Overslaan en naar de inhoud gaan

GEA Aruba 210617 evenwichtsverlies zorgt voor val over een laag muurtje van hotel; niet onvoorzienbaar; gebrekkige opstal

GEA Aruba 210617evenwichtsverlies zorgt voor val over een laag muurtje van hotel; niet onvoorzienbaar; gebrekkige opstal

2 DE FEITEN
2.1
Eiser, geboren op [geboortedatum] 1965 en Eiseres verbleven op 28 juli 2012 in het door Bucuti geëxploiteerde hotel te Aruba. Zij waren daags daarvoor aangekomen. In de daarvoor bestemde ruimte hebben zij ontbeten en waren gezeten aan een tafeltje naast een laag muurtje, waarachter zich een lager gelegen looppad bevindt. Op het moment dat Eiser na het ontbijt opstond heeft hij zijn evenwicht verloren en is over het muurtje in het looppad gevallen.

2.2
Als gevolg van de val heeft Eiser letsel opgelopen in de zin van een open breuk van het spaakbeen en de ellepijp in de linker onderarm. Eiser heeft daarvoor meerdere medische behandelingen ondergaan en heeft daaraan blijvende beperkingen. Hij is tandarts van beroep en ondervindt belemmeringen bij de uitoefening daarvan.

2.3
Eiser heeft Bucuti aansprakelijk gesteld op grond van art. 6:174 jo 6:181 BW. Bucuti heeft aansprakelijkheid van de hand gewezen.

3 DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN
3.1
Eiser vordert, samengevat een verklaring voor recht dat Bucuti aansprakelijk is voor de door eisers geleden schade, veroordeling tot betaling van die schade, op te maken bij staat en betaling van een voorschot op die schade van CAD$ 465.100,- voor Eiser en CAD$ 2.500,- voor Eiseres en een bedrag wegens buitengerechtelijke kosten, alles onder veroordeling van Bucuti in de kosten van de procedure.

3.2
Eiser legt aan zijn vordering ten grondslag dat Bucuti jegens hem aansprakelijk is wegens een gebrekkige opstal en dat hij als gevolg van dat gebrek schade heeft geleden. Dat laatste geldt ook voor Eiseres, wier vakantie is bedorven en huishoudelijke taken heeft overgenomen van Eiser.

3.3
Bucuti heeft gemotiveerd verweer gevoerd.

3.4
Op de standpunt van partijen gaat het Gerecht hieronder, waar nodig, nader in.

4 DE BEOORDELING
4.1
De kern van het geschil wordt gevormd door de vraag of Bucuti jegens Eiser aansprakelijk is voor de schade die hij heeft geleden als gevolg van de val op 28 juli 2012. Eiser heeft gesteld dat sprake is van een opstal die niet voldoet aan de eisen die men daaraan in de gegeven omstandigheden mag stellen en daardoor gevaar opleverde. Bucuti heeft bestreden dat zij aansprakelijk is. Dat sprake is van een (gedeelte van een) opstal en dat Bucuti als bezitter moet worden aangemerkt, staat niet ter discussie. Het gaat om de vraag of sprake was van een situatie die aansprakelijkheid op grond van art. 6:174 BW oplevert. Voor de beantwoording van die vraag stelt het Gerecht voorop dat het enkele feit dat het muurtje waarover Eiser is gevallen, gebouwd is overeenkomstig een (destijds) geldend bouwbesluit of voldoet aan enige wettelijke regeling, niet wil zeggen dat die (dus) voldoet aan de eisen die men daaraan in de gegeven omstandigheden mag stellen. Voorop staat de vraag naar de eisen die men uit het oogpunt van veiligheid daaraan mag stellen (vgl HR 20 oktober 2000, NJ 2000, 700, herhaald in HR 17 december 2010, LJN BN6236). Daarnaast komt betekenis toe aan de omstandigheden dat sprake is van een voor het publiek toegankelijke ruimte en van een door Bucuti commercieel benutte ruimte (het profijtbeginsel).

4.2
Voor wat betreft de feitelijke situatie constateert het Gerecht dat partijen kennelijk met elkaar van mening verschillen over de hoogte van het muurtje waarover Eiser is gevallen en het niveauverschil tussen het eetgedeelte van het restaurant en het looppad. Zelfs de door hen ingeschakelde deskundigen verschillen hierover met elkaar van mening. Eiser heeft gesteld, op basis van een deskundigenrapportage dat dit verschil 46 cm was en Bucuti heeft op basis van een door haar geraadpleegde deskundige gesteld dat het muurtje een hoogte had van 37,5 cm. Omdat de situatie (door andere oorzaken) is gewijzigd, is een eenduidige meting niet meer mogelijk. Uit de overgelegde foto’s , met name de “stils” van de opname van de beveiligingscamera, blijkt dat het muurtje tot ongeveer halverwege de tafelpoten van de tafel van Eiser en Eiseres komt en zich lijkt te bevinden ter hoogte van de zitting van de stoel waarop Eiser zat. Uit de foto waarop te zien is dat hij opstaat, is af te leiden dat het muurtje minder dan kniehoog is. Eiser heeft een lengte van circa 1.90 meter. Uit al deze omstandigheden leidt het Gerecht af dat in het restaurantgedeelte het muurtje ongeveer 40 cm hoog was.
Het looppad dat zich aan de andere zijde van het muurtje bevindt, is lager dan het zitgedeelte in het restaurant, maar partijen twisten over het niveauverschil. Eiser spreekt over een niveauverschil van 1 meter, maar lijkt zich te baseren op de hoogte tussen de bovenkant van het muurtje en het niveau van het looppad. Als dat wordt gecorrigeerd met de door hem aangenomen hoogte van het muurtje, komt dat uit op een niveauverschil van 100 cm -/- 46 cm = 54 cm. Volgens Bucuti is het niveauverschil 27 cm, wat zij later bijstelt tot 33 cm. Uit de overgelegde foto’s waarop Eiser na de valpartij opstaat en wegloopt, blijkt dat het muurtje in het gedeelte van het looppad tot ongeveer kruishoogte komt. Bij Eiser is dat (zoals blijkt uit de foto waarbij hij zijn lengte heeft gemeten) iets meer dan 90 cm. Dat betekent dat het niveauverschil tussen het zitgedeelte en het looppad ongeveer 50 cm is. Dat lijkt overeen te komen met de foto die een overzicht geeft van het looppad en het restaurant. Ten aanzien van de feitelijke situatie stelt het Gerecht voorts vast dat het tafeltje waaraan Eiser zat, vlak naast het muurtje stond. Er was nog een klein beetje ruimte, maar veel meer dan een tiental centimeters is het niet geweest. Bij de verdere beoordeling zal het Gerecht dan ook van deze omstandigheden uitgaan.

