Overslaan en naar de inhoud gaan

RBROT 200320 BGK discussie; gevorderd: 13,18 x € 270,- + 21 + 6%= € 4.605,82 , veroordeeld tot: 10 x € 230,- + 21% = € 2.783,-

RBROT 200320 BGK discussie; gevorderd: 13,18 x € 270,- + 21 + 6%= € 4.605,82 , veroordeeld tot: 10 x € 230,- + 21% = € 2.783,-
- afwijzing verzoek voorschot op nog te maken buitengerechtelijke kosten
- kosten van deelgeschil, gevorderd: € 5.517,60 (16 u x € 270,- + 21 + 6%), toegewezen: € 2.087,25 ( 7,5 u x € 230,- + 21%)

De vaststaande feiten

2.1.
[naam verzoeker] is op 31 januari 2013 betrokken geweest bij een arbeidsongeval en heeft daarbij letsel opgelopen aan zijn linker onderbeen. [naam verzoeker] heeft [naam verweerster] hiervoor aansprakelijk gesteld.

2.2.
[naam verweerster] heeft de aansprakelijkheidsstelling doorgeleid naar haar verzekeraar, die vervolgens GRM Expertise (hierna: GRM) heeft ingeschakeld om een toedrachtsonderzoek uit te voeren. Naar aanleiding van dit toedrachtsonderzoek heeft de verzekeraar van [naam verweerster] de aansprakelijkheid erkend. Namens GRM heeft de heer [naam 2] (hierna: [naam 2] ) de schade afwikkeling voor [naam verweerster] ter hand genomen.

2.3.
In het kader van een door [naam verweerster] afgesloten ongevallenverzekering bij Nationale Nederlanden heeft dr. P.A.G.M. Bakx [naam verzoeker] onderzocht. In zijn rapport van 6 september 2015 heeft dr. Bakx geconcludeerd dat er sprake is van een medische eindtoestand en heeft hij geadviseerd het percentage blijvende invaliditeit, rechtstreeks en uitsluitend ten gevolge van het ongeval, vast te stellen op 4% van de onderste extremiteit.

2.4.
[naam 2] heeft naar aanleiding van dit rapport van dr. Bakx geprobeerd om met [naam verzoeker] tot een eindregeling te komen, maar dat wilde [naam verzoeker] niet omdat hij nog steeds klachten had aan zijn linkerbeen.

2.5.
[naam verzoeker] heeft zich op 1 november 2018 tot zijn gemachtigde mr. Eskes gewend. Mr. Eskes heeft contact opgenomen met [naam 2] .

2.6.
Mr. Eskes heeft op 27 november 2019 een declaratie verzonden aan [naam 2] ten bedrage van € 4.605,82.

Het verzoek

3.1.
[naam verzoeker] heeft verzocht bij een beschikking, uitvoerbaar bij voorraad;
- [naam verweerster] te bevelen € 4.605,82, althans een in goede justitie te bepalen bedrag, te betalen ten titel van BGK, teneinde die verschenen schade tussentijds volledig te vergoeden;
- [naam verweerster] te bevelen € 2.500,-, althans een in goede justitie te bepalen bedrag, te betalen ten titel van voorschot BGK ten behoeve van de verdere schaderegeling dan wel nog te entameren deskundigenonderzoek;
- [naam verweerster] te veroordelen in de kosten van dit deelgeschil vooralsnog begroot op € 5.517,60, te vermeerderen met het griffierecht;
- te bevelen dat voornoemde kostenveroordeling binnen 14 dagen na de uitspraak door [naam verweerster] zal worden overgemaakt naar de bankrekening van mr. Eskes.

3.2.
[naam verzoeker] heeft aan zijn verzoek het volgende ten grondslag gelegd. Er is in casu sprake van een deelgeschil, want partijen zijn verdeeld over de vraag of [naam verweerster] de buitengerechtelijke kosten van [naam verzoeker] ten bedrage van € 4.605,82 moet betalen. Als hierover een beslissing wordt genomen, dan kan dit bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst.

