Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Groningen 050907 val van 9 meter over hekwerk in bar; exploitant aansprakelijk

Rb Groningen 050907 val van 9 meter over hekwerk in bar; exploitant aansprakelijk ogv art. 6:174 jo 6:181 BW
Op 31 mei 2003 om ongeveer 03.00 uur heeft zich een ongeval voorgedaan in de door Bermuda geëxploiteerde bar/dancing te Ter Apel. [eiser] is tezam[A.] (hierna te noemen ‘[A.]’), een bekende van hem, over een hekwerk met een hoogte van circa 90 tot 93 centimeter gevallen en op de circa negen meter daaronder gelegen dansvloer terechtgekomen. Het hekwerk voldeed aan de eisen zoals gesteld in artikel 2.21 jo. 2.19 van het toepasselijke Bouwbesluit. [eiser] is gewond geraakt. Ongeveer tien jaar eerder zijn eveneens twee personen over het hekwerk van een - andere - verdieping van dezelfde bar/dancing gevallen. Bermuda is tegen wettelijke aansprakelijkheid verzekerd bij N.V. Interpolis Schade te Tilburg. (...)

3.3. De rechtbank is van oordeel dat het antwoord op de vraag of de opstal voldoet aan de eisen die men daaraan in de gegeven omstandigheden mag stellen, met name afhankelijk is van het gebruik daarvan, zoals dat door de bezitter of exploitant van de opstal te voorzien is. In dat verband is van belang dat de bar/dancing waar het hier om gaat, een publieke ruimte is in die zin dat het gebouw toegankelijk is voor een grote groep mensen en zich in die zin onderscheidt van een gebouw waarvan het gebruik enkel in de privé-sfeer ligt. Dat geldt ook voor de verdieping waar [eiser] en [A.] over het hekwerk zijn gevallen. Meer in het bijzonder gaat het in dit geval om een publieke ruimte waarvan de bezoekers, zo is algemeen bekend, regelmatig in een uitgelaten stemming zijn, zich ook als zodanig gedragen en niet altijd de normale oplettendheid en/of voorzichtigheid betrachten. Bovendien, zo kan uit de processtukken worden afgeleid, wordt in de bar/dancing alcohol geschonken althans kunnen bezoekers onder invloed van alcohol zijn, hetgeen gedrag, alertheid en reactievermogen, zoals ook algemeen bekend is, negatief kan beïnvloeden. Voorts moet rekening worden gehouden met de omstandigheid dat bezoekers zich dicht bij het hekwerk op de verdiepingen zullen opstellen om goed uitzicht te hebben op de daaronder gelegen dansvloer.
Dat publieksstromen, zoals Bermuda stelt, in de bar/dancing doorgaans redelijk gecontroleerd en beheerst zijn, dat er, in de nacht van het ongeval, werd gedanst op de dansvloer en niet op de etages, dat het relatief rustig was, het publiek zich rustig en beheerst gedroeg, niet dronken was en tumultueuze groepsvorming zich niet voordeed en dat drukte, onstuimig gedrag van anderen dan wel enig andere vorm van gevaarzetting als gevolg van het aantal aanwezige personen zich niet heeft voorgedaan, doet aan het bovenstaande niets af. Ook kan uit het door Bermuda gestelde niet worden afgeleid dat de reguliere gang van zaken in een bar/dancing, die mede wordt bepaald door het aantal personen dat zich daarin bevindt, niet relevant is voor de beoordeling van de jegens Bermuda ingeroepen aansprakelijkheid.
Naar het oordeel van de rechtbank kan niet gezegd worden dat de bar/dancing, meer in het bijzonder het bewuste hekwerk, ten tijde van het ongeval juist vanuit een oogpunt van veiligheid, gezien de aard van het gebruik van de opstal, voldeed aan de eisen die men daaraan in de gegeven omstandigheden mag stellen.
Van een hekwerk dat als valbeveiliging dient aan de vloerrand van een verdieping terwijl er een aanzienlijk hoogteverschil bestaat met de daaronder gelegen vloer en deze verdieping toegankelijk is voor een breder publiek dan alleen het eigen personeel van de bar/dancing en dus ook voor mensen die niet altijd oplettend en voorzichtig zijn, mag worden verwacht dat het zodanig veilig is dat het voorkomt dat iemand uit dit publiek die voor of tegen het hekwerk staat dan wel leunt, ongewild over het hekwerk heen valt. Dat geldt eens te meer nu, zoals uit de processtukken blijkt, noodzakelijkerwijs niet altijd toezicht vanwege Bermuda in de persoon van bijvoorbeeld de uitbater of een portier op de verdiepingen aanwezig is en het hekwerk in ieder geval ten tijde van het ongeval de enig genomen veiligheidsmaatregel tegen een val op de onder de verdieping gelegen vloer was. Ten slotte speelt een rol dat een adequate en op het gebruik en de omstandigheden afgestemde hoogte van het hekwerk, zowel op zichzelf beschouwd als in relatie tot de mogelijkerwijze door een val veroorzaakte ernstige letselschade, nauwelijks bezwaarlijk kan worden genoemd qua kosten, tijd en moeite.

