RBROT 280122 verzoek tzv BGK laatste geschilpunt; niet geschikt voor deelgeschil, ten overvloede: hoofdsom 6000,-, bgk aangeboden € 4000,- meerdere € 2624,75 afgewezen
- Meer over dit onderwerp:
RBROT 280122 verzoek tzv BGK laatste geschilpunt; niet geschikt voor deelgeschil, ten overvloede: hoofdsom 6000,-, bgk aangeboden € 4000,- meerdere € 2624,75 afgewezen
2.De vaststaande feiten
In de onderhavige procedure zal - voor zover van belang - worden uitgegaan van de volgende vaststaande feiten.
2.1
Op 14 september 2019 heeft een aanrijding op de Coolsingel te Rotterdam plaatsgevonden, waarbij enerzijds [verzoeker] is betrokken en anderzijds een (WAM-)verzekerde van Unigarant.
2.2
De belangenbehartiger van [verzoeker] , M. Arslan , heeft Unigarant op 23 september 2019 aansprakelijk gesteld voor de geleden en nog te lijden (im)materiële schade van [verzoeker] .
2.3
Unigarant heeft de behandeling van het dossier uitbesteed aan [persoon B] , verbonden aan het Nederlands Expertise Centrum. [persoon B] heeft op 27 september 2019 namens Unigarant de aansprakelijkheid erkend.
2.4
Vanaf december 2019 is door mr. M. Arslan namens [verzoeker] met [persoon B] gecorrespondeerd over (de omvang en de onderbouwing van) de schade.
2.5
Unigarant heeft op 27 januari 2020 aan [verzoeker] een voorschot op de schadevergoeding betaald van € 1.000,00.
2.6
Door Unigarant is medisch advies aangevraagd. In het rapport van Medi-Office van
27 oktober 2020 is door de verzekeringsgeneeskundige - voor zover van belang - het volgende opgenomen:
(…) “Het betreft een aanrijding in de stad met lage snelheid. Betrokkene is een jonge man van 24 jaar, in een goede conditie. Studeert en werkt.
Hij is bij de huisarts geweest en bij de Fysiotherapeut. Diagnose: spierpijn.
Feitelijk dus kneuzingen. Dat past bij wat de huisarts en de Fysiotherapeut schrijven, en bij de autoschade. Kneuzingen gaan over in een paar weken tijd. Soms blijven er klachten maar die zijn te negeren. In de eerste weken geen absolute maar relatieve beperkingen. Niet te lang, te zwaar of te veel, maar alles kan en mag. Er zijn geen medische beperkingen”. (…)
2.7
Unigarant heeft zich bij brief van 4 november 2020 op het standpunt gesteld dat zij zich met de betaling van € 1.000,00 ruimschoots voldoende gekweten acht voor de door [verzoeker] geleden schade.
2.8
Door Unigarant is in januari 2021 een schaderegelaar ingeschakeld die een huisbezoek heeft afgelegd. Door Cordaet Personenschade B.V. is vervolgens op 17 maart 2021 een expertiserapport opgesteld.
2.9
Unigarant heeft onder meer bij brief van 28 april 2021 aangeboden om de zaak finaal af te wikkelen tegen een slotuitkering van € 5.000,00.
2.10
De belangenbehartiger van [verzoeker] heeft op 10 mei 2021 aan Unigarant medegedeeld dat [verzoeker] akkoord kan gaan met een slotbetaling van € 5.000,00, mits de buitengerechtelijke kosten tot een bedrag van € 6.624,78 integraal worden voldaan.
Unigarant is niet akkoord gegaan met betaling van de volledige nota ten aanzien van de buitengerechtelijke kosten.
2.11
Door Unigarant is uiteindelijk bij brief van 7 juni 2021 een bedrag van € 4.000,00 aan buitengerechtelijke kosten aangeboden. [verzoeker] heeft echter niet ingestemd met dat voorstel.
3.Het geschil
3.1
[verzoeker] heeft verzocht bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad, Unigarant te veroordelen tot voldoening van de openstaande nota’s ter zake de buitengerechtelijke kosten tot een bedrag van € 6.624,75, althans tot een in goede justitie te bepalen bedrag en de buitengerechtelijke kosten ter zake dit deelgeschil te begroten conform de door [verzoeker] opgestelde urenspecificatie.
3.2
Aan zijn verzoek heeft [verzoeker] - verkort en zakelijk weergegeven - het volgende ten grondslag gelegd.
