknemer] toekomende schadevergoeding van € 10.000,00, binnen acht dagen na betekening van het vonnis, kosten rechtens;
in de hoofdzaak
voor recht verklaart dat Betjes c.s. hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de door [de werknemer] ten gevolge van het ongeval van 13 augustus 2007 geleden en nog te lijden schade, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, kosten rechtens.
in het incident en de hoofdzaak
3.1.
[de werknemer] legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat Betjes aansprakelijk is voor de schade die [de werknemer] door het ongeval heeft geleden en nog zal lijden, nu Betjes niet heeft voldaan aan de verplichting genoemd in artikel 7:658 lid 1 BW. Op grond van artikel 7:954 lid 1 BW vordert [de werknemer] dat de verzekeraar van Betjes, Goudse Schadeverzekering, de uitkering, die zij aan Betjes zou moeten betalen, rechtstreeks aan [de werknemer] voldoet.
Volgens [de werknemer] mocht zij het zeil op het dak en aan de zijkanten van de vrachtwagen niet gelijktijdig openen. Daarom was voor het lossen alleen het zeil op het dak open. Verder ontbrak in de laadruimte de mogelijkheid om de bundels te verankeren, waardoor de bundels konden schuiven in de laadruimte. Verder stelt [de werknemer] dat zij geen teken aan [x] heeft gegeven om het hijsen van de derde bundel te hervatten. Desondanks is dit wel gebeurd, waardoor zij een bundel van 1000 kilo op haar been kreeg.
Betjes heeft niet de maatregelen genomen en aanwijzingen gegeven die redelijkerwijze nodig waren om de schade te voorkomen. Zij heeft ook geen maatregelen getroffen om de communicatie bij Drai te verbeteren, bijvoorbeeld door middel van een portofoon.
Tot op heden heeft [de werknemer] pijnklachten aan het rechteronderbeen, is dat been beperkt belastbaar en is haar looppatroon gestoord. Daarbij komt dat [de werknemer] rugklachten heeft ontwikkeld en last heeft van aanhoudende hoofdpijn.
De schade van [de werknemer] bestaat uit de kosten van behandeling en genezing, verlies van arbeidsvermogenscapaciteit, kosten voor huishoudelijke hulp, verlies van zelfredzaamheid , gemist voordeel en de kosten van rechtskundige bijstand.
4 Het verweer
in het incident en de hoofdzaak
4.1.
Betjes c.s. betwisten de vordering. Zij voeren aan – samengevat – dat zij geen aanleiding zien om [de werknemer] niet te volgen in haar standpunt dat [x] een fout heeft gemaakt en zonder instructie van [de werknemer] het hijsen heeft hervat, terwijl [de werknemer] zich nog in de laadruimte bevond.
Betjes c.s. betwisten echter dat de zorgplicht is geschonden. Een instructie om het zeildoek op het dak en aan de zijkant niet gelijktijdig te openen ontbreekt volgens Betjes c.s. Verder betwisten Betjes c.s. dat de zijkant niet kon worden geopend omdat er daarvoor te weinig ruimte was en stellen zij dat [de werknemer] in de laadruimte zelfs bij een geopende zijkant niet zichtbaar was voor [x] . Voorts stellen Betjes c.s. dat een portofoon overbodig was, aangezien [de werknemer] en [x] zich op enkele meters afstand van elkaar bevonden en betwisten zij dat de lading niet kon worden vastgezet in de laadruimte.
Dat Betjes [de werknemer] niet zou hebben gewaarschuwd voor mogelijk letsel tijdens het lossen van de vrachtwagen bij Drai, maakt onder de gegeven omstandigheden nog niet dat Betjes in haar zorgplicht is tekort geschoten. [de werknemer] beschikte over de benodigde scholing, onder meer in veiligheidsaspecten, had ruime ervaring als vrachtwagenchauffeur en was bekend met de situatie bij Drai. Daarbij komt dat bij Drai sprake was van eenvoudige loswerkzaamheden van op zichzelf een ongevaarlijke lading, waarvoor naar de mening van Betjes c.s. geen afzonderlijke voorafgaande instructies waren vereist. Tot slot is het vast beleid dat bij problemen contact wordt opgenomen met Betjes. Dit heeft [de werknemer] niet gedaan, maar dat is ook begrijpelijk omdat niet direct sprake was van een mogelijk niet eenvoudig op te lossen probleem.
Het ongeluk is niet veroorzaakt door een tekortkoming van Betjes, maar enkel door een fout van [x] . Betjes had dit in alle redelijkheid niet kunnen voorkomen.
Ten aanzien van de provisionele vordering stellen Betjes c.s. dat [de werknemer] niet ontvankelijk is in haar vordering dan wel dat de vordering voor afwijzing gereed ligt. Ter onderbouwing stellen Betjes c.s. dat aan het samenhangvereiste met de bodemprocedure niet is voldaan, een spoedeisend belang ontbreekt en gelet op het gemotiveerde verweer onvoldoende aannemelijk is dat het provisioneel gevorderde in de hoofdzaak zal worden toegewezen. Tot slot stellen Betjes c.s. dat [de werknemer] heeft nagelaten de door haar geleden schade inzichtelijk te maken.
5 De beoordeling
in het incident
5.1.
Een beslissing op een provisionele vordering is naar haar aard een beslissing die gegeven wordt in afwachting van, en vooruitlopend op, de beslissing in de hoofdzaak. Het provisionele vonnis verliest zijn werking zodra in dezelfde instantie einduitspraak wordt gedaan en de hoofdvordering wordt toegewezen. Indien de hoofdvordering wordt afgewezen ontvalt de grondslag aan de toewijzing van het provisionele vonnis.