De buitenrechtelijke kosten van [naam verzoeker] dienen door [naam verweerster] als vermogensschade vergoed te worden. [naam verzoeker] is met mr. Eskes een uurtarief overeengekomen van € 270,- exclusief 6% kantooropslag en 21% btw. Het tarief is per 2020 verhoogd naar € 285,- exclusief btw. Het is redelijk dat [naam verzoeker] een advocaat heeft ingeschakeld om zich te laten bijstaan. De in rekening gebrachte uren (13,18 uur) en het in rekening gebrachte uurtarief zijn ook redelijk, zodat deze door [naam verweerster] vergoed moeten worden.

Het saldo van de buitengerechtelijke kosten loopt op, zodat [naam verzoeker] belang heeft bij zijn vordering in dit deelgeschil.

[naam verzoeker] heeft daarnaast verzocht om [naam verweerster] te veroordelen tot betaling van een voorschot van € 2.500,- op de nog te maken buitengerechtelijke kosten ter begeleiding van de verdere voortgang van de schaderegeling en een nog te entameren deskundigen-onderzoek. Deze kosten zal [naam verzoeker] moeten maken ten behoeve van een zorgvuldige schade afwikkeling.

[naam verzoeker] heeft ook recht op de kosten van dit deelgeschil. Deze zijn op voorhand door mr. Eskes begroot op € 5.517,60.

Het verweer

[naam verweerster] heeft zich op het standpunt gesteld dat het verzoek moet worden afgewezen en daartoe het volgende aangevoerd.

Er is geen sprake van een deelgeschil, want het verzoek betreft uitsluitend de buitengerechtelijke kosten. Door [naam verzoeker] wordt niet toegelicht hoe een beslissing hierover kan bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst. Er is ook geen sprake van een impasse tussen partijen, want [naam 2] is nog altijd doende met de schadebehandeling. Mr. Eskes maakt misbruik van procesrecht door dit deelgeschil te starten.

De door [naam verzoeker] gevorderde buitengerechtelijke kosten doorstaan daarnaast niet de dubbele redelijkheidstoets van artikel 6:96 lid 2 BW, omdat het door mr. Eskes gehanteerde uurtarief en ook de door hem gedeclareerde uren onredelijk zijn. Een vergoeding voor de buitengerechtelijke kosten van € 750,- is meer dan redelijk.

Er bestaat ook geen enkele reden om aan [naam verzoeker] een voorschot op de buitengerechtelijke incassokosten toe te kennen. Dit verzoek is niet onderbouwd en het ligt niet in de lijn der verwachting dat nog voor € 2.500,- aan buitengerechtelijke kosten gemaakt zullen worden.

Omdat dit deelgeschil nodeloos is ingesteld zal de begroting van de kosten van dit deelgeschil achterwege moeten blijven. Voor het geval de kosten wel voor vergoeding in aanmerking komen is een uurtarief van € 100,- redelijk en moet maximaal 5 uur vergoed worden.

De beoordeling

5.1.
De eerste vraag die partijen verdeeld houdt is of sprake is van een deelgeschil als bedoeld in artikel 1019w Rv.

5.2.
Vaststaat dat partijen het niet eens zijn over de hoogte van de buitengerechtelijke kosten en dat [naam verweerster] in ieder geval voorafgaand aan deze procedure geen buitengerechtelijke kosten betaald heeft aan [naam verzoeker] . De buitengerechtelijke kosten kunnen onderwerp zijn van een deelgeschilprocedure. Er moet dan echter wel zicht zijn op een vaststellings-overeenkomst als over de buitengerechtelijke kosten een beslissing is genomen.

