RBROT 041219 uitleners aansprakelijk voor letsel na val door steiger, klachtplicht niet geschonden wg-er had eerder onderzoek moeten doen naar toedracht
- Meer over dit onderwerp:
RBROT 041219 uitleners aansprakelijk voor letsel na val door steiger, klachtplicht niet geschonden wg-er had eerder onderzoek moeten doen naar toedracht
- kosten gevorderd 11,9 uren x € 225,00; toegewezen, vermeerderd met uren voor verweerschrift + zitting 16,9 x 225 x 121% = 4601,03
2
De feiten
De kantonrechter gaat uit van de volgende feiten.
2.1
Go People exploiteert een uitzendonderneming.
2.2
Deurwaarder is een zelfstandige dochteronderneming van [naam bedrijf 1]
Zij houdt zich bezig met bouw- en metselwerkzaamheden.
2.3
Achmea is de aansprakelijkheidsverzekeraar van Go People.
2.4
Allianz is de aansprakelijkheidsverzekeraar van Deurwaarder.
2.5
[verzoeker] , geboren op [geboortedatum verzoeker] , is blijkens een schriftelijke “uitzendovereenkomst Fase 1” in dienst getreden van Go People in de functie van opperman bouw.
2.6
Go People heeft [verzoeker] uitgeleend aan de firma [naam bedrijf 2]
Laatstgenoemde heeft [verzoeker] op haar beurt uitgeleend aan Deurwaarder.
2.7
[verzoeker] was, in opdracht van Deurwaarder, vanaf 22 augustus 2016 werkzaam op een bouwproject te ’s-Gravenzande. Het project omvatte de realisatie van twintig appartementen in opdracht van [naam bedrijf 3] (de hoofdaannemer van het project, hierna: “ [naam bedrijf 3] ”).
2.8
Op vrijdag 9 december 2016 was [verzoeker] werkzaam op bovengenoemd project.
De werkzaamheden worden uitgevoerd met behulp van een steiger, bestaande uit houten planken (met een breedte van 15 cm en een lengte van 2 meter). De op dat moment aanwezige collega’s zijn de heer [naam 2] (hierna: “ [naam 2] ”), de heer [naam 3] (hierna: “ [naam 3] ”), de heer [naam 4] (hierna: “ [naam 4] ”), de heer [naam 5] (hierna: “ [naam 5] ”) en de heer [naam 6] (hierna: “ [naam 6] ”).
2.9
De taken van [verzoeker] bestaan (onder meer) uit het verplaatsen van een pak stenen met behulp van een zogeheten pompwagen. De stenen dienen, via de lift, verplaatst te worden van de ene verdieping van de steiger naar de andere verdieping(en).
2.10
Op 10 december 2016 bezocht [verzoeker] de spoedeisende hulp van het HMC Westeinde. In het verslag van de behandelend arts is, voor zover thans relevant, het volgende opgenomen:
“( ... )
Gisteren tijdens werk op steiger door gat gezakt. Stuk naar beneden gezakt, li been omhoog.
Niet duidelijk hoe precies gebeurd. Direct pijn linker knie. Verder geen letsel. Toen nog wel belast maar erg pijnlijk. Slotklachten. Gisteravond verbetering door joint. Vandaag toch erg pijnlijk, geen pijnstillers gebruikt.
( ... )”
2.11
Op 19 december 2016 heeft de heer [naam 7] (werkzaam bij Go People, hierna: “ [naam 7] ”) telefonisch contact gehad met [verzoeker] . Vervolgens is [verzoeker] met ingang van die datum ziek gemeld.
[verzoeker] heeft sinds 9 december 2016 geen werkzaamheden meer verricht.
2.12
Wegens aanhoudende pijn en klachten bezocht [verzoeker] in februari, maart, juni, oktober 2017 een orthopedisch arts.
2.13
In het verslag van het bezoek van 30 maart 2017 is het volgende opgenomen:
“( ... ) mogelijk scheur mediale meniscus knie links ( ... )”
In het verslag van het laatste bezoek van oktober 2017 is onder meer het volgende opgenomen:
“( ... ) Persisterende klachten. Kan niet meer werken en zit nu thuis.
Wil graag weer kickboksen en voetballen. Kan fysiotherapie niet betalen. ( ... )
Geen operatieve mogelijkheden. ( ... ) Dringend advies toch fysiotherapie te starten.
( ... )”
2.14
Bij brief van 20 mei 2017 heeft de toenmalige gemachtigde van [verzoeker] , mr. Arslan, Go People aansprakelijk gesteld ex art. 7:658 BW en daarbij het standpunt betrokken dat [verzoeker] schade heeft geleden en thans nog lijdt als gevolg van een hem overkomen arbeidsongeval op 9 december 2016. Go People heeft in reactie hierop aansprakelijkheid van de hand gewezen.
2.15
Bij brieven van 8 maart 2018 heeft de (nieuwe) gemachtigde van [verzoeker] een tweede aansprakelijkstelling gezonden aan Deurwaarder en Go People. Deurwaarder heeft bij mail van 13 maart 2018 laten weten geen aansprakelijkheid te erkennen. Achmea heeft bij mail van 20 augustus 2018 ter beoordeling van de aansprakelijkheid om nadere informatie verzocht en bij mail van 20 september 2018 aansprakelijkheid afgewezen.
2.16
[verzoeker] heeft op 7 september 2018 van [verzoeker] een medisch advies gevraagd aan dr. R.H.G.P. van Erve, orthopedisch chirurg (verbonden aan Van Erve Orthopedie, Expertise & Advies, hierna: “Van Erve”).
