RBDHA 170621 Wn-ster valt op trap; geen onderzoek naar toedracht, invulling zorgplicht niet aangetoond, wg-er aansprakelijk
- Meer over dit onderwerp:
RBDHA 170621 Wn-ster valt op trap; geen onderzoek naar toedracht, invulling zorgplicht niet aangetoond, wg-er aansprakelijk
- geen schending klachtplicht; wg-er heeft zelf nagelaten onderzoek te doen
gevolgd door:
GHDHA 090124 val van trap in kantoorgebouw; wg-er slaagt niet in bewijs van zorgplicht
5Beoordeling5.1.
Tussen partijen is niet in geschil dat [eiseres01] op 3 oktober 2017 tijdens de uitoefening van haar werkzaamheden voor Aegon van de trap is gevallen en dat zij hierdoor schade heeft geleden. Wat partijen verdeeld houdt, is de vraag of Aegon hiervoor aansprakelijk is (artikel 7:658 lid 1 en 2 BW).
5.2.
Het meest verstrekkende verweer van Aegon is dat [eiseres01] niet heeft voldaan aan haar klachtplicht ex artikel 6:89 BW. In dit verband wijst Aegon er ook op dat Aegon nooit heeft geweten of moeten begrijpen dat er op 3 oktober 2017 iets anders aan de hand zou zijn geweest dan een onwelwording. Om die reden is tevens artikel 7:658 BW niet van toepassing. Uit de verklaringen van alle betrokkenen volgt duidelijk dat iedereen ervan uit ging dat [eiseres01] onwel was geworden op de trap. Ook in het journaal van de huisarts wordt gesproken over flauwvallen dan wel wegraken. Van een arbeidsongeval, als gevolg van een gebrek aan de betreffende trap, is in ieder geval geen sprake, aldus Aegon.
De kantonrechter volgt Aegon hierin niet. Allereerst heeft Aegon desgevraagd ter zitting verklaard, dat niemand heeft gezien wat er feitelijk is gebeurd. De door diverse medewerkers van Aegon afgelegde verklaringen (deels geciteerd onder 2.5.) bieden dus geen ondersteuning voor het standpunt van Aegon, dat [eiseres01] is flauwgevallen en vervolgens van de trap is gevallen. Dat [eiseres01] nadien aan mevrouw [naam04] zou hebben verteld dat zij eerder een periode heeft gehad waarin zij soms zomaar flauw kon vallen, rechtvaardigt – anders dan Aegon kennelijk meent – niet de conclusie dat dit op 3 oktober 2017 ook is gebeurd. [eiseres01] zelf kan zich ook niets herinneren over de toedracht van het ongeval. Tot slot maakt de huisarts in zijn journaal weliswaar melding van flauwvallen die dag, maar ook dit rechtvaardigt niet de conclusie die Aegon hieraan verbindt, namelijk dat [eiseres01] onwel is geworden en als gevolg daarvan van de trap is gevallen. Het kan immers evengoed zo zijn dat [eiseres01] als gevolg van de val buiten bewustzijn is geraakt en nadien nog is flauwgevallen, omdat zij bij de val haar hoofd heeft gestoten. Het verweer van Aegon, inhoudende dat [eiseres01] is gevallen als gevolg van een onwelwording, dient dan ook als onvoldoende onderbouwd te worden verworpen.
5.3.
Zoals hiervoor al kort benoemd voert Aegon aan dat [eiseres01] niet heeft voldaan aan haar klachtplicht op grond van artikel 6:89 BW, zodat haar vorderingen reeds daarom dienen te worden afgewezen.
Bij de beantwoording van de vraag of tijdig is geklaagd dient rekening te worden gehouden met alle omstandigheden van het geval, waarbij ook van belang is of de schuldenaar (Aegon) wordt benadeeld door het late tijdstip waarop de schuldeiser ( [eiseres01] ) heeft geklaagd. In dit verband dient de rechter rekening te houden met enerzijds het voor de schuldenaar ingrijpende rechtsgevolg van het te laat protesteren, namelijk verval van al zijn rechten ter zake de tekortkoming, en anderzijds de concrete belangen waarin de schuldenaar is geschaad door het late tijdstip waarop is geprotesteerd, zoals een benadeling in zijn bewijspositie.