Partijen hebben reeds overeenstemming bereikt over de aan [verzoeker] te betalen schadevergoeding, maar kunnen het niet eens worden over de hoogte van de buitengerechtelijke kosten. De belangenbehartiger van [verzoeker] heeft uitdrukkelijk aan Unigarant te kennen gegeven dat [verzoeker] alleen akkoord kon gaan met een slotuitkering van € 5.000,00, mits de openstaande buitengerechtelijke kosten integraal zouden worden voldaan. De buitengerechtelijke kosten maken onderdeel uit van de schade van [verzoeker] . [verzoeker] heeft een overeenkomst van opdracht getekend, waarin is opgenomen dat de buitengerechtelijke kosten aan hem in rekening worden gebracht. De verrichte werkzaamheden hebben allemaal betrekking op de behartiging van de belangen van [verzoeker] . De gedeclareerde uren zijn volgens [verzoeker] alleszins redelijk en de opgevoerde kosten kunnen de dubbele redelijkheidstoets zonder meer doorstaan. [verzoeker] meent dat het verschil van inzicht tussen partijen moet worden beschouwd als impasse en dat de verzochte beslissing kan bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst.
3.3
[verzoeker] begroot de kosten van het deelgeschil op een bedrag van € 1.950,00 exclusief btw en 7% kantoorkosten.
3.4
Unigarant heeft gemotiveerd verweer gevoerd dat strekt tot afwijzing van het verzoek van [verzoeker] .
3.5
Door Unigarant is - verkort en zakelijk weergegeven - het volgende naar voren gebracht.
Het verzoek van [verzoeker] leent zich niet voor een deelgeschil. Partijen zijn enkel nog in discussie over de buitengerechtelijke kosten en er zijn geen onderhandelingen meer die moeten worden vlot getrokken. Met een inhoudelijke beslissing in deze procedure over de buitengerechtelijke kosten wordt de zaak tussen partijen finaal beslecht.
3.6
Unigarant stelt zich voorts op het standpunt dat de buitengerechtelijke kosten niet voldoen aan de dubbele redelijkheidstoets. Unigarant heeft direct de aansprakelijkheid erkend. Door (de belangenbehartiger van) [verzoeker] is geen werk gemaakt van het onderbouwen van het causaal verband tussen de aanrijding en de gestelde klachten en beperkingen, noch van het onderbouwen van de schade. Unigarant heeft bijna een jaar niets van [verzoeker] gehoord, terwijl uiteindelijk Unigarant zich tot het uiterste heeft ingespannen om de zaak te regelen. Het is de belangenbehartiger van [verzoeker] die een regeling afhankelijk maakt van integrale betaling van een nota die volgens Unigarant te hoog is, gelet op wat zijn werkzaamheden hebben bijgedragen aan de zaak. Unigarant kan zich niet voorstellen dat de belangenbehartiger voor zijn werkzaamheden daadwerkelijk een bedrag van € 6.624,75 aan [verzoeker] in rekening zal brengen, terwijl geen sprake is van toegevoegde waarde door tussenkomst van de belangenbehartiger. Het verzoek van [verzoeker] dient dan ook te worden afgewezen zonder kostenbegroting, nu het deelgeschil onnodig en onterecht aanhangig is gemaakt.
4.De beoordeling
4.1
[verzoeker] heeft zijn verzoek gebaseerd op de Wet deelgeschilprocedure voor letsel- en overlijdensschade (artikelen 1019w-1019cc Rv). Indien een persoon een ander aansprakelijk houdt voor schade die hij lijdt door dood of letsel, kan op grond van artikel 1019w lid 1 Rv de rechter worden verzocht te beslissen over een geschil omtrent of in verband met een deel van hetgeen ter zake tussen hen rechtens geldt en waarvan de beëindiging kan bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst.
4.3
Allereerst dient beoordeeld te worden of deze zaak zich leent voor behandeling als deelgeschil. Daarbij wordt vooropgesteld dat de deelgeschilprocedure partijen een eenvoudige, snelle en ten opzichte van een bodemprocedure (doorgaans) aanmerkelijk goedkopere toegang tot de rechter biedt ter oplossing van een (of meerdere) deelgeschil(len) in de buitengerechtelijke onderhandelingsfase. De procedure heeft tot doel dat partijen met behulp van de interventie van de deelgeschilrechter dichter bij een buitengerechtelijke oplossing komen. Gezien het in artikel 1019z Rv bepaalde wordt het verzoek afgewezen voor zover de verzochte beslissing naar het - ambtshalve te geven - oordeel van de deelgeschilrechter onvoldoende kan bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst.
4.4
Vaststaat dat partijen op 10 mei 2021 overeenstemming hebben bereikt over een slotbetaling van € 5.000,00. Met dat bedrag wordt de schade, die [verzoeker] zelf heeft geleden volledig vergoed en de persoonlijke schade van [verzoeker] maakt daardoor geen onderdeel meer uit van het debat tussen partijen. Het enige geschilpunt dat partijen thans nog verdeeld houdt, is de door [verzoeker] gestelde aanspraak op buitengerechtelijke kosten tot een bedrag van
€ 6.624,75, een en ander zoals vermeld in de nota van mr. M. Arslan van 10 mei 2021.