Van Erve heeft vervolgens een medisch haalbaarheidsonderzoek verricht. Het schriftelijke rapport van dat onderzoek, gedateerd 6 november 2018, bevat onder meer de volgende bevindingen:
“( ... )
4. Waaruit bestaat het letsel?
Er is sprake van een partieel mediaal collateraal bandletsel en een tweetal fissuren van het kraakbeen van de knieschijf links na een val van een steiger.
( ... )
6. Kan het letsel veroorzaakt zijn door een trauma zoals hierboven beschreven?
Het mediaal collateraal bandletsel kan zeker veroorzaakt zijn door de val van de steiger.
( ... )
18. Kunt u cliënt mogelijk een medisch advies geven voor verdere behandeling?
Het is van belang dat cliënt zich onder behandeling stelt van een fysiotherapeut voor het trainen van zijn been, stabiliteit, coördinatie en kracht. Dat moet onder professionele begeleiding omdat daarmee de kans op succes nabij 100% ligt. Zoals gebleken is lukt het cliënt niet dit zelf te bereiken.
( ... )”
2.17
Allianz heeft op 23 oktober 2018 [naam bureau] opdracht gegeven om nader onderzoek te doen naar het door [verzoeker] gestelde arbeidsongeval en de gestelde toedracht daarvan (hierna: [naam bureau] ).
2.18
Na afronding van dat onderzoek heeft [naam bureau] een rapport gedateerd 29 januari 2019 opgesteld. Dat rapport bevat, voor zover thans relevant, de volgende bevindingen:
“( ... ) Uit het onderzoek kan worden geconcludeerd:
- Uit het onderzoek wordt duidelijk dat er wel iets is gebeurd waardoor de heer [verzoeker] destijds mank heeft gelopen. De personen die daar van weten hebben echter niet zelf gezien wat de oorzaak daarvan is geweest.
- Tot heden is er niemand gesproken die daadwerkelijk heeft gezien wat er is gebeurd en waardoor de heer [verzoeker] zou zijn gevallen, waar vanaf en met welke gevolgen.
- Een exacte toedracht kan niet worden vastgesteld op basis van datgene wat personen tot heden verklaard hebben. ( ... )”
2.19
Het rapport van [naam bureau] bevat voorts enkele verslagen van gesprekken die zijn gevoerd met enkele personen, waaronder [naam 7] , enkele collega’s van [verzoeker] (eerder aangehaald onder 2.8) en [verzoeker] zelf.
De voor zover thans relevante verslaglegging van het gesprek met [naam 7] luidt als volgt:
“( ... )
Rapporteur vraagt hoe het kan dat de heer [verzoeker] wel werkte in de weken voor week 50 en dat men dan bij Go People niet weet waarom de heer [verzoeker] in week 50 plots niet meer werkte en zich pas op 19 december 2016 meldt bij hen?
De heer [naam 7] zegt: meneer u weet toch hoe dat werkt in de uitzendbranche.
Sommige mensen zijn wel verantwoordelijk en andere niet. Hij is gewoon de hele week niet komen opdagen en heeft zich vervolgens op de 19e ziek gemeld. Voor ons in de uitzendbranche is dat helemaal niet vreemd.
( ... )”
2.20
De voor zover thans relevante verslagging van de gesprekken met enkele collega’s van [verzoeker] luidt als volgt.
“( ... )
Gesprek met de heer [naam 2] op 10-11-2018
( ... )
- Ik heb hem zelf niet zien vallen. Hij liep wel mank en had wel pijn. Ik heb hem zelf naar huis gebracht en hem uit mijn auto getild zeg maar.
- Ik heb ook gezien waar de steiger open lag en waar hij lag toen ik daar kwam.
- Ik heb hem zelf naar huis gebracht. Dat was rond de tijd dat iedereen naar huis ging.
- Ik hoorde hem en toen heb ik hem opgetild zeg maar. Ik heb hem zo in mijn auto gezet en naar huis gebracht. [naam 3] was daar ook bij.
- Toen ik kwam lag hij op de grond. De heer [naam 3] was er ook bij toen ik hem naar huis bracht denk ik.
( ... )
Gesprek ( ... ) met de heer [naam 3] ( ... )
( ... )
- Ik heb gehoord dat hij ergens doorheen was gegaan. Door een steiger. ( ... )
- Ik heb zelf niet gezien waar, of en hoe hij is gevallen. ( ... )
Telefonisch gesprek op 29-11-2018 met [naam 4] ( ... )
- Deze bevestigt dat hij ( [naam 4] ) daar werkzaam is geweest. Hij weet niets van iemand die daar van een steiger zou zijn gevallen.
- Hij kent wel de naam [verzoeker] . ( ... )
Hij zegt: ik vraag het even aan een collega die hier ook staat.
Die collega zegt dat ene [verzoeker] inderdaad van een steiger gevallen is.
( ... )
Rapporteur krijgt de collega aan de lijn: die geeft als naam op: [naam 5] .
Hij zegt: hij is met 1 beentje door een steiger heen gegaan.
( ... )”
2.21
De voor zover thans relevante verslagging van het gesprek met [verzoeker] luidt als volgt:
“( ... )
- Die dag 9 december 2019 kreeg ik om 15.20 uur opdracht om een pompwagen te halen. Die opdracht was van [naam 4] . Die moest ik voor gaan halen. Zij stonden achter. Tijdens het pakken van de pompwagen ben ik gevallen. Ben ik door een steiger gezakt. Ik ben ook even buiten bewustzijn geweest. Ik ben gevonden door collega’s van Deurwaarder die hebben mij op de grond gevonden.
