RBMNE 240120 Werkgever aansprakelijk voor beenletsel door ongeval met wankele en kantelende rolcontainer
- Meer over dit onderwerp:
RBMNE 240120 Werkgever aansprakelijk voor beenletsel door ongeval met wankele en kantelende rolcontainer;
- verzocht € 10.315,25 (34,10 uur x € 250,00 + 21% btw), toegewezen € 5.566,00 incl BTW
1De procedure
1.1.
[verzoekster] heeft een verzoekschrift voor een deelgeschil ingediend met producties. In aanvulling daarop heeft hij op verzoek van de rechtbank een indicatie gegeven van de omvang van de schade. HEMA heeft een verweerschrift met producties ingediend. Bij brief van 12 november 2019 heeft [verzoekster] een overzicht gegeven van de kosten van het deelgeschil. De mondelinge behandeling was op 14 november 2019. Daarbij is [verzoekster] verschenen, bijgestaan door mr. Batenburg. HEMA werd vertegenwoordigd door haar [functie 1] en mevrouw [A] [functie 2] bij HEMA. Zij werden bijgestaan door mr. Hieltjes. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van de mondelinge behandeling. HEMA heeft ter zitting camerabeelden laten zien. De USB-stick met deze camerabeelden is in het dossier gevoegd.
1.2.
Op verzoek van HEMA is de in het verzoekschrift gebruikte naam AIG Europe Limited in deze beschikking gewijzigd in AIG Europe SA.
2Het geschil
2.1.
[verzoekster] is vrachtwagenchauffeur. Hij heeft - via bemiddeling door [verweerster sub 2] - werkzaamheden verricht voor HEMA. AIG is de aansprakelijkheidsverzekeraar van HEMA.
2.2.
Op 11 september 2015 heeft [verzoekster] bij zijn laad- en loswerkzaamheden voor HEMA letsel opgelopen. Hij vervoerde producten in een rolcontainer vanuit de vrachtwagen naar de winkel. Daarbij is hij over een putdeksel in het trottoir gereden. De rolcontainer is gekanteld en tegen het scheenbeen van [verzoekster] terechtgekomen, waardoor een wond aan zijn scheenbeen is ontstaan. In deze procedure verzoekt [verzoekster] dat de kantonrechter voor recht verklaart dat HEMA en/of [verweerster sub 2] aansprakelijk zijn voor het ongeval op 11 september 2015 en zijn schade moet(en) vergoeden.
2.3.
HEMA wijst de aansprakelijkheid af. Zij voert aan dat zij aan haar zorgplicht heeft voldaan en [verweerster sub 2] kan volgens haar niet aansprakelijk zijn omdat zij alleen zorgde voor de bemiddeling en de facturering van de werkzaamheden van [verzoekster] . [verweerster sub 2] was niet verantwoordelijk voor het instrueren of de wijze waarop toezicht werd gehouden op de werkzaamheden.
3De beoordeling
3.1.
De werkgever heeft een wettelijke zorgplicht voor de veiligheid van de werknemer. Dit is bepaald in artikel 7:658 lid 1 Burgerlijk Wetboek (BW). Dit artikel stelt hoge eisen aan de veiligheid van de werkplek en het gereedschap waarmee de werkgever de werknemers laat werken. De werkgever moet ook aanwijzingen geven die nodig zijn om het werk veilig te verrichten en hij moet er op toezien dat die aanwijzingen worden nageleefd. De werkgever is aansprakelijk voor schade die de werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden lijdt, tenzij de werkgever aantoont dat hij de in het eerste lid genoemde verplichtingen is nagekomen of dat de schade in belangrijke mate het gevolg is van opzet of bewuste roekeloosheid van de werknemer (artikel 7:658 lid 2).
3.2.
[verzoekster] heeft in zijn verzoekschrift beschreven dat de rolcontainer zwaar beladen was (circa 500 kg), en dat deze zwaarbeladen rolcontainer op zijn been is terechtgekomen. Deze beschrijving komt niet overeen met wat op de camerabeelden van de bewakingscamera van HEMA is te zien. De kantonrechter gaat uit van deze camerabeelden. [verzoekster] heeft ter zitting niet gezegd dat het anders is gegaan.
3.3.
Op de camerabeelden is te zien dat [verzoekster] de rolcontainer vanaf de vrachtauto voor zich uit duwt. Op zijn looproute ligt een putdeksel dat een paar centimeter lager is dan de stoep. De voorste wieltjes van de rolcontainer blijven steken, de rolcontainer kantelt naar voren, [verzoekster] probeert deze tegen te houden en de rolcontainer kantelt weer terug. De dozen op de rolcontainer vallen door het kantelen op de grond. Uit de manier waarop deze dozen vallen en vervolgens met gemak door werknemers van HEMA worden opgetild, is het niet aannemelijk dat de rolcontainer heel zwaar beladen was. Op de camerabeelden is niet precies te zien op welke manier de rolcontainer met het scheenbeen van [verzoekster] is aanraking is gekomen: op het moment dat de container naar voren kantelde of het moment dat deze weer terug viel, maar het is aannemelijk dat [verzoekster] door het kantelen van de container verwond is. Daarmee is vast komen te staan dat [verzoekster] in de uitoefening van zijn werkzaamheden schade heeft geleden.
3.4.
De kantonrechter is het eens met HEMA dat [verweerster sub 2] niet aansprakelijk is voor deze schade, omdat zij geen bemoeienis had met de manier waarop [verzoekster] zijn laad- en loswerkzaamheden uitvoerde. [verzoekster] heeft zijn stelling dat [verweerster sub 2] wel zeggenschap had over de uitvoering van de werkzaamheden niet onderbouwd.
