Rb Rotterdam 211112 duim tussen deur; bewijs toedracht geslaagd; 20% eigen schuld vanwege duim op deurpost
- Meer over dit onderwerp:
Rb Rotterdam 211112 duim tussen deur; bewijs toedracht geslaagd; 20% eigen schuld vanwege duim op deurpost;
- ogv gemis deel duim, litteken, de geleden pijn, de ondergane operatie en behandelingen in ziekenhuis; smartengeld € 4.000,-
2 De verdere beoordeling
2.1.
Ten tijde van de aanvang van onderhavige procedure was [Kind] (hierna: [Kind]) minderjarig en trad [Eiseres] op als procespartij in de hoedanigheid van de met het ouderlijk gezag belaste moeder. Op 15 februari 2012 is [Kind] meerderjarig geworden. Nu [Kind] geen gebruik heeft gemaakt van de bevoegdheid tot schorsing van het geding als bedoeld in artikel 225 Rv, wordt het geding op naam van [Eiseres] voortgezet.
2.2.
In het tussenvonnis is [Eiseres] toegelaten tot bewijs van haar stelling dat toen [Gedaagde 1] op 17 april 2009 in de sporthal de deur van de kleedkamer dicht deed, hij [Kind] zag of had moeten zien.
2.3.
Ter voldoening aan die bewijsopdracht zijn aan de zijde van [Eiseres] twee getuigen gehoord, te weten [getuige 1] en [getuige 2]. In de contra-enquête zijn [Gedaagde 1] en [getuige 3] als getuige gehoord.
2.4.
De getuigenverklaringen van [getuige 1]en [getuige 2] bevestigen de verklaring van [Kind] (afgelegd tijdens de comparitie), te weten dat [Kind] in de kleedkamer stond, geleund met zijn rechterhand tegen de (rechterzijde van de) deurpost toen [Gedaagde 1] ‒ die in de sportzaal stond ‒ de deur van de kleedkamer dicht deed. De rechtbank gaat uit van deze toedracht. Aan de verklaring van [Gedaagde 1], te weten dat [Kind] niet in de kleedkamer, maar achter [Gedaagde 1] in de naastgelegen sportzaal stond toen [Gedaagde 1] de deur dichtdeed, wordt voorbij gegaan nu [Gedaagde 1] een weinig overtuigende getuigenverklaring heeft afgelegd. [Gedaagde 1] heeft in zijn conclusie van antwoord, tijdens de comparitie en tijdens zijn getuigenverhoor inconsequent verklaard over hetgeen is gebeurd direct voorafgaand aan het ongeval. Nadat [Gedaagde 1] hiermee door de rechtbank werd geconfronteerd, heeft hij geen overtuigende verklaring voor deze inconsequenties kunnen geven.
2.5.
Dat [getuige 3] heeft verklaard dat hij een bebloede nagel heeft gezien die zat vastgeplakt aan de deurpost aan de kant van de sportzaal, is onvoldoende om de verklaringen van [Kind], [getuige 1]en [getuige 2] in twijfel te trekken nu de verklaring van [getuige 3] door geen enkel ander (overtuigend) bewijsmiddel wordt gesteund.
2.6.
Ervan uitgaande dat [Kind] in de kleedkamer stond toen zijn duim tussen de deur kwam, wordt geoordeeld dat [Gedaagde 1] [Kind] heeft gezien of had moeten zien toen hij de deur dicht deed. Immers stond [Kind] met zijn hand geleund tegen de deurpost en stond [Gedaagde 1] in de deuropening voordat hij de deur dichtdeed. Aldus is [Eiseres] geslaagd in haar bewijsopdracht.
Er waren derhalve omstandigheden die tot extra oplettendheid noopten. Het dichttrekken van de deur door [Gedaagde 1] zonder te controleren of er vingers tussen de deur konden komen met als gevolg schade doordat een vinger tussen de deur is gekomen is, gelet op de vastgestelde toedracht, onzorgvuldig en onrechtmatig jegens [Kind]. De gevorderde verklaring voor recht dat [Gedaagde 1] onrechtmatig ‘jegens eiser’ (de rechtbank begrijpt: jegens [Kind]) heeft gehandeld, is toewijsbaar.
2.7.
Gezien het voorgaande en de rechtsoverwegingen 5.5. en 5.11. van het tussenvonnis zijn [Gedaagde 1], Soccershowdown en Reaal in beginsel aansprakelijk voor de door [Kind] geleden schade ten gevolge van het ongeval. De rechtbank begrijpt dat [Eiseres] een hoofdelijke veroordeling vordert jegens [alle gedaagden] tot betaling van schade. Nu op [Gedaagde 1], Soccershowdown en Reaal de verplichting rust tot vergoeding van dezelfde schade, zijn zij daartoe hoofdelijk verbonden.
2.8.
[alle gedaagden] hebben de omvang van de schade betwist. In de door [Eiseres] overgelegde brief van 6 januari 2010 van plastisch chirurg [betrokkene] (productie 12 bij dagvaarding) wordt vermeld, voor zover relevant:
“ (…) Het direct postoperatieve beloop was ongecompliceerd. De huid was goed aangeslagen. Patient(e) is intensief poliklinisch vervolgd. Wij zagen hem op 23 en 28 april, op 4, 6 en 14 mei, op 4 juni, op 8 en 29 oktober 2009.