- Ik moest met de pompwagen een pak stenen verplaatsen op de vierde verdieping. Dat was in opdracht van [naam 4] . De pompwagen stond op de eerste verdieping en die pompwagen wilde ik met de lift naar boven sturen. In die lift mogen alleen materialen. Ik trok de lege pompwagen en liep daarbij achteruit. Vlak voor de lift schoot een plank van de steiger onder mij uit. Ik hing deels tegen de steiger aan en liet mij verder naar beneden glijden. Ik heb mijn linkerbeen losgemaakt waaraan ik eerst bleef hangen.
Ik trok dus de pompwagen. Ik deed twee stappen achteruit naar de lift. Er waren geen obstakels. Toen schoof een steigerplank weg onder mijn voeten. Dat was een gewone steigerplank. Die schoof weg. Die was denk ik 15 centimeter breed en 2 meter lang. Daardoor ben ik weggezakt maar ik kon mij niet vasthouden omdat ik ook de pompwagen vast had. Die plank viel weg. Ik ben weggezakt want ook een tweede plank schoof weg. [naam 2] en [naam 6] hebben die planken later nog weggezet.
Zij vonden mij op de grond. [naam 2] en [naam 6] . [naam 4] kwam ook naar beneden.
( ... )
Die drie mensen hebben mij zien kreunen van de pijn op het werk.
Ik moest werken tot 15.30 dus ik heb verder niet meer doorgewerkt.
( ... )
In de avond werd mijn knie helemaal paars en blauw.
De volgende dag ben ik naar het ziekenhuis MCH Westeinde gegaan. ( ... )
Pas na een half jaar ben ik bij een professional geweest: Orthopedium. Die zeiden dat ik geopereerd moest worden. Ik had geen geld voor fysiotherapie omdat ik “in bewind” zat omdat ik daar geen geld voor had.
Dat heb ik pas dit jaar in pakket.
De maandag erna moest ik weer werken en heb ik geprobeerd om zowel [naam 7] als [naam steigerbouwer] te bellen. Bij beiden kreeg ik de voicemail. Die heb ik ingesproken. Geen van hen heeft mij daarna benaderd of teruggebeld. ( ... )”
3
Het verzoek en de grondslag daarvan
3.1
[verzoeker] heeft in het kader van het onderhavige deelgeschil verzocht:
I. voor recht te verklaren dat Go People c.s. (ieder hoofdelijk voor het geheel) op grond van artikel 7:658 BW aansprakelijk zijn voor de alle door [verzoeker] geleden en nog te lijden materiële en immateriële schade, als gevolg van het hem overkomen arbeidsongeval van 9 december 2016;
II. Go People c.s. te veroordelen in de kosten van het deelgeschil op grond van artikel 1019aa lid 1 Rv zijnde het bedrag van € 3.239,78 vermeerderd met aanvullende kosten gemaakt in verband met de (voorbereiding van de) zitting alsmede het door [verzoeker] voldane griffierecht.
3.2
Aan dat verzoek heeft [verzoeker] , samengevat weergegeven en voor zover thans relevant, het volgende ten grondslag gelegd.
3.2.1
[verzoeker] is, op basis van een uitzendovereenkomst met Go People, uitgeleend aan Deurwaarder en te werk gesteld op een bouwproject. [verzoeker] is tijdens de uitoefening van zijn werkzaamheden op dat project een arbeidsongeval overkomen op 9 december 2016.
De werkzaamheden worden uitgevoerd op een steiger. Toen [verzoeker] op enig moment die dag bezig was om met behulp van een pompwagen stenen te verplaatsen, schoot een plank van de steiger onder zijn voeten weg. Hierdoor kwam [verzoeker] ten val.
3.2.2
Als gevolg daarvan heeft [verzoeker] (onder meer) knieletsel opgelopen. Meer concreet gaat het om bandletsel en een tweetal fissuren van het kraakbeen en van de knieschijf aan zijn linkerbeen. Hij verwijst ter onderbouwing van dat standpunt naar enkele medische stukken van het ziekenhuis alsmede het rapport van Van Erve (overgelegd als productie 3 en productie 4 bij het verzoekschrift en hiervoor aangehaald onder de feiten).
[verzoeker] heeft bovendien aanhoudende pijn en heeft sinds het ongeval geen werkzaamheden meer verricht. Hij ontvangt momenteel een bijstandsuitkering, waardoor ook zijn financiële draagkracht sterk is verminderd. Daar komt bij dat het ongeval veel impact heeft gehad op zijn leven en zijn sociale activiteiten zoals sporten. Hij heeft in verleden altijd veel gesport (voelballen en kickboksen) en dat kan hij nu niet meer doen.
3.2.3
[verzoeker] betoogt dat Go People c.s. hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de gevolgen van het bedrijfsongeval op grond van het bepaalde in artikel 7:658 BW. Het ongeval vond plaats tijdens de uitvoering van werkzaamheden die in opdracht van Go People (de formele werkgever van [verzoeker] ) en Deurwaarder (de materiële werkgever van [verzoeker] ) zijn verricht. Daarvoor is voldoende dat [verzoeker] als werknemer stelt (en zo nodig) bewijst dat hij in de uitoefening van zijn werkzaamheden schade heeft geleden, overeenkomstig het bepaalde in artikel 7:658 tweede lid BW. [verzoeker] heeft aan die op hem rustende verplichting voldaan nu hij voldoende heeft gesteld omtrent de toedracht van het ongeval.
3.2.4
Daarnaast heeft [verzoeker] kosten gemaakt voor het voeren van deze deelgeschilprocedure, waarvan hij vergoeding verzoekt. Die kosten heeft hij begroot op een bedrag van € 3.239,78. Daarbij is gerekend op basis van een uurtarief van € 225,00, vermeerderd met € 21% BTW. Die kosten moeten vermeerderd worden met aanvullende buitengerechtelijke kosten, bestaande uit het lezen van het verweerschrift alsmede de reis- en zittingstijd die gepaard is gegaan met deze procedure.