4.3
Hoewel de exacte maten niet doorslaggevend zijn, overweegt het Gerecht dat het niveauverschil in ieder geval zodanig was, dat het aanbrengen van een afscheiding tussen of een markering van die niveaus noodzakelijk is. Voorts blijkt uit de standpunten van partijen dat Eiser het restaurant langs een andere weg is binnengekomen en dat de ingang van het looppad is afgesloten. Uitgaande van de veiligheidsnorm van art. 6:174 BW kan niet alleen in algemene zin worden gekeken naar de bouwkundige situatie (is een muurtje van deze hoogte in het algemeen voldoende?), maar moet ook acht worden geslagen op de concrete omstandigheden van het geval, die het Gerecht samenvat als een restaurant, zijnde een voor het publiek toegankelijke en commerciële ruimte, waarbij een tafeltje vlak naast een laag muurtje is geplaatst, waarachter zich een lager niveau bevindt. Voorts is de situatie dat Eiser bij het opstaan van zijn stoel zijn evenwicht verliest en een stapje moet maken om dat te herstellen, niet zo uitzonderlijk dat Bucuti met zo’n situatie in redelijkheid geen rekening hoefde te houden. Of Eiser zijn slipper wilde aantrekken of niet, maakt hierbij geen verschil. Het gaat erom dat hij is gevallen over een laag muurtje dat zich vlak naast zijn tafeltje bevond.
Bucuti had bovendien op vrij eenvoudige wijze eventueel valgevaar kunnen wegnemen door hetzij iets meer ruimte te nemen tussen het muurtje en de tafeltjes, of een plantenbak of versiering op of tegen het muurtje te plaatsen, wat Bucuti op andere plaatsen in het restaurant heeft gedaan. Evenmin heeft zij gewaarschuwd.

4.4
Dit leidt ertoe dat het Gerecht van oordeel is dat de opstal op 28 juli 2012 niet voldeed aan de eisen die men daaraan in de gegeven omstandigheden mag stellen. Bucuti is dan ook aansprakelijk voor de daaruit voortvloeiende schade van Eiser. Zowel de verklaring voor recht als de gevraagde veroordeling tot betaling van zijn schade op te maken bij staat is toewijsbaar.

4.5
De vorderingen van Eiseres zijn op dit moment niet toewijsbaar. Hierbij merkt het Gerecht op dat een deel van de door haar gestelde schade (overnemen van huishoudelijke taken) is aan te merken als verplaatste schade zoals bedoeld in art. 6:107 BW. In dat geval is dat schade van Eiser zelf, die door een derde, Eiseres, wordt gevorderd. Kenmerkend voor verplaatste schade is, dat het totaal van de schade hierdoor niet toeneemt. Die schade is vorderbaar indien Bucuti veroordeeld wordt tot betaling van de schade van Eiser. In zoverre komt die verplaatste schade ook in de schadestaat aan de orde. Eiser kan die schade ook zelf vorderen. Voor het overige geldt dat de norm van art. 6:174 BW niet geschreven is ter bescherming van immateriële schade aan de zijde van Eiseres. Zij is immers een “derde” en jegens haar is geen onrechtmatige daad gepleegd.

4.6
Eiser heeft een voorschot gevorderd op zijn schade, naar Arubaanse munteenheid omgerekend ruim Afl. 620.000,-. Het Gerecht acht in dit stadium enige terughoudendheid op zijn plaats, nu het voor de hand ligt dat partijen met elkaar in onderhandeling treden over de omvang van de schade en de causaliteitsvragen. Wel acht het Gerecht voldoende vaststaan dat Eiser als gevolg van de val medische kosten heeft gemaakt en immateriële schade heeft geleden. Het Gerecht zal Bucuti dan ook veroordelen tot betaling van een voorschot onder algemene titel van Afl. 100.000,-. De vordering tot betaling van een voorschot op de buitengerechtelijke kosten zal het Gerecht niet toewijzen, nu dat nader onderzoek naar de omvang van die schade vergt - waarvoor de schadestaatprocedure is aangewezen. Omdat het thans toe te wijzen bedrag een voorschot onder algemene titel is, zal het Gerecht de vordering tot betaling van de wettelijke rente hierover niet toewijzen, nu de opeisbaarheid per schadepost kan verschillen en het voorschot ook kan worden aangewend om de wettelijke rente te vergoeden.

4.7
Bucuti heeft verzocht om de veroordelingen niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. Het Gerecht zal dat verzoek afwijzen, nu het eventuele restitutierisico niet opweegt tegen het belang van Eiser om in ieder geval thans reeds deel zijn schade vergoed te krijgen. ECLI:NL:OGEAA:2017:467