3.4. Voorzover het verweer van Bermuda aldus moet worden begrepen dat [eiser] door zijn onverantwoord gedrag een dusdanig abnormaal gebruik van de opstal heeft gemaakt dat Bermuda daarmee in redelijkheid geen rekening hoefde te houden, verwerpt de rechtbank dit verweer.
De rechtbank constateert dat het verweer niet zo ver gaat dat Bermuda [eiser] opzettelijk of bewust roekeloos handelen verwijt. Naar het oordeel van de rechtbank gaat het gedrag dat Bermuda [eiser] wel verwijt, te weten, kort samengevat, onverantwoord handelen met onvoldoende aandacht voor de omstandigheden van het geval, in redelijkheid het verwachtingspatroon van de eigenaar van een bar/dancing omtrent het mogelijke gedrag van bezoekers niet te buiten. Het bewijsaanbod van Bermuda op dit punt is dan ook niet ter zake dienend.

3.5. Voor aansprakelijkheid krachtens artikel 6:174 BW is naast een gebrek voorts van belang dat de opstal door dit gebrek een gevaar oplevert voor personen of zaken en dat dit gevaar zich heeft verwezenlijkt. Ook aan deze voorwaarden is voldaan. De aanwezigheid van het circa 90 tot 93 centimeter hoge hekwerk op de verdieping als valbeveiliging leverde als zodanig een gevaar op zoals zich daadwerkelijk heeft verwezenlijkt, nu iemand uit het publiek, die tegen het hekwerk stond geleund, ongewild over het hekwerk heen is gevallen en daarbij ernstige verwondingen heeft opgelopen. Dat [eiser] tegen het hekwerk geleund stond is in overeenstemming met de getuigenverklaring van [naam getuige] en is door Bermuda ook erkend.
Dat het hekwerk een gevaar opleverde, wordt bevestigd door het feit dat dit gevaar zich ook eerder heeft verwezenlijkt toen, net als in het onderhavige geval, twee personen uit het publiek door evenwichtsverlies over het hekwerk van een - andere - verdieping van dezelfde bar/dancing zijn gevallen. Dat de betrokkenen toentertijd Bermuda niet voor de gevolgen van dit ongeval aansprakelijk hebben gesteld, verandert aan dit gegeven niets. Of Bermuda, zoals zij stelt, rechtens niet verplicht was om naar aanleiding van het eerdere ongeval te onderzoeken of aanpassing van de bouwkundige situatie geïndiceerd was, kan Bermuda, wat ook van deze stelling mag zijn, niet disculperen nu de vraag aan de orde is of op Bermuda een zogeheten risicoaansprakelijkheid rust.
Door Bermuda is niet aangevoerd dat het hekwerk ten tijde van het eerdere ongeval hoger of lager was dan het hekwerk ten tijde van dit ongeval. Zij stelt slechts dat het aannemelijk is dat het eerdere ongeval zich niet op dezelfde plaats in de bar/dancing heeft voorgedaan, zodat kan worden aangenomen dat het hier om de verwezenlijking van hetzelfde dan wel een vergelijkbaar gevaar ging.

3.6. De rechtbank constateert dat Bermuda niet heeft betwist dat zij ten tijde van het ongeval bezitter was van de opstal dan wel dat de aansprakelijkheid uit artikel 6:174 lid 1 BW op grond van artikel 6:181 BW aan haar kan worden toegerekend. Dat zij bezitter van de opstal is, is overigens niet uit de processtukken op te maken. Dat Bermuda de bedrijfsmatige gebruiker van de opstal is, daarentegen wel. Bermuda heeft voorts niet aangevoerd dat aansprakelijkheid op grond van afdeling 1, titel 3 van Boek 6 BW zou hebben ontbroken indien zij het gevaar dat het hekwerk opleverde, op het tijdstip van het ontstaan ervan zou hebben gekend.

3.7. De rechtbank concludeert dat Bermuda krachtens artikel 6:174 BW in samenhang met artikel 6:181 BW, aansprakelijk is voor de gevolgen van het ongeval dat [eiser] is overkomen. Nu Bermuda reeds op deze grondslag aansprakelijk is voor de door [eiser] als gevolg van het ongeval geleden en te lijden schade, laat de rechtbank de mogelijkheid van aansprakelijkheid op basis van artikel 6:162 BW verder buiten beschouwing.
LJN BB3122 (zie ook hieronder, onder "eigen schuld")