Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Den Haag 210115 val tijdens inhalen met electrische fiets op fietspad bij kruising; ongelukkige samenloop van omstandigheden

Rb Den Haag 210115 val tijdens inhalen met electrische fiets op fietspad bij kruising; ongelukkige samenloop van omstandigheden

locatie ongeval: www.google.nl/maps/

4 De beoordeling

4.1.
Het is blijkens de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting duidelijk dat het ongeval voor [gedaagde] ernstige gevolgen heeft: fysiek, geestelijk en financieel. Voor de beoordeling van de vorderingen van [gedaagde] zijn die gevolgen, hoezeer te betreuren en ingrijpend in het leven van [gedaagde], evenwel niet in de eerste plaats maatgevend. Aan de orde is of [eiseres] in strijd met het RVV 1990, althans met hetgeen naar maatstaven van zorgvuldigheid van haar als verkeersdeelnemer wordt gevergd, heeft gehandeld en aldus onrechtmatig jegens [gedaagde] heeft gehandeld. De stelplicht- en bewijslast van de feitelijke gedragingen van [eiseres] die volgens [gedaagde] onrechtmatig zijn, rusten ingevolge de hoofdregel van artikel 150 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering op [gedaagde].

4.2.
Ter zitting zijn de hiervoor in 2.3 genoemde foto’s, situatieschets en schermafbeeldingen getoond. Het staat vast dat partijen, [eiseres] rijdend op een vouwfiets en [gedaagde] op een ‘elobike’, op 10 januari 2012 aan het einde van de dag op onbekende afstand van elkaar op het fietspad aan de rechterzijde van de Monseigneur Van Steelaan richting het NS-Station Voorburg reden, waarbij [gedaagde] voorafgaand aan het ongeval achter [eiseres] reed. Het fietspad is gescheiden van de Monseigneur Van Steelaan, afwisselend door brede stroken met beplanting en inhammen met parkeerplaatsen. Het fietspad heeft twee rijrichtingen die van elkaar gescheiden zijn met niet doorlopende strepen. Tevens staat vast dat [eiseres] voornemens is geweest om na het passeren van de Wilgendreef, een aan de rechterhand van het fietspad gelegen zijstraat van de Monseigneur Van Steelaan, links af te slaan. Dit om de Monseigneur Van Steelaan over te steken met als doel haar weg op het fietspad aan de overzijde van die laan te vervolgen. Vast staat ook dat [gedaagde] [eiseres] op de kruising met de Wilgendreef heeft willen passeren.

4.3.
Uit de enkele omstandigheid dat [gedaagde] bij het passeren van [eiseres] ten val is gekomen, volgt niet dat [eiseres] een verkeersovertreding heeft begaan of een gevaarlijke situatie heeft gecreëerd.

4.4.
Als onweersproken staat vast dat [eiseres] haar hand niet naar links heeft uitgestoken. Er zijn echter geen feitelijke aanknopingspunten waaruit volgt dat [eiseres] daartoe reeds vlak voor het moment waarop [gedaagde] ten val kwam gehouden was. Het verwijt van [gedaagde] dat [eiseres] een verkeersovertreding heeft begaan door te verzuimen haar hand naar links uit te steken, treft derhalve geen doel. De omstandigheid dat [eiseres] heeft omgekeken, doet hier niet aan af. Omkijken pleegt immers plaats te vinden juist met het doel óf een hand kan worden uitgestoken ter duiding van de richting waarin vervolgens wordt afgeslagen en duidt als zodanig op naleving van het RVV 1990.