Tot slot vordert [verzoeker] vergoeding van het griffierecht dat hij heeft voldaan in het kader van deze procedure.
4
Het verweer
4.1
Go People c.s. hebben gemotiveerd verweer gevoerd dat (kort gezegd) strekt tot afwijzing van het verzoek. Samengevat weergegeven is het navolgende aangevoerd.
4.2.1
Primair wordt aangevoerd dat het verzoek van [verzoeker] moet worden afgewezen omdat hij de op hem rustende klachtplicht ex artikel 6:89 BW heeft geschonden. Deze bepaling is ook van toepassing in een letselschadezaak als de onderhavige.
Deurwaarder en Go People zijn nimmer door [verzoeker] op de hoogte gesteld van het ongeval waarvan hij stelt dat dat hem is overkomen. Het ongeval is evenmin door Deurwaarder of Go People gemeld bij de Arbeidsinspectie. Er is daarom ook geen onderzoek verricht naar dat ongeval. Daar komt bij dat uit de overgelegde processtukken blijkt dat [verzoeker] per 19 december 2016 ziek is gemeld bij Go People. Er was toen al een periode van 10 dagen verstreken na het gestelde ongeval van 9 december 2016.
Vervolgens is een periode van 6 maanden verstreken voordat de toenmalige gemachtigde van [verzoeker] zich voor het eerst bij brief van 20 mei 2017 heeft gericht tot Go People en haar aansprakelijk heeft gesteld ex art. 7:658 BW. Nadat die aansprakelijkheid van de hand is gewezen, heeft de nieuwe gemachtigde van [verzoeker] zich bij brieven van 8 maart 2018 pas gericht tot Deurwaarder en Go People en hen aansprakelijk gesteld.
Go People c.s. hebben nadeel ondervonden van deze gang van zaken, want zij zijn door dit tijdsverloop in hun bewijspositie aangetast. Door het late tijdstip waarop [verzoeker] heeft geklaagd, is hen de mogelijkheid ontnomen om melding te doen bij de Arbeidsinspectie en om tijdig nader onderzoek in te stellen naar de feitelijke toedracht en de relevante feiten en omstandigheden, zoals bijvoorbeeld de toestand van de steigerplanken.
4.2.2
Voorts betogen Go People c.s. subsidiair dat zij niet aansprakelijk zijn omdat [verzoeker] niet, althans onvoldoende, heeft onderbouwd dat hij schade heeft opgelopen in de uitoefening van zijn werkzaamheden. Het is aan de werknemer om op de voet van artikel 7:658 lid 2 BW te stellen en zo nodig te bewijzen dat daarvan sprake is. [verzoeker] heeft aan die op hem rustende verplichting niet voldaan. Het is op dit moment onduidelijk of [verzoeker] überhaupt een ongeval is overkomen en wat de schade is die daaruit is voortgevloeid. Geen van de collega’s van [verzoeker] heeft het ongeval zien gebeuren.
Er zijn met andere woorden geen getuigen van het door [verzoeker] gestelde ongeval.
De toedracht kan daarom alleen worden vastgesteld aan de hand van de door [verzoeker] zelf gegeven verklaring van hetgeen hij stelt dat is voorgevallen op 9 december 2016.
Nu Go People c.s. die toedracht betwisten, is de verklaring van [verzoeker] onvoldoende om te kunnen vaststellen wat de exacte toedracht is geweest.
4.2.3
Evenmin kan op basis van de overgelegde medische informatie worden vastgesteld dat sprake is geweest van een ongeval. Immers, [verzoeker] kan de klachten aan zijn knie ook zijn opgelopen door een andere oorzaak. Kortom, dat [verzoeker] daadwerkelijk ten gevolge van zijn werkzaamheden op 9 december 2016 door een steiger is gezakt en schade heeft geleden, is niet vast komen te staan.
4.2.4
Maar ook als veronderstellenderwijs wordt aangenomen dat [verzoeker] wel met zijn been door een steiger is gezakt tijdens zijn werk, dan betwisten Go People c.s. dat [verzoeker] enige schade heeft geleden als gevolg daarvan. De impact daarvan kan niet dusdanig zijn geweest dat [verzoeker] de schade heeft geleden zoals hij die stelt te hebben geleden.
Meer subsidiair hebben Go People c.s. het standpunt betrokken dat geen sprake is van enige schending van de op hen rustende zorgplicht. Voor zover sprake is geweest van een ongeval en [verzoeker] als gevolg daarvan schade heeft geleden, dan dient [verzoeker] zich te richten tot [naam bedrijf 3] (de hoofdaannemer) die verantwoordelijk was voor de bouwplaats en de veiligheid daarvan, dan wel tot [naam 8] , zijnde de steigerbouwer.
4.2.5
Tot slot wordt nog afzonderlijk verweer gevoerd tegen de verzochte kostenbegroting en kostenveroordeling. Volgens Go People c.s. ligt dat verzoek voor afwijzing gereed, nu een grond voor aansprakelijkheid ontbreekt.
4.3
Op hetgeen door partijen verder nog is aangevoerd zal hierna bij de beoordeling, voor zover althans relevant, nader worden ingegaan.
5
De beoordeling
5.1
[verzoeker] heeft zijn verzoek gebaseerd op de Wet deelgeschilprocedure voor letsel- en overlijdensschade (artikelen 1019w-1019cc Rv). Indien een persoon een ander aansprakelijk houdt voor schade die hij lijdt door dood of letsel, kan op grond van artikel 1019w lid 1 Rv de rechter worden verzocht te beslissen over een geschil omtrent of in verband met een deel van hetgeen ter zake tussen hen rechtens geldt en waarvan de beëindiging kan bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst.