3.5.
[verzoekster] heeft niet opzettelijk iets verkeerd gedaan en hij was ook niet roekeloos. HEMA is dus aansprakelijk voor de gevolgen van het ongeval, tenzij zij aantoont dat zij aan haar zorgplicht heeft voldaan.
3.6.
De kantonrechter is het eens met HEMA dat haar niet kan worden verweten dat de rolcontainer over een oneffenheid in de stoep gereden moest worden. Dit is een gedeelte van de openbare weg waarover zij geen zeggenschap heeft en bovendien is niet in geschil dat de oneffenheid door het putdeksel niet in strijd is met de normen die daarvoor gelden.
3.7.
HEMA stelt dat [verzoekster] de rolcontainer had moeten trekken, in plaats van duwen. Dat [verzoekster] door HEMA is geïnstrueerd om de rolcontainer op die manier te gebruiken blijkt echter niet. In geen van de stukken die HEMA heeft overgelegd komt het onderwerp “instructie rolcontainers” of iets dergelijks voor. De kantonrechter gaat daarom uit van de lezing van [verzoekster] dat een collega hem tijdens het inwerken heeft uitgelegd dat hij de rolcontainers altijd met de zwenkwielen naar zich toe moest verplaatsen en dat hij de rolcontainer moest laten gaan als deze dreigde te vallen.
3.8.
De instructie over de zwenkwielen zegt niets over de vraag of de rolcontainer moet worden getrokken of geduwd. Ter zitting hebben partijen gesproken over wat de beste manier is om een rolcontainer voort te bewegen. Dat heeft niet tot een duidelijke conclusie geleid. De stelling van HEMA dat uit de beelden blijkt dat het trekken van de rolcontainer de aangewezen methode was, omdat de andere werknemers dit ook doen en zij moeiteloos het putdeksel passeren, gaat in elk geval niet op. [verzoekster] heeft dit tegengesproken en naar voren gebracht dat de andere werknemers met “Dolly’s” rijden. Dat is een ander soort karretje met vier zwenkwielen, die groter en steviger zijn en waarmee gemakkelijker kan worden gemanoeuvreerd. De HEMA heeft erkend dat het niet gaat om dezelfde karren en dat de Dolly’ gemakkelijker zijn om mee te manoeuvreren. Verder heeft [verzoekster] uitvoerig uiteengezet waarom de het in zijn geval niet mogelijk was om de rolcontainer te trekken.
3.9.
HEMA heeft haar stelling dat [verzoekster] een uitgebreide instructie heeft gekregen over het gebruik van rolcontainers dan ook niet aangetoond.
3.10.
De instructie om de rolcontainer te laten gaan als deze kantelt, was blijkbaar nodig omdat een rolcontainer het gevaar in zich bergt om te kantelen. HEMA heeft benadrukt dat er maar een kleine oneffenheid was. Kennelijk was de rolcontainer zo instabiel dat zelfs deze kleine oneffenheid voldoende was om hem aan het wankelen te brengen. Het is goed invoelbaar dat [verzoekster] op het moment dat de container ging wankelen in een impuls heeft gereageerd en heeft geprobeerd om te voorkomen dat de container zou omvallen. Dit nog afgezien van het feit dat het niet zeker is dat hij geen letsel zou hebben opgelopen als hij de instructie van HEMA om de container te laten gaan, wel zou hebben opgevolgd.
3.11.
Weliswaar is hier sprake van een ongelukkige samenloop, maar deze komt in dit geval voor risico van HEMA. HEMA maakt gebruik van deze rolcontainers die gevoelig zijn voor oneffenheden in de ondergrond en daardoor kunnen wankelen en omvallen. Dit is niet vergelijkbaar met de situatie dat een gewoon gebruiksvoorwerp zoals een trapje of een keukenmes bij de uitvoering van de werkzaamheden heeft geleid tot letsel. De conclusie is dan ook dat HEMA aansprakelijk is voor de gevolgen van het ongeval.
3.12.
[verzoekster] maakt aanspraak op een bedrag van € 10.394,25 (34,10 uur x een uurtarief van € 250,00 te vermeerderen met 21% btw, vermeerderd met het griffierecht van € 79,00).
3.13.
Artikel 6:96 lid 2 BW regelt hoe de kosten van het deelgeschil moeten worden begroot. De rechtbank moet daarbij de zogenoemde dubbele redelijkheidstoets gebruiken; zowel het inroepen van de rechtsbijstand als de daarvoor gemaakte kosten moeten redelijk zijn.
3.14.
In het verzoekschrift heeft [verzoekster] slechts naar voren gebracht dat hij aanspraak maakt op vergoeding van de kosten van het deelgeschil zonder een indicatie te geven van de hoogte daarvan. In het verweerschrift heeft HEMA naar voren gebracht dat zij bij gebrek aan wetenschap betwist dat de kosten voldoen aan de dubbele redelijkheidstoets. De begroting van de kosten heeft [verzoekster] pas gegeven, twee dagen voor de zitting en nadat HEMA het verweerschrift had ingediend.
3.15.
De rechtbank ziet in de gegeven omstandigheden aanleiding om de hoogte van de kosten ambtshalve te matigen. Het is een beperkt en overzichtelijk deelgeschil. Het aantal uren tegen een relatief hoog tarief past daar niet bij. De rechtbank begroot de redelijke kosten op € 4.600 (inclusief 21 % btw komt dat op € 5.566,00). Daar moet het griffierecht van € 79,00 dat [verzoekster] aan de rechtbank heeft moeten betalen nog bij worden opgeteld. ECLI:NL:RBMNE:2020:234