Overslaan en naar de inhoud gaan

RBROT 131021 concertgebouw aansprakelijk voor val zangeres over schriklatten op podium in aanbouw, 25% eigen schuld

RBROT 131021 concertgebouw aansprakelijk voor val zangeres over schriklatten op podium in aanbouw, 25% eigen schuld
2.

De feiten

2.1.
De Doelen exploiteert een concert- en congresgebouw aan het Schouwburgplein te Rotterdam. [eiseres] is professioneel musicus en zangeres. Zij treedt op en geeft zang- en muziekles.

2.2.
Op 12 januari 2019 zou [eiseres] als soliste optreden in De Doelen tijdens een benefietconcert in de grote zaal van De Doelen voor het koor Choir4Hope -één van de twee koren van het concert ‘Support Casper’ (hierna: het concert).

2.3.
In de ochtend vond in de grote zaal de generale repetitie plaats voor het concert van die middag. Tijdens de generale repetitie werd de podiumopstelling voor het concert nog in gereedheid gebracht. En werden onder meer nog zogenaamde schriklatten aangebracht op het podium. Een schriklat is een kleine lat van hout, van ongeveer 3 centimeter breed en 1 à 1,5 centimeter hoog. De Doelen werkt met een podium waarvan de delen hydraulisch in hoogte verstelbaar zijn. Schriklatten worden gebruikt om te voorkomen dat de poten van de stoelen van de musici tussen de (verstelbare) podiumdelen terechtkomen. Schriklatten worden bevestigd met een `pin-gat verbinding’.

2.4.
Tijdens de generale repetitie is [eiseres] op het podium ten val gekomen.

2.5.
[eiseres] is na de val met een ambulance naar het Sint Franciscus Ziekenhuis in Rotterdam gebracht. Zij heeft letsel aan haar linkerarm en -schouder opgelopen, waaronder een frozen shoulder.

3.
Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert een verklaring voor recht dat De Doelen aansprakelijk is voor het aan [eiseres] op 12 januari 2019 overkomen ongeval en/of gehouden is om te vergoeden de schade die [eiseres] heeft geleden, thans lijdt en nog zal lijden -nader op te maken bij staat-; alsmede De Doelen te veroordelen in de proceskosten, de nakosten daaronder begrepen en te vermeerderen met de wettelijke rente over de nakosten.

[eiseres] stelt daartoe dat De Doelen onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld door tijdens de generale repetitie op 12 januari 2019 een gevaarzettende situatie te creëren.

3.2.
De Doelen voert verweer en concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eiseres] , althans tot afwijzing van het gevorderde met veroordeling van [eiseres] in de proceskosten, en te vermeerderen met de wettelijke rente en de nakosten.

De Doelen stelt daartoe dat zij niet aansprakelijk is voor de schade van [eiseres] . Zij noch haar ondergeschikte heeft een gevaarzettende situatie gecreëerd. Er is sprake van een ongelukkige samenloop van omstandigheden en [eiseres] had zelf meer oplettend moeten zijn.

3.3.
Op de stellingen en verweren van partijen zal hierna bij de beoordeling nader worden ingegaan.

4.
De beoordeling

4.1.
Voor aansprakelijkheid op grond van art. 6:162 BW is allereerst vereist dat er sprake is van een toerekenbare onrechtmatige daad. [eiseres] heeft gesteld dat daarvan sprake was. Volgens haar heeft De Doelen onrechtmatig gehandeld door een schriklat te laten liggen op het podium tijdens de generale repetitie, waarover [eiseres] is gevallen. De Doelen betwist dat zij onrechtmatig heeft gehandeld. Volgens De Doelen was geen sprake van onrechtmatig (gevaarzettend) handelen, maar van een ongelukkige samenloop van omstandigheden.

4.2.
De rechtbank stelt voorop dat gevaarzettend gedrag, dat de mogelijkheid van een ongeval creëert, alleen onrechtmatig is als de mate van waarschijnlijkheid van een ongeval als gevolg van dat gedrag zo groot is dat de dader zich naar maatstaven van zorgvuldigheid van dat gedrag had moeten weerhouden. Indien daarvan geen sprake is, is er slechts sprake van een ongelukkige samenloop van omstandigheden. Voor de beoordeling van gevaarscheppend gedrag en de vraag of dit gedrag onrechtmatig is, dient te worden gekeken naar de Kelderluik-criteria. De Hoge Raad heeft in het zogenaamde Kelderluik-arrest (ECLI:NL:HR:1965:AB7079) de volgende vier criteria geformuleerd:

- de in achtneming van de vereiste oplettendheid en voorzichtigheid;
- de kans dat een ongeval zich voordoet bij niet-inachtneming vereiste oplettendheid;
- de ernst van de te verwachten gevolgen;
- de bezwaarlijkheid van te nemen maatregelen.