Daarbij wordt vooropgesteld dat de deelgeschilprocedure partijen een eenvoudige, snelle en ten opzichte van een bodemprocedure (doorgaans) aanmerkelijk goedkopere toegang tot de rechter biedt ter oplossing van een (of meerdere) deelgeschil(len) in de buitengerechtelijke onderhandelingsfase. De procedure heeft tot doel dat partijen met behulp van de interventie van de deelgeschilrechter dichter bij een buitengerechtelijke oplossing komen.
5.2
Het gaat in het primaire verzoek om de vraag of Go People c.s. op grond van artikel 7:658 BW aansprakelijk zijn voor de schade die [verzoeker] stelt te hebben geleden, en thans nog lijdt zal, als gevolg van het door hem gestelde arbeidsongeval op 9 december 2016.
Ter zake geldt het volgende op de wet en de rechtspraak gebaseerde toetsingskader.
5.3
Artikel 7:658 lid 1 BW eist een hoog veiligheidsniveau van de werkruimte, werktuigen en gereedschappen alsmede van de organisatie van de betrokken werkzaamheden (zie onder meer HR 11 april 2008, NJ 2008, 465). De werkgever is op grond van dit artikellid gehouden die maatregelen te treffen die redelijkerwijs noodzakelijk zijn teneinde ongevallen die zich bij de uitoefening door de werknemer van zijn werkzaamheden zouden kunnen voordoen, te voorkomen. Op grond van artikel 7:658 lid 2 BW is de werkgever ten opzichte van de werknemer aansprakelijk voor de schade die deze in de uitoefening van zijn werkzaamheden lijdt, tenzij de werkgever aantoont dat hij aan de in artikel 7:658 lid 1 BW genoemde zorgplicht heeft voldaan of dat de schade in belangrijke mate het gevolg is van opzet of bewuste roekeloosheid van de werknemer. Deze norm geldt ook voor degene die in de uitoefening van zijn beroep op bedrijf arbeid laat verrichten door een persoon met wie hij geen arbeidsovereenkomst heeft (artikel 7:658 lid 4 BW).
Artikel 7:658 BW houdt een ruime zorgplicht in. Niet snel kan worden aangenomen dat de werkgever daaraan heeft voldaan en dus niet aansprakelijk is voor door de werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden geleden schade. Artikel 7:658 BW beoogt echter geen absolute waarborg te scheppen voor de bescherming van de werknemer tegen gevaar. Welke (veiligheids-)maatregelen van de werkgever mogen worden verlangd en op welke wijze hij de werknemer moet instrueren, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval.
5.4
Ten aanzien van de stelplicht en bewijslast in het kader van artikel 7:658 BW wordt het volgende als uitgangspunt genomen voor de beoordeling:
I. de werknemer dient te stellen en bij betwisting te bewijzen dat hij in de uitoefening van zijn functie schade heeft geleden. In het algemeen zal daartoe voldoende zijn dat komt vast te staan dat het ongeval hem is overkomen op de werkplek, waarbij het begrip werkplek ruim mag worden genomen. Dit betekent niet zonder meer dat de werknemer ook dient te bewijzen hoe het ongeval zich heeft voltrokken en wat de oorzaak daarvan is (zie onder meer HR 4 mei 2011, ECLI:NL:HR:2001:AB1430, en HR 29 juni 2001, ECLI:NL:HR:2001:AB2432);
II. indien komt vast te staan dat de werknemer schade heeft geleden in de uitoefening van zijn werkzaamheden, is de werkgever in beginsel aansprakelijk, tenzij hij aantoont dat hij niet is tekortgeschoten in zijn zorgplicht als bedoeld in artikel 7:658 lid 1 BW. Slaagt de werkgever er niet in het bewijs te leveren dat hij aan zijn zorgplicht heeft voldaan, dan is het causaal verband tussen zijn tekortkoming en het ongeval gegeven. Hij kan dan evenwel nog aan aansprakelijkheid ontkomen indien hij stelt, en zo nodig bewijst, dat nakoming van zijn zorgplicht het ongeval niet zou hebben voorkomen of dat de schade in belangrijke mate het gevolg is van opzet of bewuste roekeloosheid van de werknemer. Van bewust roekeloos handelen is slechts sprake indien de werknemer zich tijdens het verrichten van zijn onmiddellijk aan het ongeval voorafgaande gedraging van het roekeloos karakter daarvan daadwerkelijk bewust is geweest.
5.5
[verzoeker] voert aan, kort gezegd, dat Go People c.s. aansprakelijk zijn ex artikel 7:658 BW. Hij verzoekt in het kader van onderhavige deelgeschilprocedure een verklaring voor recht ter zake die aansprakelijkheid, zodat partijen verder kunnen onderhandelen over de andere geschilpunten en daarover mogelijk ook overeenstemming kunnen bereiken.
Klachtplicht ex art. 6:89 BW
5.6.
Als primaire verweer voeren Go People c.s. aan dat [verzoeker] de op hem rustende klachtplicht heeft geschonden en dat om die reden de aansprakelijkheid moet worden afgewezen. [verzoeker] heeft in reactie hierop betoogd dat hij wel degelijk tijdig heeft geklaagd.
Het navolgende wordt overwogen.
5.6.1.
Artikel 6:89 BW bepaalt dat de schuldeiser op een gebrek in de prestatie geen beroep meer kan doen, indien hij niet binnen bekwame tijd nadat hij het gebrek heeft ontdekt of redelijkerwijs had moeten ontdekken, bij de schuldenaar ter zake heeft geprotesteerd.