5.3.
De kantonrechter is van oordeel dat er op dit moment in ieder geval geen zicht is op een vaststellingsovereenkomst, omdat partijen het niet eens zijn over de buitengerechtelijke kosten. Het ligt niet in de lijn der verwachting dat partijen er zelf uit komen wat betreft de buitengerechtelijke kosten, zodat er een impasse is ontstaan. Partijen hebben ter zitting echter allebei verklaard dat ze er graag samen uit willen komen. Als over de buitengerechtelijk kosten een oordeel wordt gegeven, dan kunnen partijen zich in ieder geval weer concentreren op schade afwikkeling en zou dus de beslissing over de buitengerechtelijke kosten kunnen bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst. Dat een schade afwikkeling misschien nog niet dichtbij is, omdat mr. Eskes de intentie heeft een medische deskundige in te schakelen, maakt het voorgaande niet anders. Het gaat erom dat de onderhandelingen weer op gang komen. Een beslissing over de buitengerechtelijke incassokosten kan eraan bijdragen dat partijen weer met elkaar in gesprek gaan en een vaststellingsovereenkomst dus dichterbij komt. Gelet op het voorgaande is er dus sprake van een deelgeschil, zodat deze zaak inhoudelijk beoordeeld moet worden.

5.4.
De vraag die vervolgens beantwoord moeten worden is of de door [naam verzoeker] gevorderden buitengerechtelijke kosten ten bedrage van € 4.605,82 (volledig) voor vergoeding in aanmerking komen. Buitengerechtelijke kosten komen voor vergoeding in aanmerking wanneer is voldaan aan de dubbele redelijkheidstoets als bedoeld in artikel 6:96 lid 2 BW. Het maken van kosten dient in de gegeven omstandigheden redelijk te zijn en de omvang van de verrichte werkzaamheden zal redelijkerwijs noodzakelijk moeten zijn om vergoeding van de schade te verkrijgen. [naam verweerster] heeft niet betwist dat het redelijk is dat [naam verzoeker] mr. Eskes als zijn gemachtigde heeft ingeschakeld. Wel heeft [naam verweerster] betwist dat het uurtarief van mr. Eskes redelijk is en dat de door mr. Eskes in rekening gebrachte uren redelijk zijn.

Uurtarief

5.5.
Mr. Eskes heeft in zijn factuur een uurtarief gehanteerd van € 270,- exclusief 6% kantoorkosten en btw. Ter onderbouwing van dit uurtarief heeft mr. Eskes gewezen op het oude declaratietarief van de Orde van Advocaten van € 200,- per uur, dat volgens hem vermeerderd moet worden met een correctiefactor van 1,5 gelet op zijn specialistische kennis en ervaring.

5.6.
De kantonrechter kan mr. Eskes niet volgen in zijn stelling dat aansluiting moet worden gezocht bij het oude declaratietarief van de Orde van Advocaten, omdat dit basistarief al jarenlang niet meer gehanteerd wordt. In onderhavige zaak acht de kantonrechter een uurtarief van € 270,- per uur onredelijk hoog. Het gaat immers om een juridisch niet complexe zaak waarin de aansprakelijkheid erkend is door [naam verweerster] . Een specialistisch uurtarief is daarom niet redelijk, zodat de kantonrechter het uurtarief zal begroten op € 230,- inclusief kantoorkosten en exclusief btw. Omdat mr. Eskes niet heeft onderbouwd waarom het gelet op de toenemende digitalisering redelijk is om kantoorkosten van 6% in rekening te brengen, worden de kantoorkosten geacht te zijn inbegrepen in dit uurtarief.