Naar het oordeel van de kantonrechter valt niet in te zien hoe de door [verzoeker] verzochte beslissing kan bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst, dan wel hoe daarmee een impasse kan worden doorbroken en onderhandelingen kunnen worden vlotgetrokken. Met een dergelijke inhoudelijke beslissing in de onderhavige procedure wordt het tussen partijen gerezen geschil immers finaal beslist, zodat een terugkeer naar de onderhandelingstafel niet meer aan de orde is. Teneinde een oordeel te krijgen over de buitengerechtelijke kosten is het voeren van een bodemprocedure naar het oordeel van de kantonrechter dan ook de aangewezen weg. Dat Unigarant het bedrag van de slotbetaling van € 5.000,00 nog niet heeft voldaan aan [verzoeker] kan in dit verband niet tot een andere conclusie leiden. De gemachtigde van Unigarant heeft ter zitting te kennen gegeven dat hem niet bekend is waarom die uitbetaling nog niet is gedaan, maar hij heeft ook aangegeven dat hij Unigarant zal adviseren om die slotbetaling alsnog in orde te maken.
4.5
Op grond van vorenstaande overwegingen luidt de conclusie dat het verzoek van [verzoeker] zich niet leent voor beoordeling in het kader van een deelgeschil. Gelet op het bepaalde in artikel 1019z Rv dient het verzoek dan ook te worden afgewezen. In de door [verzoeker] aangehaalde uitspraken ziet de kantonrechter geen aanleiding voor een ander oordeel, nu daaraan andere uitgangspunten ten grondslag liggen.
4.6
Ten overvloede wordt opgemerkt dat de opgevoerde buitengerechtelijke kosten in het geval van een inhoudelijke beoordeling de dubbele redelijkheidstoets niet kunnen doorstaan. Zo volgt uit de nota van 10 mei 2021 dat door mr. M. Arslan in totaal 21,9 uur in rekening is gebracht tegen een uurtarief van € 250,00 exclusief btw. In letselschadezaken als de onderhavige ligt het op de weg van een professionele en deskundige belangenbehartiger om ervoor te waken dat de kosten niet te hoog oplopen, een en ander zoals door Unigarant ook terecht is gesteld. In dit geval rechtvaardigen de door mr. M. Arslan verrichte werkzaamheden niet het aantal gedeclareerde uren. De aansprakelijkheid is immers door Unigarant reeds binnen enkele dagen na het ongeval erkend, terwijl geen sprake is van een zeer complex of omvangrijk dossier. Uit de door partijen overgelegde stukken kan weliswaar worden afgeleid dat door de belangenbehartiger van [verzoeker] uitvoerig is gecorrespondeerd, maar daarbij is hij steeds niet ingegaan op de verzoeken van Unigarant om het causaal verband tussen de aanrijding en de gestelde klachten en de schade van [verzoeker] (nader) te onderbouwen. Bovendien is het in de periode tussen 9 december 2019 en 20 november 2020 stil gebleven vanuit de kant van [verzoeker] , terwijl blijkens de urenspecificatie in die periode wel verschillende werkzaamheden in rekening zijn gebracht. Door [verzoeker] is niet onderbouwd waarom al deze werkzaamheden noodzakelijk zijn geweest, laat staan dat blijkt waarom het in rekening brengen van het volle uurtarief gerechtvaardigd is.
4.7
Op de voet van artikel 1019aa Rv dienen de kosten van de behandeling van het verzoek aan de zijde van [verzoeker] te worden begroot, waarbij alle redelijke kosten als bedoeld in artikel 6:96 lid 2 BW in aanmerking moeten worden genomen. Bij de begroting daarvan dient ook de dubbele redelijkheidstoets te worden gehanteerd. Dit betekent dat als een deelgeschil volstrekt onnodig of onterecht is ingesteld, de kosten niet voor vergoeding in aanmerking komen. Van deze uitzondering is in het onderhavige geval sprake. Uit hetgeen hiervoor is overwogen kan geen andere conclusie worden getrokken dan dat [verzoeker] ervoor heeft gekozen het (enige) nog resterende geschilpunt tussen partijen als deelgeschil aan de kantonrechter voor te leggen, terwijl [verzoeker] wist, althans had behoren te weten dat dit geen kans van slagen had en dat dit als onnodig dient te worden gekwalificeerd. Nu de kosten van deze deelgeschilprocedure om die reden niet voor vergoeding in aanmerking komen, dient begroting van die kosten achterwege te blijven.
4.8
Voorgaande overwegingen leiden tot de volgende beslissing. ECLI:NL:RBROT:2022:635