De kantonrechter gaat ervan uit dat deze klachtplicht ook van toepassing is op situaties waarin personenschade is ontstaan tijdens werkzaamheden waarop een arbeidsovereenkomst van toepassing is. De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 8 februari 2013 (ECLI:NL:HR:2013:BY4600) overwogen dat dit artikel van toepassing is op ‘alle verbintenissen’, waaronder een (op een gebrek gebaseerde) actie uit onrechtmatige daad. Tevens is in het arrest overwogen dat bij beantwoording van de vraag of tijdig is geklaagd rekening dient te worden gehouden met alle omstandigheden van het geval. De rechter dient voorts rekening te houden met enerzijds het voor de schuldeiser ingrijpende rechtsgevolg van het te laat protesteren zoals in artikel 6:89 BW vermeld - te weten verval van al zijn rechten ter zake van de tekortkoming - en anderzijds de concrete belangen waarin de schuldenaar is geschaad door het late tijdstip waarop dat protest is gedaan, zoals een benadeling in zijn bewijspositie.
5.6.2.
Overwogen wordt dat [verzoeker] ter zitting onweersproken heeft gesteld en toegelicht dat hij de dag na het - door hem gestelde - ongeval van 9 december 2016, derhalve op zaterdag 10 december 2016 al probeerde contact op te nemen met Go People.
Hij kreeg geen gehoor. Ook bij pogingen daarna om contact te krijgen (op zondag en maandag) is hij er niet in geslaagd iemand van Go People te spreken.
Die verklaring van [verzoeker] komt overeen met de onder de feiten aangehaalde verklaring van [verzoeker] in het rapport van [naam bureau] , waarin is vastgelegd dat [verzoeker] steeds de voicemail kreeg van zijn contactpersonen bij Go People (waaronder [naam 7] ). Pas toen [verzoeker] op 19 december 2016 voor het eerst contact kreeg met [naam 7] , heeft hij zijn verhaal kunnen doen en is hij ziek gemeld.
5.6.3.
In dit verband heeft [naam 7] over die gang van zaken het volgende verklaard (aangehaald onder de feiten):
“De heer [naam 7] zegt: meneer u weet toch hoe dat werkt in de uitzendbranche.
Sommige mensen zijn wel verantwoordelijk en andere niet. Hij is gewoon de hele week niet komen opdagen en heeft zich vervolgens op de 19e ziek gemeld. Voor ons in de uitzendbranche is dat helemaal niet vreemd.”
Vervolgens is [verzoeker] naar eigen zeggen van het kastje naar de muur gestuurd, en uiteindelijk op zoek gegaan naar een raadsman om hem bij te staan. Mr. Arslan, de toenmalige raadsman van [verzoeker] , zond op 20 mei 2017 een eerste brief met aansprakelijkstelling aan Go People die van de hand is gewezen. Pas nadat de nieuwe gemachtigde van [verzoeker] zich bij brieven van 8 maart 2018 heeft gericht tot Go People en Deurwaarder, inhoudende en aansprakelijkstelling, is actie ondernomen door laatstgenoemden en is een onderzoek gestart in opdracht van Go People c.s. teneinde vast te stellen wat zich heeft voorgedaan op 9 december 2016.
5.6.4.
Dat in deze omstandigheden [verzoeker] , die zich in een afhankelijke en kwetsbare positie bevindt ten opzichte van zijn werkgever, zijn klachtplicht heeft geschonden door niet eerder te klagen, is een onterecht standpunt. Go People wist in ieder geval op 19 december 2016 dat [verzoeker] zich ziek had gemeld. Zij heeft die ziekmelding ook geaccepteerd, zonder daar verder onderzoek naar te doen en/of Deurwaarder op de hoogte te brengen. Dat [verzoeker] vanaf de middag van 9 december 2016 geen werk meer heeft verricht staat ook vast en wordt door [naam 7] bovendien bevestigd in zijn verklaring. Dat hier sprake zou zijn van een uitzendkracht/werknemer die wel vaker afwezig is zonder afmelding of bericht, is niet aan de orde, althans daarover is niets aangevoerd in deze procedure. Integendeel, de collega’s van [verzoeker] omschrijven hem als een “harde werker”. Ook ter zitting heeft [verzoeker] onweersproken gesteld dat hij tot dat moment nimmer had verzuimd. Bezien tegen die achtergrond lag het juist op de weg van Go People als werkgever om, toen [verzoeker] na 9 december 2016 zich niet meer op het werk had gemeld, onderzoek te doen naar de reden daarvan en navraag te doen bij Deurwaarder. Dat heeft zij niet gedaan. Dat lag nog meer voor de hand toen zij wist van de afwezigheid van [verzoeker] na zijn ziekmelding op 19 december 2016. Ook toen heeft Go People nagelaten enige actie hierin te ondernemen.
5.6.5
Maar ook na de ontvangst van de eerste aansprakelijkstelling van 20 mei 2017, waarin uitdrukkelijk melding wordt gemaakt van een arbeidsongeval op 9 december 2016, heeft Go People geen actie ondernomen, bijvoorbeeld in de vorm van een nader onderzoek, naar hetgeen is voorgevallen op die dag.
Dat vervolgens Go People c.s. pas ná de ontvangst van de tweede aansprakelijkstelling in maart 2018 aanleiding zagen om een onderzoek te starten door [naam bureau] teneinde de feiten en omstandigheden vast te kunnen stellen, om zodoende ook de exacte toedracht te achterhalen, kan, gegeven al hetgeen hiervoor is overwogen, niet aan [verzoeker] worden tegengeworpen. Go People c.s. had, gegeven het tijdsverloop in deze zaak, al in een eerder stadium de mogelijkheid moeten aangrijpen en benutten om nader onderzoek te doen naar de toedracht van het ongeval.