De rechtbank zal de feitelijke gang van zaken, hierna onder 4.3, toetsen aan de genoemde criteria a. tot en met d, hierna onder 4.5.

4.3.
Tussen partijen staat vast dat De Doelen verantwoordelijk is voor de podiumopstelling van het concert en dat die podiumopstelling nog niet gereed was ten tijde van de generale repetitie in de ochtend van 12 januari 2019; technici waren bij de aanvang van die generale repetitie nog bezig met het finaliseren van de podiumopstelling. Tussen partijen staat voorts vast dat [eiseres] tijdens de generale repetitie, na afloop van haar oefening, van de plaats op het podium waar zij had staan zingen -vóór de vleugel- rechtsom draaide en vervolgens over het podium liep naar de dichtst bij zijnde uitgang. Niet in geschil is dat [eiseres] na enkele stappen viel. De Doelen heeft onvoldoende gemotiveerd betwist dat dit kwam omdat [eiseres] met haar linkervoet struikelde over een schriklat die 1 à 1,5 centimeter uitstak boven het podium, zodat de rechtbank hiervan uitgaat. Deze schriklat bevond zich tussen de vleugel en de uitgang. Naar het oordeel van de rechtbank creëert het laten liggen van een schriklat die 1 à 1,5 centimeter uitstak boven het podium, op een deel van het podium dat als looproute gebruikt wordt door muzikanten, de mogelijkheid van een ongeval en is daarom gevaarzettend.

4.4.
Ten aanzien van de vraag of dit gevaarzettend gedrag ook als onrechtmatig moet worden aangemerkt overweegt de rechtbank het volgende.

4.5.
De Doelen heeft tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat de schriklatten of op de kar moeten liggen of vast moeten liggen, conform instructie van De Doelen. Niet duidelijk was waarom de schriklat tijdens de generale repetitie op dat deel van het podium lag, in het looppad. De Doelen heeft in dit kader niet gemotiveerd betwist dat de schriklat op die plek geen doel of functie had voor het concert. Ter zitting heeft De Doelen toegelicht dat de betreffende schriklat mogelijk eerst onderdeel uitmaakte van een verhoogd podiumonderdeel ten behoeve van de kooropstelling, maar dat dit podiumonderdeel toch op enig moment is verlaagd, waarna de schriklat niet is weggenomen voorafgaand aan de generale repetitie. Wat daar ook van zij, De Doelen wist, althans had kunnen weten dat er een reële kans bestond dat een schriklat, wanneer deze niet definitief juist bevestigd was of niet op de juiste plek lag, in de weg zou kunnen liggen, zeker wanneer deze schriklat in een looppad ligt. De Doelen heeft door de schriklat daar te laten liggen tijdens de generale repetitie niet de vereiste oplettendheid en voorzichtigheid in acht genomen (criterium a). Door de schriklat te laten liggen tijdens de generale repetitie, waarbij musici geconcentreerd met hun oefening en de voorbereiding voor een concert bezig zijn en minder met eventuele obstakels op het podium, was de kans dat als gevolg daarvan een ongeval zou plaatsvinden -namelijk dat een musicus zou vallen over de schriklat- zodanig groot, dat De Doelen zich naar maatstaven van zorgvuldigheid van dit gedrag had moeten onthouden (criterium b). Daarbij speelt een rol dat niet duidelijk was wat de schriklat op die plek tijdens de generale repetitie voor nut had en dat het weghalen van de schriklat voorafgaand aan de generale repetitie een niet-bezwaarlijk te nemen maatregel was geweest om het ongeval te voorkomen (criterium d). Dat een val over een schriklat en de gevolgen daarvan voor een musicus ernstig zouden kunnen zijn, was voor De Doelen bovendien voorzienbaar (criterium c). De rechtbank is daarmee dan ook van oordeel dat De Doelen toerekenbaar onrechtmatig heeft gehandeld.

