Overslaan en naar de inhoud gaan

Hof Arnhem-Leeuwarden 300914 brandwond voet saunabezoeker; vordering afgewezen na deskundigenbericht mbt temperatuur vloer

Hof Arnhem-Leeuwarden 300914 brandwond voet saunabezoeker; vordering afgewezen na deskundigenbericht mbt temperatuur vloer

vervolg op: hof-leeuwarden-120213-brandwond-voet-saunabezoeker-beroep-exoneratiebeding-in-av-en-huisregels-slaagt-niet-deskundigenonderzoek
2.6
Partijen hebben (verder) geen bezwaren ingebracht tegen de wijze waarop het onderzoek is verricht en de conclusies van het onderzoek niet weersproken. Het hof is van oordeel dat de deskundige de conclusies van zijn onderzoek duidelijk heeft onderbouwd. Er kan dan ook worden uitgegaan van de juistheid van de door de deskundige vastgestelde meetgegevens.

2.7
In rechtsoverweging 3.11 van het tussenarrest van 12 februari 2013 heeft het hof het volgende overwogen:

"De feitelijke grondslag van de vordering van [appellant] is dat hij op 15 juni 2010 aanwezig was in de Kelo-sauna toen daar rond 16.00 uur een opgieting plaatsvond. Door de opgieting nam de temperatuur sterk toe. Vanwege de warmte wilden de bezoekers naar buiten. Omdat er een vrouw in de weg stond, moest [appellant] even opzij stappen. Daarbij is hij met de linkervoet naast de matten op (het niet met matten bedekte deel van) de vloer gekomen. De vloer was zo heet dat [appellant] een brandwond aan de linkervoet heeft opgelopen. [appellant] voelde dat direct toen hij opzij stapte." 
Op de aldus omschreven feitelijke grondslag heeft [appellant] zijn stellingen over de aansprakelijkheid van Bronnenbad gebaseerd. Volgens [appellant] heeft Bronnenbad voor onnodige gevaarzetting gezorgd, doordat belangrijke delen van de hete stenen vloer in de sauna niet geïsoleerd en onbedekt waren, een waarschuwing hiervoor ontbrak en Bronnenbad aan bezoekers het dragen van slippers in de sauna heeft verboden (inleidende dagvaarding onder 11). Het dragen van slippers had kunnen voorkomen dat [appellant] met onbedekte huid de hete stenen vloer raakte (inleidende dagvaarding onder 10). Deze stelling heeft [appellant] in de loop van de procedure herhaald. In zijn akte in eerste aanleg d.d. 19 mei 2011 heeft hij opgemerkt dat Bronnenbad onverantwoord heeft gehandeld door niet de hele stenen vloer met kunststof matten te bedekken (blz. 2). Bij gelegenheid van de comparitie in eerste aanleg heeft hij dat herhaald (vgl. blz. 2 van de notitie mr. Van Dijk). In de memorie van grieven heeft [appellant] Bronnenbad opnieuw verweten te hebben nagelaten de gehele vloer van de sauna met matten te bedekken (MvG nr. 24). Hij heeft er aan toegevoegd dat Bronnenbad heeft nagelaten er voor te zorgen dat ook het onbedekte gedeelte van de stenen vloer een dragelijke temperatuur had (MvG nr. 25). Ook in het vervolg van deze memorie heeft [appellant] de aansprakelijkheid van Bronnenbad verbonden aan de te hoge temperatuur van de stenen vloer en het nalaten van het treffen van beschermingsmaatregelen (het bedekken van de vloer met matten of het uitreiken van slippers aan bezoeken) tegen die hoge temperatuur (vgl. MvG nrs. 28, 29 en 54). Bij gelegenheid van het pleidooi in hoger beroep heeft [appellant] de aansprakelijkheid van Bronnenbad, op basis van de al genoemde feitelijke grondslag, verbonden aan het feit dat Bronnenbad er niet voor heeft gezorgd dat de vloer geheel was afgedekt dan wel dat deze vloer niet te heet kon worden
(pleitnotities mr. Van Dijk onder 24 en 25).

