Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Noord-Holland 071216 geen letsel; op rijbaan stilstaande auto dient inhalend verkeer voor te laten gaan alvorens af te slaan

Rb Noord-Holland 071216 geen letsel; op rijbaan stilstaande auto dient inhalend verkeer voor te laten gaan alvorens af te slaan

2 De feiten
2.1.
Op 30 januari 2016 vond rond 15.00 uur een verkeersongeval plaats op de Waardpolderhoofdweg te Kolhorn. Bij dit ongeval waren betrokken [x1] , rijdende in een bestelbus van het merk Volkswagen en een bij Univé (all risks) verzekerde personenauto van het merk Citroën, bestuurd door [y] .

2.2.
De toedracht van het ongeval was aldus dat [y1], toen hij vanaf de Waardpolderhoofdweg linksaf wilde slaan naar een parkeerterrein, de Volkswagen van [x1] , die hem op dezelfde weg aan het inhalen was, in de rechterzijkant raakte. Aan beide auto’s is daarbij schade ontstaan.

2.3.
De auto van [y1] is verzekerd bij Univé. Univé heeft de kosten van herstel van de Citroën voor haar rekening genomen.

3 De vordering
3.1.
[x1] vordert dat de kantonrechter Univé veroordeelt tot betaling van 
-een bedrag van € 4.973,35, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 30 januari 2016 tot aan de dag van volledige betaling;
-een bedrag van € 100,- ter zake van expertisekosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 18 april 2016 tot aan de dag van volledige betaling;
-een bedrag van € 1.000,- ten titel van diverse schadefactoren, althans schade nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
-buitengerechtelijke kosten ad € 1.295,31,
beide laatste posten eveneens te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding tot aan de dag van volledige betaling, met veroordeling van Univé in de kosten van deze procedure.

3.2.
[x1] legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat [y1], de verzekerde van Univé, in strijd heeft gehandeld met artikel 18 Reglement verkeersregels en verkeerstekens (RVV) doordat hij bij het linksaf slaan [x1] die zich op dezelfde weg naast, dan wel links achter hem bevond, niet heeft laten voorgaan. [x1] kwam aanrijden over de Waardpolderhoofdweg en werd geconfronteerd met de auto van [y1] die stil stond op de rijbaan. [y1] gaf geen richting aan en maakte ook niet duidelijk waarom hij stilstond. [x1] heeft daarom -na zich afdoende te hebben vergewist of dit kon- besloten om de auto van [y1] te passeren. Toen [x1] de auto deels gepasseerd was, draaide de auto van [y1] onverhoeds naar links en raakte de passerende bus van [x1] in de flank. Tevens heeft [y1] in strijd gehandeld met artikel 54 RVV, waarin is bepaald dat bestuurders die van een weg een inrit oprijden het overige verkeer moeten laten voorgaan. Ter zitting heeft [x1] daar nog aan toegevoegd dat Vogels voorts heeft gehandeld in strijd met artikel 5 Wegenverkeerswet (WVW) door zonder noodzaak op de rijbaan te stoppen. [x1] heeft ter zake van de schade aan zijn Volkswagenbus een schaderapport laten opstellen, waarbij de schade is vastgesteld op een bedrag van € 4.973,35. Hierbij is een bedrag van € 100,- betaald ter zake van expertisekosten. Voorts heeft [x1] schade geleden doordat hij de bus tijdelijk niet heeft kunnen gebruiken. Deze kosten worden begroot op € 1.000,-.

4 Het verweer en de tegenvordering
4.1.
Univé betwist de vordering. Zij voert aan – samengevat – dat zij niet aansprakelijk is voor de schade van [x1] , aangezien [y1] niet onrechtmatig heeft gehandeld jegens [x1] . Op de Waardpolderhoofdweg moest [y1] op enig moment linksaf slaan. Hij heeft vaart geminderd en heeft tijdig richting aangegeven naar links. [y1] heeft zeer kortdurend stil gestaan om zich ervan te vergewissen dat er geen tegemoetkomend verkeer aan kwam. [y1] heeft waargenomen dat de Volkswagenbus van [x1] achter hem tot stilstand was gekomen. Toen [y1] langzaam linksaf sloeg, bevond de Volkswagenbus zich zeer plotseling naast hem. Uit het verkeersgedrag van [y1] was, ook blijkens het aanrijdingsformulier van [x1] zelf, duidelijk dat [y1] op het punt stond om de rijbaan te verlaten. [x1] heeft op dit formulier immers verklaard dat [y1] stil stond op de rechterbaan om te zoeken naar een parkeerplaats. Onder die omstandigheden had [x1] , aldus Univé, moeten wachten tot het duidelijk was op welke wijze [y1] zijn weg zou vervolgen. [x1] heeft in strijd met artikel 54 RVV gehandeld en artikel 5 WVW geschonden. Subsidiair betoogt Univé dat, voor zover Univé aansprakelijk zou zijn voor de schade van [x1] , deze op grond van artikel 6:101 BW voor het grootste gedeelte door [x1] zelf zal moeten worden gedragen.