4.6.
Voor aansprakelijkheid uit hoofde van onrechtmatige daad is verder vereist dat enige schade is geleden als gevolg van de onrechtmatige daad. [eiseres] heeft gesteld dat zij letsel heeft aan haar linkerarm en -schouder en een frozen shoulder heeft gehad als gevolg van het ongeval. Verder heeft zij haar werkzaamheden als freelance musicus en zanglerares enige tijd niet of in mindere mate kunnen uitvoeren en heeft zij dientengevolge te maken gehad met verlies arbeidsvermogen. Zij heeft verder nog materiële schade geleden waaronder reis- en parkeerkosten en eigen risico (ziektekostenverzekering). De Doelen heeft de schade-opstelling die [eiseres] heeft overgelegd op een aantal posten betwist tijdens de mondelinge behandeling maar niet betwist dat [eiseres] als gevolg van haar val schouderletsel heeft opgelopen. Daarmee staat vast dat er enige schade is geleden als gevolg van de onrechtmatige daad.

4.7.
De Doelen voert het verweer dat zij niet aansprakelijk kan zijn op grond van art. 6:171 BW voor gedragingen van niet-ondergeschikten omdat er geen fout is gemaakt. Met het voorgaande is echter reeds vast komen staan dat wel sprake is van een fout, zijnde de onrechtmatige gedraging. Dit verweer van De Doelen gaat dan ook niet op en heeft geen zelfstandige betekenis.

4.8.
Nu vast staat dat De Doelen aansprakelijk is jegens [eiseres] uit hoofde van onrechtmatige daad, komt de rechtbank toe aan het (subsidiaire) verweer van De Doelen dat de schade mede een gevolg is van eigen schuld aan de zijde van [eiseres] . De Doelen heeft immers gesteld dat [eiseres] onvoldoende oplettend was bij het verlaten van het podium, waarbij van belang is dat [eiseres] als professioneel musicus bekend was met de aanwezigheid van schriklatten (en andere voorwerpen) op het podium. Tijdens het betreden van het podium heeft zij opgemerkt dat het podium nog in gereedheid werd gebracht. [eiseres] betwist dat sprake was van eigen schuld. Volgens haar heeft zij de aanwezigheid van een opstaande lat op die plek niet hoeven verwachten.

4.9.
De rechtbank overweegt als volgt. Wanneer de schade mede een gevolg is van een omstandigheid die aan de benadeelde kan worden toegerekend, wordt de schadevergoedingsplicht verminderd door de schade naar evenredigheid te verdelen. Dit volgt uit art. 6:101 lid 1 BW. Er is sprake van een omstandigheid die aan de benadeelde kan worden toegerekend wanneer de benadeelde zich anders heeft bedragen dan van haar, in de gegeven omstandigheden, rechtens gevergd mocht worden, en dat dat gedrag aan het ontstaan van de schade heeft bijgedragen. [eiseres] heeft gesteld dat verschillende mensen nog op het podium bezig waren met het leggen van schriklatten en dat zij hierdoor verrast was. Dat het niet ongebruikelijk is dat er tijdens een generale repetitie van een eenmalig concert, zoals hier ook het geval was, nog aan de podiumopstelling wordt gewerkt, zoals De Doelen gemotiveerd heeft gesteld, is door [eiseres] niet gemotiveerd betwist, zodat de rechtbank daarvan uitgaat. [eiseres] wist dus op basis van haar eigen observatie en als professioneel musicus dat de podiumopstelling van het concert nog niet gereed was. Het mocht dan ook van haar verwacht worden -bij deze wetenschap- dat zij goed oplette en alert was na afloop van haar oefening, ook op eventuele obstakels omdat zij wist dat men nog bezig was met schriklatten, voorafgaande aan haar oefening. Door dat niet te zijn, is de schade mede een gevolg van een omstandigheid die aan haar zelf kan worden toegerekend, zodat zij een deel van haar eigen schade moeten dragen. De schade zou zich niet hebben voorgedaan indien [eiseres] voldoende oplettend was geweest bij het lopen over het podium. Evenmin zou de schade zich hebben voorgedaan indien De Doelen geen schriklat had laten liggen op het podium. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het onrechtmatig en gevaarzettend handelen van De Doelen in een overwegende mate bijgedragen aan het ontstaan van de schade. De rechtbank komt tot het oordeel dat 25% van de schade voor eigen rekening van [eiseres] dient te blijven en zal voor recht verklaren dat De Doelen aansprakelijk is voor 75% van de schade van [eiseres] als gevolg van het ongeval op 12 januari 2019. ECLI:NL:RBROT:2021:10268