5.6.6
De kantonrechter komt tot de slotsom dat [verzoeker] de op hem rustende klachtplicht niet heeft geschonden en dat hij tijdig heeft geklaagd.
Feitelijke toedracht
5.7
Het belangrijkste geschilpunt tussen partijen betreft het door Go People c.s. gevoerde verweer dat de exacte feitelijke toedracht van hetgeen op 9 december 2016 is voorgevallen niet vaststaat, zodat ook de aansprakelijkheid voor de gevolgen daarvan moet worden afgewezen.
5.7.1
Vooropgesteld wordt dat ingevolge vaste jurisprudentie (zie HR 4 mei 2011, ECLI:NL:HR2001:AB1430 en HR 29 juni 2001, ECLI:NL:HR:2001:AB2432) geldt dat op de werknemer aan wie een bedrijfsongeval is overkomen, niet de gemotiveerde stelplicht rust betreffende de precieze toedracht van het ongeval. Wanneer die toedracht onduidelijk blijkt, komt dat niet voor rekening en risico van de werknemer, maar van de werkgever.
Op basis van het rapport van [naam bureau] en de daarin vastgelegde verklaringen van de collega’s van [verzoeker] blijkt inderdaad, zoals Go People c.s. hebben aangevoerd, dat het door [verzoeker] gestelde ongeval door geen van de collega’s is waargenomen. Er zijn geen getuigen die het ongeval hebben waargenomen. Er waren wel collega’s van [verzoeker] op dat moment aanwezig.
5.7.2
Maar dát zich een incident heeft voorgedaan op 9 december 2016 (of dat “iets is voorgevallen” tijdens het werk) en dat collega’s van [verzoeker] daarover hebben verklaard in die zin dat zij daarbij waren, staat op basis van het rapport van [naam bureau] wel vast.
Het rapport bevat de volgende revelante vaststellingen:
- Uit het onderzoek wordt duidelijk dat er wel iets is gebeurd waardoor de heer [verzoeker] destijds mank heeft gelopen. De personen die daar van weten hebben echter niet zelf gezien wat de oorzaak daarvan is geweest.
- Tot heden is er niemand gesproken die daadwerkelijk heeft gezien wat er is gebeurd en waardoor de heer [verzoeker] zou zijn gevallen, waar vanaf en met welke gevolgen.
- Een exacte toedracht kan niet worden vastgesteld op basis van datgene wat personen tot heden verklaard hebben. ( ... )”
5.7.3
Voor wat betreft de verklaringen van collega’s van [verzoeker] zijn in het bijzonder de verklaringen van [naam 2] en van [naam 5] van belang.
[naam 2] verklaart in details over hetgeen hij heeft waargenomen:
- Ik heb hem zelf niet zien vallen. Hij liep wel mank en had wel pijn. Ik heb hem zelf naar huis gebracht en hem uit mijn auto getild zeg maar.
- Ik heb ook gezien waar de steiger open lag en waar hij lag toen ik daar kwam.
- Ik heb hem zelf naar huis gebracht. Dat was rond de tijd dat iedereen naar huis ging.
- Ik hoorde hem en toen heb ik hem opgetild zeg maar. Ik heb hem zo in mijn auto gezet en naar huis gebracht. [naam 3] was daar ook bij.
- Toen ik kwam lag hij op de grond. De heer [naam 3] was er ook bij toen ik hem naar huis bracht denk ik.
De collega [naam 5] ondersteunt deze verklaring in die zin dat hij verklaarde dat [verzoeker]
“met één been door een steiger is gezakt”.
5.7.4
Verder staat als onweersproken tussen partijen vast dat [verzoeker] na 9 december 2016 geen werkzaamheden meer heeft verricht en dat hij de dag daarop volgend, 10 december 2016, is gezien door een arts op de spoedeisende hulp van het ziekenhuis, waar hij is onderzocht. De relevante bevinden daarvan luiden (aangehaald onder de feiten):
“Gisteren tijdens werk op steiger door gat gezakt. Stuk naar beneden gezakt, li been omhoog. Niet duidelijk hoe precies gebeurd. Direct pijn linker knie. Verder geen letsel. Toen nog wel belast maar erg pijnlijk. Slotklachten. Gisteravond verbetering door joint. Vandaag toch erg pijnlijk, geen pijnstillers gebruikt.”
5.7.5
Ook daarna is [verzoeker] in de loop van 2017 herhaalde malen gezien door een arts (aangehaald onder de feiten). Op basis van de verslaglegging daarvan, alsook het rapport van Van Erve, is vast komen te staan dat [verzoeker] knieletsel heeft opgelopen, bestaande uit onder meer bandletsel. Bezien ook tegen de achtergrond van de later ingezonden productie 11 van de zijde van [verzoeker] , zijnde een verklaring van de huisarts van [verzoeker] van 24 oktober 2019, waarin staat dat [verzoeker] vóór 9 december 2016 niet bekend was met klachten aan zijn linker knie, kan geen andere conclusie worden getrokken dan dat het letsel van [verzoeker] het gevolg is van het incident van 9 december 2016.
5.7.6
Aldus is de kantonrechter van oordeel dat [verzoeker] voldoende onderbouwd heeft gesteld dat op 9 december 2016 een arbeidsongeval heeft plaatsgevonden, waarbij hij tijdens de uitvoering van zijn werkzaamheden voor Go People en Deurwaarder met zijn been door een houten plank op de steiger is gezakt én dat hij als gevolg van dat ongeval letsel heeft opgelopen en dus schade heeft geleden. Dat thans (nog) niet kan worden vastgesteld wat die schade precies inhoudt, waar de schade uit bestaat en welke schade moet worden toegerekend aan dit ongeval, maakt niet dat er geen aansprakelijkheid kan worden aangenomen. Het enkele feit dat er letsel en dus schade is, is voldoende.