4.2.
Univé vordert bij wijze van tegenvordering dat de kantonrechter [x1] veroordeelt tot betaling van € 1.005,79, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 16 maart 2016 tot aan de dag van volledige betaling, met veroordeling van [x1] in de kosten van deze procedure. Univé legt aan de tegenvordering ten grondslag – kort weergegeven – dat [x1] de auto van [y1] op onverantwoorde wijze heeft ingehaald en daarmee onrechtmatig heeft gehandeld jegens [y1]. [x1] heeft artikel 54 RVV en artikel 5 WVW geschonden. Univé heeft de schade van [y1] ad € 1.005,79 vergoed en is op grond van artikel 7:962 BW getreden in de rechten tot schadevergoeding van [y1] op [x1] .

4.3.
[x1] heeft ten aanzien van de tegenvordering gesteld dat de schade van [y1] pas bij dagvaarding naar voren is gebracht. In de periode daarvoor heeft [x1] geen vordering tot schadevergoeding ontvangen.

5 De beoordeling
De vordering en de tegenvordering

5.1.
De vordering en de tegenvordering lenen zich voor gezamenlijke behandeling.

De vordering
5.2.
[x1] verwijt Univé -kort gezegd- dat [y1], zonder tijdig richting aan te geven, plotseling naar links afsloeg zonder hem voorrang te verlenen. Hiermee heeft hij het bepaalde in artikel 18 RVV en artikel 54 RVV overtreden, aldus [x1] .
In artikel 18, eerste lid, RVV is bepaald dat bestuurders die afslaan, het verkeer dat hen op dezelfde weg tegemoet komt of dat op dezelfde weg zich naast dan wel links of rechts dicht achter hen bevindt, voor moeten laten gaan. Artikel 54 RVV bepaalt dat bestuurders die een bijzondere manoeuvre uitvoeren, zoals wegrijden, achteruitrijden, uit een uitrit de weg oprijden, van een weg een inrit oprijden, keren, van de invoegstrook de doorgaande rijbaan oprijden, van de doorgaande rijbaan de uitrijstrook oprijden en van rijstrook wisselen, het overige verkeer voor moeten laten gaan.

5.3.
Ten aanzien van de toedracht van de aanrijding staat tussen partijen vast dat [y1] stil stond op de rechter rijbaan van de Waardpolderhoofdweg en dat [x1] , nadat hij eveneens zijn Volkswagenbus achter [y1] tot stilstand had gebracht, de auto van [y1] wilde passeren, dat [y1] inmiddels met zijn auto linksaf sloeg, waarbij de auto van [y1] de Volkswagenbus van [x1] in de rechterzijkant heeft geraakt. Partijen verschillen van mening over de vraag of [y1], alvorens linksaf te slaan, richting heeft aangegeven. Tevens verklaren zij verschillend over de tijdsperiode gedurende welke [y1] met zijn auto stilstond op de rijbaan. [x1] stelt dat [y1] al enige tijd stil stond, terwijl Univé stelt dat [y1] slechts korte tijd heeft stilgestaan, alvorens linksaf te slaan.

5.4.
De kantonrechter is van oordeel dat uit artikel 18 RVV in samenhang met artikel 54 RVV volgt, dat de bestuurder van een auto die afslaat (artikel 18 RVV) en daarbij vanaf een weg een inrit oprijdt (artikel 54 RVV) het verkeer dat zich op dezelfde weg naast, links of dicht achter hem bevindt, voorrang moet verlenen. Dit brengt met zich mee dat, ongeacht de vraag of [y1] al dan niet richting heeft aangegeven naar links, hij zich alvorens linksaf te slaan ervan had moeten vergewissen of zich achter hem voertuigen bevonden die hem wilden passeren. Nu [y1] heeft nagelaten aan [x1] voorrang te verlenen, is [y1] voor de aanrijding aansprakelijk. De vraag of [y1] voor kortere of langere tijd heeft stilgestaan op de rijbaan, kan dan ook buiten beschouwing blijven.