5.2.
Nu gelijktijdig op deze vordering als op de vordering in de hoofdzaak een beslissing zal worden genomen, en deze uitspraak heeft te gelden als een einduitspraak, zal de kantonrechter de vordering in het incident afwijzen. De provisionele vordering heeft immers te gelden als een voorlopige maatregel totdat op de hoofdzaak is beslist.
5.3.
De proceskosten in het incident komen voor rekening van [de werknemer] , omdat zij ongelijk krijgt en zullen tot en met vandaag worden vastgesteld op € 200,00.
in de hoofdzaak
5.4.
Uit de inhoud van de processtukken en wat partijen ter zitting naar voren hebben gebracht, is de toedracht van het bedrijfsongeval van [de werknemer] naar het oordeel van de kantonrechter voldoende komen vast te staan. Het is dan ook, ingevolge het tweede lid van artikel 7:658 BW, aan Betjes c.s. om te stellen en zo nodig te bewijzen, dat zij al die maatregelen heeft genomen en al die aanwijzingen heeft gegeven die redelijkerwijs nodig waren om de schade te voorkomen. Volgens vaste rechtspraak schept art. 7:658 BW geen absolute waarborg, maar geldt voor de werkgever wel een ruime zorgplicht. Dit artikel vereist immers een hoog veiligheidsniveau van de betrokken werkruimte, werktuigen en gereedschappen alsmede van de organisatie van de werkzaamheden en vereist dat de werkgever het op de omstandigheden van het geval toegesneden toezicht houdt op behoorlijke naleving van de door hem gegeven instructies.
5.5.
Wat van een werkgever mag worden verwacht hangt af van de omstandigheden van het geval. Relevante omstandigheden zijn onder meer de aard van de werkzaamheden, de kenbaarheid van het gevaar, de te verwachten onoplettendheid van de werknemer en de mate van bezwaarlijkheid van het treffen van maatregelen.
5.6.
Als niet weersproken staat vast dat het gewicht van de op 13 augustus 2007 in de vrachtwagen aanwezige bundels, behoudens één bundel van 1 kilo, 1000 kilo per bundel bedroeg. Daaruit volgt naar het oordeel van de kantonrechter genoegzaam dat de laad- en loswerkzaamheden in zijn algemeenheid kunnen worden bestempeld als gevaarlijk. Gelet op het vaststaande feit dat bij Drai de kraandrijver geen zicht had op wat zich afspeelde in de laadruimte maakt dat sprake was van een intrinsiek gevaarlijke situatie. De situatie bij Drai was immers zo, en dat wist Betjes, dat de kraandrijver alleen kon zien wat in de vrachtwagen gebeurde, als het zeil van de zijkant van de vrachtwagen was opengeschoven. Gelet op de onweersproken stelling van [de werknemer] dat (nagenoeg) alle andere afnemers van Betjes de werkplek zodanig hadden ingericht dat bij het lossen zicht was op de laadruimte, maakt dit de situatie bij Drai uniek. Op het moment dat de chauffeur zich in de laadruimte bevond had de kraandrijver immers geen zicht op de chauffeur. De kantonrechter volgt Betjes c.s. dan ook niet in hun standpunt dat de lading, bundels van 3 meter lange buizen van 1000 kilo, ongevaarlijk was.
5.7.
Aan de stelplicht van Betjes c.s. dienen in een geval als het onderhavige – een ongeval, met letselschade tot gevolg, welk ongeval voortvloeit uit een gevaarzettende situatie die rechtstreeks verband houdt met en inherent is aan de uitvoering van de werkzaamheden van [de werknemer] – hoge eisen te worden gesteld. Betjes c.s. hebben echter tegen het uitdrukkelijk gemaakte verwijt van [de werknemer] dat Betjes onvoldoende toezicht hield en geen instructies gaf, enkel ingebracht dat dit niet nodig was, omdat de omstandigheden bij Drai daarom niet vroegen.
5.8.
Onder voornoemde evident risicovolle omstandigheden had het minst genomen op de weg van Betjes gelegen haar chauffeurs uitdrukkelijk te instrueren het zeil van de zijkant van de vrachtwagen open te schuiven. Indien dit niet het beoogde resultaat zou opleveren en dus ook dan het zicht op de laadruimte ontbrak, lag het op de weg van Betjes haar chauffeurs op een zodanige wijze te instrueren en/of maatregelen te nemen dat de communicatie tussen de chauffeur en de kraandrijver te allen tijde optimaal was. Dit ter voorkoming van misverstanden. Ook mocht van Betjes worden verwacht dat zij haar chauffeurs instrueerde de lading te verankeren, zodat de lading niet kon schuiven. Indien dit niet mogelijk was, mocht redelijkerwijs van Betjes worden verwacht dat zij maatregelen nam om het vastzetten van de lading wel mogelijk te maken.
5.9.
De omstandigheden waaronder bij Drai werd gewerkt vroegen om deze instructies en maatregelen. Bovendien vroegen deze omstandigheden om toezicht van Betjes op behoorlijke naleving van de instructies. Daarbij neemt de kantonrechter in aanmerking dat de kans dat het risico zich verwezenlijkt naar het oordeel van de kantonrechter niet zo gering was dat instructies en nader toezicht in redelijkheid niet van Betjes kon worden verwacht.
5.10.
De conclusie is dat de kantonrechter de vordering van [de werknemer] zal toewijzen. ECLI:NL:RBNHO:2015:9484