2.8
Uit het door de deskundige uitgevoerde onderzoek volgt dat de temperatuurverschillen in de sauna betrekkelijk beperkt zijn. Meer in het bijzonder volgt uit het rapport dat de temperatuur op de door [appellant] aangegeven (in het rapport vermeld als: de veronderstelde) looproute niet afwijkend is van de temperaturen die zijn gemeten op de rest van de vloer van de sauna. Dat geldt ook voor de plek waar [appellant] op de onbedekte vloer zou zijn gestapt.
[appellant] heeft echter aangevoerd dat de vloer op de plek waar hij de brandwand zou hebben opgelopen veel warmer was dan elders omdat de vloer daar niet bedekt was, maar elders wel. Die bedekking vormde een bescherming tegen de hete vloer. Uit het rapport van de deskundige volgt ook - en Bronnenbad wijst daar in haar memorie na deskundigenbericht ook op - dat de temperatuur van de matten nagenoeg gelijk is aan de temperratuur van de tegelvloer. Op blz. 11 van zijn rapport heeft de deskundige geschreven:

"De temperatuur van de rubberen matten is nagemeten en bleek nagenoeg gelijk te zijn met de temperatuur van de tegelvloer. Daarom is de temperatuur gemeten door met de temperatuurvoeler (contactmeter) rechtstreeks de vloer te meten. Dit is de meest directe manier om de temperatuur te bepalen."

[appellant] heeft (ook) deze bevinding van de deskundige niet weersproken. Het hof ziet geen reden deze bevinding, die is gebaseerd op een eigen waarneming van de deskundige gedurende zijn onderzoek, terzijde te stellen. Er kan dan ook van worden uitgegaan dat de matten - die volgens [appellant] ten tijde van zijn bezoek aan de sauna ook nog versleten waren - geen bescherming boden tegen de hoge temperatuur van de daaronder liggende vloer. De temperatuur op de mat was immers bijna gelijk aan de temperatuur van de vloer onder de mat.

2.9
Uit hetgeen hiervoor is overwogen, volgt dat een cruciaal onderdeel van de feitelijke grondslag van de vordering van [appellant] is weggevallen, te weten dat hij doordat hij niet met zijn voet op de mat kon blijven in aanraking kwam met de veel hetere onbedekte stenen vloer en toen een brandblaar opliep. Allereerst is van grote temperatuurverschillen op de saunavloer geen sprake, en binnen de door [appellant] aangegeven looproute zeker niet. Bovendien is geen sprake van (noemenswaardige) temperatuurverschillen tussen de gedeeltes van de vloer met en zonder mat. Dit onderdeel van de feitelijke grondslag van de vordering van [appellant] wordt door het deskundigenonderzoek weerlegd en is in het licht van dit rapport onvoldoende onderbouwd.

2.10
Nu niet vaststaat dat het onbedekte deel van de vloer heter was dan het bedekte deel van de vloer en evenmin dat de plaats waar [appellant] zijn voet zou hebben gebrand een substantieel hogere temperatuur had dan andere plaatsen van de vloer, komt ook het verwijt van [appellant] dat Bronnenbad de gehele vloer had moeten bedekken ter bescherming tegen te hoge temperaturen van de vloer op losse schroeven te staan. [appellant] heeft immers uitdrukkelijk niet aangevoerd dat de gehele vloer te heet was. Volgens hem was alleen het onbedekte deel van de vloer (op de plaats waar hij even op heeft gestaan) te heet en had Bronnenbad de daaruit voortvloeiende gevaarlijke situatie kunnen voorkomen door ook dat deel met matten te bedekken (in welk geval, naar het hof de stellingen van [appellant] begrijpt,) Bronnenbad geen verwijt kon worden gemaakt. Het hof laat dan nog daar dat de deskundige, onweersproken door [appellant], heeft vastgesteld dat de temperaturen van de saunavloer representatief zijn voor opgietsauna's en niet afwijken van normaal gebruik van dit soort sauna's. Dat de vloer (op de plek waar [appellant] zijn voet zou hebben gebrand) te heet zou zijn geweest, ligt ook in het licht van deze vaststelling van de deskundige niet voor de hand.

2.11
Nu niet is aangetoond dat de vloer naast de mat heter was dan het met matten bedekte gedeelte van de vloer, is de vordering van [appellant], gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, niet toewijsbaar. Dat betekent dat een onderzoek door een medisch deskundige naar de relatie tussen de temperatuur van een vloer en het ontstaan van een brandwond aan de voet achterwege kan blijven. Het hof zal dan ook, anders dan het in het arrest van 12 februari 2013 nog verwachtte, geen medisch deskundige benoemen. Een onderzoek door een medisch deskundige zou immers niet tot een ander oordeel kunnen leiden. ECLI:NL:GHARL:2014:7516