Aan Aegon kan worden toegegeven dat [eiseres01] lang heeft gewacht met het aansprakelijk stellen van Aegon voor de door haar gestelde geleden schade als gevolg van de val van de trap op 3 oktober 2017. De daartoe strekkende brief dateert immers van 27 maart 2019. Naar het oordeel van de kantonrechter leidt een en ander onder de gegeven omstandigheden evenwel niet tot de conclusie dat Aegon hierdoor wordt benadeeld.
Allereerst was het bij Aegon van meet af aan bekend dat [eiseres01] van de trap was gevallen en werd al snel duidelijk dat zij als gevolg hiervan haar werkzaamheden voor Aegon (voorlopig) niet meer zou kunnen uitvoeren. Aegon heeft evenwel nagelaten om na het ongeval een onderzoek te doen naar de oorzaak of de toedracht daarvan en heeft ook geen onderzoek gedaan naar de omstandigheden in het trappenhuis en de toestand van de trap. Dit terwijl Aegon zelf in haar RI&E schrijft dat het van belang is na ieder (bijna-)ongeval een analyse uit te voeren ‘om risico’s op te sporen en herhaling te voorkomen’ . Naar het oordeel van de kantonrechter had een dergelijk onderzoek, zeker nadat duidelijk werd dat [eiseres01] als gevolg van de val gedurende langere tijd niet zou kunnen werken, wel op de weg van Aegon gelegen. Voor zover Aegon aanvoert dat haar bewijspositie is aangetast, komt dit gelet op het voorgaande voor haar rekening en risico. Hetzelfde geldt in het verlengde hiervan voor het feit dat het bewuste trappenhuis inmiddels is vernieuwd. Anders dan Aegon aanvoert, rust op [eiseres01] ook geen verzwaarde stelplicht.
5.4.
Ter onderbouwing van haar verweer dat zij aan haar zorgplicht heeft voldaan, heeft Aegon allereerst aangevoerd dat het trappenhuis in oktober 2017 aan alle vereisten voldeed. Ter illustratie legt Aegon foto’s over van het trappenhuis in de huidige staat, omdat deze een goed beeld geven van de trap destijds. Deze foto’s zijn evenwel niet relevant voor de beantwoording van de vraag of Aegon op 3 oktober 2017 aan haar zorgplicht heeft voldaan, nog los van de vraag of je op basis van een foto de staat van een trap deugdelijk kunt vaststellen. Ook het feit dat het trappenhuis veelvuldig wordt gebruikt en nimmer een gebrek is gemeld, betekent niet zonder meer dat hiervan geen sprake geweest kan zijn.
Tot slot verwijst Aegon nog naar de dagelijkse aanwezigheid van een in-house aannemer en naar de overeenkomst die is gesloten met een professioneel schoonmaakbedrijf, waarbij hoge eisen zijn gesteld aan de schoonmaak. Uit deze overeenkomst, door Aegon overgelegd als productie 11, volgt dat het trappenhuis als ‘verkeersruimte’ wordt meegenomen in de dagelijkse schoonmaakronde. Het enkele feit dat dit is vastgelegd in de overeenkomst, is evenwel onvoldoende om te concluderen dat Aegon aan haar zorgplicht heeft voldaan, te meer nu uit het e-mailbericht van de heer [naam06] volgt (zie 2.7.), dat een ander trappenhuis in het bewuste pand gedurende langere tijd niet goed werd schoongemaakt.
Aegon heeft bovendien geen gegevens overgelegd over de inspectie- en schoonmaakronden en de frequentie daarvan, zodat niet kan worden vastgesteld of het bewuste trappenhuis / de bewuste trap op die dag (en de periode eraan voorafgaand) is meegenomen in de dagelijkse schoonmaakronde.
5.5.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat Aegon er niet in is geslaagd aan te tonen dat alle redelijkerwijs te nemen maatregelen zijn genomen om het ongeval te voorkomen.
Aegon is dan ook aansprakelijk voor de schade die [eiseres01] in de uitoefening van haar werk heeft geleden. Dat de exacte toedracht en oorzaak van het ongeval niet (meer) vast zijn te stellen, doet daar niet aan af.
De vorderingen van [eiseres01] zullen dan ook worden toegewezen als hierna vermeld, met dien verstande dat [eiseres01] geen belang heeft bij de onder 3.1. A geformuleerde verklaring voor recht, nu een en ander reeds volgt uit de toewijzing van de onder 3.1. B en C geformuleerde vorderingen.
5.6.
Aegon zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten. ECLI:NL:RBDHA:2021:17319