Zorgplicht
5.8
De kantonrechter komt vervolgens toe aan de vraag of Go People en Deurwaarder (de formele en de materiële werkgever van [verzoeker] ) aan de op hen rustende zorgplicht hebben voldaan. Zij betogen in dit verband, kort gezegd, dat zij daaraan hebben voldaan doordat zij een adequaat arbeidsomstandighedenbeleid voeren, waarbij veiligheid (van de werkplaats) voorop staat. Er is een RI&E opgesteld en er is permanent toezicht op de bouwplaats, uitgevoerd door de voorman van Deurwaarder, en er worden maandelijks werkplekinspecties verricht door Deurwaarder.
5.9
Dat standpunt moet worden verworpen.
Immers, op basis van al hetgeen hiervoor is overwogen staat vast dat [verzoeker] , die werkte voor Go People en die vervolgens is uitgeleend aan Deurwaarder, tijdens het werk door een steigerplank is gezakt als gevolg waarvan hij letsel heeft opgelopen.
Gesteld noch gebleken is dat door iemand die toezicht houdt op het werk, is gewezen op het gevaar van die losliggende plank, dan wel dat instructies zijn gegeven aan [verzoeker] of zijn collega’s over het gevaar van de steigerplank en hoe in die situatie gehandeld moet worden. Juist de omstandigheid dat er permanent toezicht op de bouwplaats is, uitgevoerd door de voorman van Deurwaarder, alsmede dat er maandelijks werkplekinspecties worden verricht door Deurwaarder, leidt ertoe dat Deurwaarder het gevaar van die steigerplank had moeten onderkennen en actie daarop had moeten ondernemen. Dat is niet gebeurd.
5.10
Ook de omstandigheid dat een RI&E is opgesteld kan Go People c.s. niet baten.
Een RI&E helpt een werkgever met het treffen van veiligheidsmaatregelen, maar pretendeert niet uitputtend te zijn.
5.11
Ook het argument dat [verzoeker] zich dient te wenden tot de steigerbouwer - [naam 8] -, dan wel tot de hoofdaannemer van het bouwproject, [naam bedrijf 3] , is onjuist en moet worden verworpen. Go People en Deurwaarder hebben ieder als werkgevers een eigen verantwoordelijkheid voor wat betreft de veiligheid van de bouwplaats en de daaraan verbonden risico’s, waaronder ook de veiligheid van de steigers, jegens hun werknemers. De op Go People en Deurwaarder rustende zorgplicht ex art. 7:658 BW kan niet worden afgewenteld op [naam 8] en/of [naam bedrijf 3] .
Conclusie
5.12
De slotsom van al het voorgaan de is dat de door [verzoeker] verzochte de verklaring voor recht onder sub I moet worden toegewezen, een en ander als hierna in het dictum is weergegeven.
Kosten deelgeschil
5.13
[verzoeker] heeft voorts verzocht om vergoeding van de kosten van het deelgeschil.
Blijkens de bij het verzoekschrift overgelegde productie 10 zijn deze kosten begroot op € 3.239,78 (inclusief btw). Die kosten dienen te worden vermeerderd met de nader op te maken kosten verband houdende met het lezen van de verweren en zittings- en reistijd.
Go People c.s. hebben daartegen verweer gevoerd.
5.14
Dienaangaande wordt als volgt overwogen.
Artikel 1019aa Rv bepaalt dat de rechter in de beschikking de kosten begroot die gemoeid zijn met de behandeling van het verzoek aan de zijde van de persoon die schade door dood of letsel lijdt en dat de rechter daarbij alle redelijke kosten als bedoeld in artikel 6:96 lid 2 BW in aanmerking neemt.
5.15
Zoals blijkt uit de door de gemachtigde van [verzoeker] overgelegde specificatie zijn in het kader van deze deelgeschilprocedure in totaal 11,9 uren gedeclareerd tegen een uurtarief van € 225,00 hetgeen neerkomt op het hiervoor genoemde bedrag.
In dit geval dient de dubbele redelijkheidstoets gehanteerd te worden.
Naar het oordeel van de kantonrechter kan niet worden gezegd dat deze kosten niet in redelijkheid zijn gemaakt. Dat geldt zowel ten aanzien van het aantal uren dat is besteed (en nader is gespecificeerd in de genoemde productie 10), alsmede het gehanteerde uurtarief.
Die kosten dienen te worden vermeerderd met de kosten verband houdende met het lezen van de verweren en zittings- en reistijd. Omdat de gemachtigde van [verzoeker] die kosten niet nader heeft gespecificeerd, ziet de kantonrechter aanleiding om die kosten zelf te begroten. Gelet op de omvang van het verweerschrift, de zittingstijd en de reistijd, begroot de kantonrechter de tijd die daaraan is besteed op een aantal van 5 uren.
Uitgaande van het genoemde uurtarief van € 225,00, vermeerderd met BTW, begroot de kantonrechter die kosten op € 1.361,25.
5.16
De kosten van het onderhavige deelgeschil worden daarmee begroot op een bedrag van € 4.601,03. Dit bedrag zal nog worden vermeerderd met het door [verzoeker] betaalde griffierecht van € 81,00.
5.17
Dit alles betekent dat de totale kosten van de deelgeschilprocedure worden begroot op € 4.682,03 (incl. BTW). Go People c.s. zullen hierna worden veroordeeld tot betaling van dat bedrag.
Omdat tegen een beschikking op een verzoek inzake een deelgeschil geen hogere voorziening openstaat (artikel 1019bb Rv) zal de kostenveroordeling niet uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard. ECLI:NL:RBROT:2019:10249