Gedeclareerde uren

5.7.
Mr. Eskes heeft 13,18 uur in rekening gebracht. Beoordeeld zal moeten worden of dit aantal uren redelijk is.

5.8.
Uit de correspondentie tussen mr. Eskes en [naam 2] (overgelegd als productie 8 bij het verzoekschrift) volgt dat er veel tussen partijen gecommuniceerd is, maar dat deze communicatie nauwelijks over juridisch inhoudelijke punten ging. Er was tussen hen eerst wat discussie over de machtiging die nodig was voor het opvragen van de medische stukken. Vervolgens heeft [naam 2] de medische stukken opgestuurd naar mr. Eskes, maar zijn deze stukken een aantal keren retour gekomen naar [naam 2] . Hierover is een aantal keer gecorrespondeerd tussen mr. Eskes en [naam 2] . Toen de medische stukken door mr. Eskes uiteindelijk waren ontvangen, heeft mr. Eskes ook om de informatie vanuit de behandelend sector verzocht. Dit is in eerste instantie door [naam 2] niet goed begrepen waardoor hierover een aantal keren is gesproken. Op dat moment kwam met name de toon van de correspondentie aan de orde. Mr. Eskes wilde toen helemaal niet meer met [naam 2] communiceren, maar uiteindelijk zijn mr. Eskes en [naam 2] toch weer met elkaar in contact gekomen. Toen het [naam 2] duidelijk was dat mr. Eskes de informatie van de behandeld sector wilde hebben, heeft hij deze informatie opgezocht en aan mr. Eskes verzonden. Mr. Eskes heeft vervolgens zonder toelichting op 1 mei 2019 een brief van een fysiotherapeut aan [naam 2] verzonden. [naam 2] wilde vervolgens weten of [naam verzoeker] na 22 mei 2018 nog een arts en/of fysiotherapeut had geconsulteerd, omdat hij geen onnodig kosten voor een medische adviseur wilde maken. Mr. Eskes en [naam 2] hebben toen afgesproken dat mr. Eskes medische informatie zou aanleveren. Het duurde vervolgens enkele maanden voordat mr. Eskes in november 2019 de medische informatie van het Albert Schweitzer ziekenhuis aan [naam 2] deed toekomen. Mr. Eskes heeft toen tevens zijn factuur aan [naam 2] verzonden, die nu ter discussie staat.

5.9.
De kantonrechter is van oordeel dat mr. Eskes onvoldoende heeft onderbouwd dat alle door hem gedeclareerde 13,18 uur redelijk is. Uit zijn declaratieoverzicht blijkt dat mr. Eskes veel heeft gecorrespondeerd met [naam verzoeker] . Het is echter onduidelijk waarom er zoveel correspondentie met [naam verzoeker] heeft plaatsgevonden aangezien er nog geen juridisch inhoudelijke werkzaamheden hebben plaatsgevonden. Ook ziet een groot deel van de gedeclareerde minuten op het contact met [naam 2] . Uit de correspondentie (zie hiervoor ook 5.8.) blijkt echter dat mr. Eskes de verhouding met [naam 2] onnodig op scherp heeft gezet door het standpunt in te nemen dat hij niet meer met Van de W. wilde corresponderen. Hierdoor heeft er wat onnodige correspondentie plaatsgevonden. Voorts lijkt het erop dat [naam 2] en mr. Eskes elkaar een aantal keren niet goed hebben begrepen. [naam 2] wilde hierover meerdere keren telefonisch contact met mr. Eskes in contact komen, maar dat wilde mr. Eskes niet. Aangezien mr. Eskes een ervaren letselschade advocaat is had van hem verwacht mogen worden dat hij zich duidelijker richting Van de W. had uitgedrukt en hem te woord zou staan, zodat er hierover niet onnodig gecorrespondeerd hoefde te worden. Ditzelfde geldt ook voor de wens van mr. Eskes om een medische adviseur in te schakelen. Doordat mr. Eskes dit verzoek niet onderbouwde en concretiseerde heeft hierover onnodig veel correspondentie plaatsgevonden met [naam 2] . Een groot deel van de correspondentie zag dus op het schrijven van (rapellen van) brieven/e-mails waarin het alleen ging over de feitelijke gang van zaken en het al dan niet nodig hebben van bepaalde (medische) stukken zonder dat daar juridisch (complexe) onderwerpen aan de orde kwamen. Mr. Eskes heeft onvoldoende onderbouwd waarom al deze werkzaamheden steeds noodzakelijk zijn geweest met het oog op het verkrijgen van een schadevergoeding en waarom daarvoor steeds het volle uurtarief in rekening gebracht is. Mr. Eskes heeft weliswaar geen secretariaat, maar dat betekent niet dat het redelijk is dat hij voor alle werkzaamheden het volle uurtarief in rekening heeft gebracht.