5.5.
Univé heeft ten aanzien van de vordering van [x1] , nog een beroep gedaan op eigen schuld van [x1] . Hiervan zou sprake zijn indien zich enige aan [x1] toerekenbare omstandigheid heeft voorgedaan, die heeft bijgedragen tot de schade. In zijn algemeenheid geldt, dat indien er een stilstaande auto op de rijbaan staat, van andere verkeersdeelnemers verwacht mag worden dat zij extra oplettendheid betrachten. De extra oplettendheid die van [x1] verwacht mocht worden impliceert echter niet, dat hij in de onderhavige situatie [y1] niet mocht passeren. Uit het procesdossier en de door [x1] ter zitting overgelegde foto van de verkeerssituatie ter plaatse volgt dat er op die plek op de Waardpolderhoofderweg gelegenheid was om te passeren, zodat het enkele feit dat [x1] [y1] daar heeft ingehaald niet maakt dat hij jegens [y1] onrechtmatig heeft gehandeld. Dat [x1] zijn bus aanvankelijk tot stilstand had gebracht achter de auto van [y1], laat onverlet dat [y1], alvorens linksaf te slaan, zich ervan had moeten vergewissen dat de verkeerssituatie dit ook daadwerkelijk toeliet. Weliswaar stelt [y1] dat [x1] snel optrok, maar gesteld noch gebleken is dat [x1] harder heeft gereden dan ter plaatse was toegestaan. Voorts is de kantonrechter van oordeel dat uit artikel 54 RVV niet volgt dat bestuurders die met hun auto een ander, stilstaand voertuig inhalen, aan dit voertuig voorrang moeten verlenen. Van schending van artikel 54 RVV dan wel artikel 5 WVW door [x1] is dan ook geen sprake.

5.6.
Uit het voorgaande volgt dat Univé gehouden is de schade die [x1] ten gevolge van de aanrijding heeft geleden, te vergoeden. Niet in geschil is, dat de schade aan de auto van [x1] € 4.973,35 bedraagt, zodat de omvang van deze schade vaststaat. Dat de bus op dit moment nog niet is gerepareerd, laat onverlet dat in het schaderapport de schade aan de bus concreet is gemaakt, zodat de omvang van deze schade vaststaat. Ten aanzien van de expertisekosten ad € 100,- heeft Univé betwist dat deze kosten daadwerkelijk zijn betaald. Nu [x1] ter zake van de kostenpost geen factuur en evenmin een bewijs van betaling heeft overgelegd, zal de vordering op dit punt worden afgewezen. [x1] heeft voorts nog aangevoerd dat hij schade heeft geleden, doordat hij zijn bus tijdelijk niet heeft kunnen gebruiken zodat hij opdrachten niet kon uitvoeren, vervangend vervoer heeft moeten regelen en diverse kosten heeft moeten maken, zoals telefoon- en enige extra reiskosten. Ter zitting is echter gebleken dat de bus nog niet is gerepareerd en dat [x1] ook zonder dat herstel van de schade heeft plaatsgevonden, de bus kan gebruiken voor zijn werkzaamheden. [x1] heeft dan ook niet aannemelijk gemaakt dat hij inkomensschade heeft geleden wegens het niet kunnen uitvoeren van opdrachten. Evenmin is gebleken van extra kosten voor het regelen van vervangend vervoer. Voor zover [x1] vergoeding vordert voor de tijd die hij aan deze zaak heeft besteed, geldt dat hiervoor, naast een toe te kennen forfaitaire proceskostenvergoeding voor de gemachtigde van [x1] , geen grondslag bestaat. Kosten die [x1] zelf heeft gemaakt in verband met deze procedure, komen dan ook niet voor vergoeding in aanmerking. Nu de vordering ten aanzien van diverse schadeposten zal worden afgewezen, zal ter zake daarvan evenmin een verwijzing naar de schadestaatprocedure volgen.

5.7.
De conclusie is dat de kantonrechter de vordering van [x1] zal toewijzen, zoals hieronder vermeld.

5.8.
[x1] maakt aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. [x1] heeft voldoende gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. De gevorderde vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten wordt toegewezen overeenkomstig de normering die in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is opgenomen. Laatstgenoemde vergoeding is het maximaal toegestane bedrag, zodat voor toewijzing van een hoger gevorderd bedrag aan kosten geen grond bestaat. De buitengerechtelijke incassokosten bedragen, in aanmerking genomen het bedrag van de hoofdsom dat wordt toegewezen, € 753,03. De meegevorderde wettelijke rente over de buitengerechtelijke incassokosten zal worden afgewezen nu niet is gebleken dat deze kosten voordien reeds daadwerkelijk zijn betaald.

5.9.
De wettelijke rente over de hoofdsom zal op grond van artikel 6:83 sub b BW worden toegewezen vanaf 30 januari 2016.

5.10.
De proceskosten komen voor rekening van Univé, omdat zij ongelijk krijgt.

De tegenvordering
5.11.
Uit hetgeen hiervoor is overwogen onder 5.5. volgt dat geen sprake is van een aan [x1] toerekenbare omstandigheid die aan de aan de voertuigen ontstane schade heeft bijgedragen. Voor zover Univé de schade aan de auto van [y1] heeft voor haar rekening heeft genomen, kan zij dit schadebedrag dan ook niet op [x1] verhalen.

5.12.
De conclusie is dat de kantonrechter de vordering van Univé zal afwijzen.

5.13.
Univé zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. ECLI:NL:RBNHO:2016:9916