4.5.
Niet staat vast dat [eiseres], zoals [gedaagde] stelt en [eiseres] bestrijdt, een onverwachte slingerende beweging naar links heeft gemaakt. Dit blijkt uit niets. [eiseres] heeft op de dag van het ongeval ten overstaan van de politie niet méér verklaard dan dat zij geschrokken is, een sturende beweging heeft gemaakt en slingerde en dat partijen elkaar met de mouw of arm hebben geraakt. De opmerkingen van de verbalisant in het proces-verbaal van 3 april 2012 dat niet ondenkbeeldig is dat [eiseres] bij het achterom en linkskijkend ingestuurd heeft naar links of een lichte stuurbeweging naar links heeft gemaakt, betreffen vermoedens. De politie heeft het ongeval zelf niet gezien. Bovendien laat de verbalisant in het midden of [eiseres] naar links heeft ingestuurd, dan wel een lichte stuurbeweging naar links heeft gemaakt. Anders dan [gedaagde] lijkt te menen, kan er op basis van het proces-verbaal van 3 april 2012 derhalve niet van worden uitgegaan dat [eiseres] naar links heeft ingestuurd en om die reden [gedaagde] heeft gehinderd. Overigens staat volgens de verbalisant niet vast dat partijen elkaar hebben geraakt. Indien er als vaststaand van wordt uitgegaan dat er enige beweging is geweest van [eiseres], mogelijk naar links, of dat sprake is geweest van een aanraking tussen partijen, rechtvaardigen die omstandigheden niet de conclusie dat zij onrechtmatig jegens [gedaagde] heeft gehandeld. Uit niets blijkt dat [eiseres] een zodanig sturende beweging naar links heeft gemaakt of geslingerd heeft op een wijze dat zij daarmee [gedaagde] bij het passeren gehinderd heeft of anderszins een gevaarlijke situatie heeft gecreëerd op het moment dat [gedaagde] haar wilde passeren. De rechtbank acht voorts van belang dat de kruising van de Monseigneur Van Steelaan en het naastgelegen fietspad met de Wilgendreef een grote kruising is. De Monseigneur Van Steelaan is een zeer brede laan, waarvan de rijrichtingen worden gescheiden door een groenstrook waarop twee trambanen zijn gelegen. De Wilgendreef, die uitkomt op de Monseigneur Van Steelaan, is een weg met verkeer in twee richtingen, waarvan de rijrichtingen ter hoogte van de kruising met de Monseigneur Van Steelaan zijn gescheiden door middel van een breed uitlopende ‘middengeleider’ met een zebrapad aan weerszijden van die vluchtheuvel. [gedaagde] heeft, gezien de kruising, rekening moeten houden met de mogelijkheid dat de fietser vóór haar links af zou slaan. Verder acht de rechtbank van belang dat de fiets van [gedaagde] voorzien was van trapondersteuning, waarmee zij zich sneller kan verplaatsen dan met een gewone fiets. Gelet op die snelheid was het aan [gedaagde], ook indien ervan wordt uitgegaan, zoals [gedaagde] stelt, dat die fiets ten tijde van het ongeval vier jaar oud was en minder snel dan de ‘elobikes’ die thans op de markt worden gebracht, om voorzichtigheid te betrachten omdat [eiseres] haar mogelijk niet met die snelheid achter zich verwachtte. Gelet op de oplettendheid die ook van [gedaagde] mocht worden verwacht op de kruising en als bestuurster van een ‘elobike’ kan evenmin worden geconcludeerd dat [eiseres] onrechtmatig jegens [gedaagde] heeft gehandeld. Net zo goed als [eiseres] schrok van de fietser naast haar, kan ook [gedaagde] geschrokken zijn van het omkijken en de beweging van [eiseres]. Mogelijk ook heeft [gedaagde] [eiseres] voordien in het geheel niet gezien. De rechtbank is al met al van oordeel dat hier sprake is van een ongelukkige samenloop van omstandigheden die helaas tot de val van [gedaagde] en ernstig letsel heeft geleid.

4.6.
De rechtbank acht niet van belang, anders dan [gedaagde], dat de Verkeersongevallendienst niet ter plaatse is geweest en, zoals [gedaagde] stelt, de toedracht voor de politie duidelijk is geweest. Het Openbaar Ministerie is tot vervolging overgegaan. [gedaagde] is vrijgesproken. De strafbare feiten die [gedaagde] ten laste zijn gelegd, zijn derhalve niet bewezen geacht. Hiervoor in 4.5 is de rechtbank uitgaande van de verklaring van [eiseres] op de dag van het ongeval ten overstaan van de politie en de opmerkingen van de verbalisant in het proces-verbaal van 3 april 2012 tot het oordeel gekomen dat geen sprake is van onrechtmatig handelen van [eiseres] jegens [gedaagde]. Hoe de politie in het algemeen pleegt om te gaan met het vaststellen van de toedracht van een ongeval zegt mede gelet hierop niets over de toedracht in dit concrete geval. Het bewijsaanbod van [gedaagde] om de verbalisanten die het proces-verbaal van 3 april 2012 hebben opgemaakt als getuigen/deskundigen te horen, passeert de rechtbank om voormelde redenen als niet ter zake dienend.

4.7.
Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat de door [gedaagde] gestelde feitelijke gedragingen van [eiseres] niet zijn komen vast te staan en, voor zover zij als vaststaand worden aangenomen, die gedragingen niet tot aansprakelijkheid van [eiseres] jegens [gedaagde] leiden. De vorderingen van [gedaagde] zullen derhalve worden afgewezen. ECLI:NL:RBDHA:2015:709