5.10.
De kantonrechter is aan de andere kant wel van oordeel dat het onredelijk is om helemaal niets aan mr. Eskes te vergoeden. Vaststaat immers wel dat hij buitengerechtelijke werkzaamheden verricht heeft en dat er aardig wat communicatie tussen mr. Eskes en [naam 2] heeft plaatsgevonden. [naam 2] en mr. Eskes begrepen elkaar niet altijd goed, maar niet gebleken is dat dat alleen aan mr. Eskes verweten moet worden. De kantonrechter is van oordeel dat het gelet op wat partijen naar voren hebben gebracht redelijk is om het aantal uren van mr. Eskes vast te stellen op 10 uur.

Buitengerechtelijke kosten

5.11.
Gelet op het voorgaande worden de buitengerechtelijke kosten die [naam verweerster] aan [naam verzoeker] moet vergoeden vastgesteld op € 2.783,- (= 10 uur x € 230,- x 21% btw). Tijdens de zitting heeft [naam verweerster] verklaard dat hij kort voor de zitting € 750,- betaald heeft aan mr. Eskes. Mr. Eskes kon dit echter niet bevestigen en [naam verweerster] heeft hiervan geen bewijs overgelegd, zodat er nu niet vanuit wordt gegaan dat reeds € 750,- betaald is door [naam verweerster] . Als dat wel het geval is, dan mag [naam verweerster] een bedrag van € 750,- op de buitengerechtelijke incassokosten in mindering brengen.

Voorschot op de buitengerechtelijke kosten

5.12.
De kantonrechter ziet in hetgeen [naam verzoeker] naar voren heeft gebracht geen aanleiding om het door hem gevorderde voorschot toe te kennen. [naam verzoeker] heeft onvoldoende geconcretiseerd welke buitengerechtelijke werkzaamheden er nog plaats moeten vinden. Hij heeft onvoldoende onderbouwd dat er nog een medisch onderzoek moet plaatsvinden. Er is daarom onvoldoende grond om [naam verweerster] te veroordelen om een voorschot aan [naam verzoeker] te betalen.

Kosten van dit deelgeschil

5.13.
Op grond van artikel 1019aa Rv dient in beginsel begroting plaats te vinden van de kosten bij de behandeling van het verzoek aan de zijde van de persoon die schade door dood of letsel lijdt. Indien een deelgeschilprocedure volstrekt onnodig of onterecht is ingesteld, komen de kosten daarvan niet voor vergoeding in aanmerking. Gelet op het voorgaande is deze uitzondering niet aan de orde.

5.14.
Mr. Eskes heeft de kosten van dit deelgeschil begroot op € 5.517,60. Daarbij moet volgens hem worden uitgegaan van de volgende uren:
- opstellen verzoekschrift: 8,0 uur
- bestuderen stukken: 2,0 uur
- overleg cliënt: 1,0 uur
- brieven diverse: 0,5 uur
- voorbereiding zitting 0,5 uur
- zitting (incl. reistijd) 4,0 uur

Totaal: 16 uur

5.15.
De kantonrechter acht de door mr. Eskes begrote uren te hoog. Het verzoekschrift is omvangrijk, maar bevat voor een groot deel standaardteksten en citaten uit rechtspraak en literatuur. De kantonrechter acht het redelijk om de tijd voor het opstellen van het verzoekschrift en de werkzaamheden die daaromheen hebben plaatsgevonden te begroten op 6 uur. De zitting heeft ongeveer 1 uur geduurd. Inclusief reistijd zal de tijd voor de zitting op 1,5 uur begroot worden. Dat betekent dat de tijd voor dit verzoekschrift op 7,5 uur begroot wordt.

5.16.
Gelet op het uurtarief van € 230,- inclusief kantoorkosten en exclusief btw worden de kosten van dit deelgeschil begroot op € 2.087,25 (= 7,5 uur x € 230,- x 21%). Dit bedrag moet worden vermeerderd met het door [naam verzoeker] betaalde griffierecht van € 499,-, zodat de kosten van dit deelgeschil € 2.586,25 bedragen. ECLI:NL:RBROT:2020:2346