Bij de laatste poliklinische controle op 29 oktober 2009 was er eigenlijk een mooie bedekking van de stomp. Wel heb ik patient(e) verwezen naar ons multidisciplinaire handenteam voor het verder mobiliseren van de vinger. Patient(e) had wat last van koude intolerantie.
Ik zie patient(e) wederom op 2 februari 2010 en verwacht dan een goed beeld te kunnen schetsen over de medische eindsituatie. Ik verwacht dan ook dat tegen die tijd de eindsituatie is bereikt. (…)”
2.9.
[Eiseres] stelt dat [Kind] nog altijd klachten en beperkingen ondervindt aan zijn duim en dat (nog) geen sprake is van een medische eindsituatie. Volgens haar is de duim van [Kind] niet mobiel, is er sprake van koude intolerantie, heeft [Kind] moeite met schrijven en is hij gestopt met zijn opleiding vanwege zijn duim en is er mogelijk een verlies van arbeidsvermogen ten gevolge van het ongeval.
2.10.
Als uitgangspunt dient te gelden dat de schade zo mogelijk in één en dezelfde procedure wordt begroot (artikel 612 Rv). [Eiseres] heeft de beperkingen van [Kind] (zie 2.9.) in de dagvaarding gesteld en tijdens de comparitie besproken. [alle gedaagden] hebben de stellingen van [Eiseres] in hun conclusie van antwoord en tijdens de comparitie gemotiveerd betwist. Gelet op het tijdsverloop sinds het ongeval en het debat dat partijen over de schade hebben gevoerd, had het op de weg van [Eiseres] gelegen om de beperkingen van [Kind] nader te onderbouwen. De overgelegde brief van [betrokkene] van 6 januari 2010 is daartoe onvoldoende. Dat [Eiseres] niet in staat was om recente(re) medische informatie op te vragen over de medische toestand van [Kind] vanwege de daaraan verbonden kosten, komt voor haar risico. De door [Kind] geleden schade ten gevolge van het ongeval zal in onderhavige procedure definitief worden begroot. De gevorderde verwijzing naar de schadestaatprocedure zal worden afgewezen nu het bestaan van schade, anders dan de hieronder vermelde (definitieve) begroting, niet aannemelijk is gemaakt.
2.11.
Geoordeeld wordt dat [Gedaagde 1], Soccershowdown en Reaal gehouden zijn tot vergoeding van immateriële schade. Bij de vaststelling van de hoogte van het schadebedrag wordt rekening gehouden met het gemis van een deel van de duim, het litteken, de geleden pijn, de ondergane operatie en behandelingen in het ziekenhuis. De dientengevolge door [Kind] geleden immateriële schade wordt begroot op € 4.000,--.
Eigen schuld
2.12.
Met [alle gedaagden] is de rechtbank van oordeel dat sprake is van eigen schuld van [Kind] omdat hij zijn duim over de deurpost heeft gelegd. Rekening houdend met de leeftijd van [Kind] ten tijde van het ongeluk (15 jaar) en rekening houdend met de handelwijze van [Gedaagde 1] (zijn onzorgvuldigheid en het in tweede instantie harder dichttrekken van de deur toen hij dacht dat die klemde) wordt geoordeeld dat 20% van de door [Kind] geleden schade voor zijn rekening dient te blijven.
Aldus zullen [Gedaagde 1], Soccershowdown en Reaal hoofdelijk worden veroordeeld tot betaling van (80% van € 4.000,-- =) € 3.200,-- aan [Eiseres].
2.13.
De gevorderde wettelijke handelsrente zal worden afgewezen nu sprake is van vergoeding van schade en niet van een handelsovereenkomst ex artikel 6:119a BW. De wettelijke rente ex artikel 6:119 BW zal worden toegewezen vanaf 17 april 2009 nu het ongeval op die datum heeft plaatsgevonden.
2.14.
De gevorderde verklaringen voor recht ten aanzien van aansprakelijkheid voor schade die [Gedaagde 1] heeft toegebracht aan [Kind] zullen in die zin worden toegewezen dat voor recht zal worden verklaard dat [Gedaagde 1], Soccershowdown en Reaal hoofdelijk aansprakelijk zijn voor schade van [Kind] ten gevolge van het onrechtmatig handelen van [Gedaagde 1]. De aansprakelijkstelling voor vermogensschade van [Kind] zal worden afgewezen nu de toegekende schadevergoeding slechts ziet op immateriële schade.
Buitengerechtelijke incassokosten
2.15.
[alle gedaagden] hebben gemotiveerd verweer gevoerd tegen de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten; zij hebben aangevoerd dat slechts sprake is geweest van werkzaamheden ter instructie van de zaak. Het had in de rede gelegen dat [Eiseres] haar vordering nader had onderbouwd naar aanleiding van het verweer van [alle gedaagden] Nu een nadere onderbouwing is uitgebleven, zal de vordering als onvoldoende onderbouwd worden afgewezen.ECLI:NL:RBROT:2012:8977