Overslaan en naar de inhoud gaan

RBZWB 091024 fixatie bij hersenletsel na eenzijdig auto-ongeval; afwijzing vordering

RBZWB 091024 fixatie bij hersenletsel na eenzijdig auto-ongeval; afwijzing vordering

 

3De beoordeling

3.1.

In rechte staan de volgende feiten vast.

a. [eiser] is in de periode van 24 december 2019 tot en met 30 januari 2020 in het ziekenhuis opgenomen geweest in verband met de gevolgen van een eenzijdig auto-ongeval op 24 december 2019.

b. Op 24 december 2019 werd [eiser] op de SEH van het ziekenhuis binnengebracht met hoogenergetisch letsel. Hij was op dat moment niet aanspreekbaar. Bij CT onderzoek werd een beperkt subduraal hematoom (bloeduitstorting binnen de schedel) links gezien en fracturen in het os frontale/orbitadak, in de mediale en laterale orbitawand (breuken van de oogkas), in het os nasale (neus) en in het os zygoma (jukbeen) links. Daarnaast trof men een spoor traumatisch subarachnoidaal bloed en enkele hemorraghische contusiehaarden in de hersens aan.

c. Omdat er sprake was van een bedreigde ademweg en een lage bewustzijnsscore (Glasgow Coma Score), werd hij overgebracht naar de IC waar hij werd gesedeerd,geïntubeerd en invasief mechanisch beademd.

d. In eerste instantie was [eiser] diep gesedeerd. In de dagen na het trauma werd de sedatie stapsgewijs afgebouwd. [eiser] vertoonde hierbij forse onrust. Er werd geprobeerd om hem met medicatie rustig te krijgen om te voorkomen dat hij zichzelf voortijdig zou detuberen. Omdat dit met alleen medicatie onvoldoende lukte, werd besloten om hem met gepolsterde bandjes om zijn polsen en enkels aan het bed te fixeren.

e. Op 27 december kon [eiser] worden gedetubeerd. Ook na detubatie bleef [eiser] ondanks sederende medicatie erg onrustig. Er was sprake van een delier. [eiser] probeerde uit bed te komen en hij trok regelmatig zijn sonde, catheter en/of infuus eruit, waardoor hij zichzelf schade toebracht. Omdat sederende medicatie onvoldoende werkte, werd [eiser] opnieuw gefixeerd.

f. Geleidelijk verbeterde de situatie van [eiser] . Omdat het fixatiemateriaal druk- en schaafplekken gaf bij [eiser] , is het fixatiemateriaal op 7 januari 2020 in overleg met de psychiater vervangen door een tentbed.

g. Op 9 januari 2020 werd [eiser] naar de afdeling neurologie overgeplaatst. Hier mocht zijn tentbed openblijven, zolang er familie bij hem aanwezig was (rooming in).

h. Vanaf 14 januari 2020 was een tentbed niet meer nodig en kon [eiser] in een normaal bed met de bedhekken omhoog slapen.

i. Uiteindelijk kon [eiser] op 30 januari 2020 uit het ziekenhuis worden ontslagen en naar huis.

j. [eiser] heeft sinds het ongeval last van onder meer pijn aan zijn benen en meent dat dit het gevolg is van de fixatie tijdens de opname. Hij heeft het ziekenhuis op 7 juli 2023 aansprakelijk gesteld voor de schade.

k. Het ziekenhuis heeft de aansprakelijkstelling doorgeleid naar haar aansprakelijkheidsverzekeraar MediRisk. MediRisk heeft aansprakelijkheid van de hand gewezen omdat zij meent dat het fixeren van [eiser] tijdens de opname noodzakelijk was, zorgvuldig is uitgevoerd en niet heeft geleid tot de klachten die [eiser] ervaart.

l. [eiser] is in het kader van een second opinion naar het Universitair Ziekenhuis Antwerpen (UZA) gegaan. Op 17 maart 2023 noteert de neuroloog van UZA:

“Uw 52-jarige patiënt werd gezien op de raadpleging op 29/11/2022 1kv second opinion wegens pijnklachten in de onderste ledematen.

Patiënt heeft in 2019 een ernstig verkeersongeval doorgemaakt met cerebraal trauma met langdurige hospitalisatie waarbij nood tot fixatie tijdens delier. Nu nog persisterend littekens aan de enkels van de fixatie. Sindsdien persisterende zeurende pijnklachten in de kuiten alsook veranderd gevoel van onder de knie tot en met de voeten. Klinisch neurologisch rechts pyramidaal syndroom na cerebraal trauma alsook verminderde vibratiezin en verminderd gevoel beide onderste ledematen.

Met patiënt uitgebreid gesproken over de oorzaak van het delirium en de noodzakelijkheid om beschermende maatregelen zoals een fixatie in bed uit te voeren. Vervolgens de mogelijke behandelingen besproken (…).”

m. Op 19 december 2023 is er weer een controle in het UZA. De neuroloog noteert, voor zover thans van belang, het volgende:

“53-jarige man die het slachtoffer was van een verkeersongeval waarbij hij een ernstig neurotrauma heeft opgelopen. Het ongeval heeft een diffuus axonaal trauma veroorzaakt met multiple kleine bloedingen verspreid doorheen de hersenen. Ongetwijfeld dragen deze bij aan de spasticiteit in de onderste ledematen. De pijn in de benen is dus gerelateerd aan een centraal neurologisch traumatisch letsel. De patiënt verklaart dat hij blijvende pijn heeft ter hoogte van de littekens in de benen als gevolg van de fixatie. We weten dat spasticiteit door veel factoren beïnvloed kan worden. Het is dus helemaal niet uitgesloten dan een deel van zijn klachten veroorzaakt zijn door het lokale trauma als gevolg van de fixatie.”

Standpunt [eiser]

3.2.

[eiser] stelt dat door het fixeren tijdens zijn ziekenhuisopname onherstelbaar letsel is toegebracht aan de spieren in zijn onderbenen, in de vorm van littekenweefsel op de spieren van zijn onderbenen. Als gevolg van dit letsel is zijn mobiliteit structureel aangetast, aldus [eiser] . In de visie van [eiser] is het ziekenhuis aansprakelijk voor dit letsel en gehouden tot vergoeding van de schade als gevolg van het fixeren. [eiser] stelt daartoe:

- dat als het fixeren nodig is geweest, dit zonder blijvend letsel had moeten plaatsvinden;

- het ziekenhuis heeft de fixatie niet zorgvuldig uitgevoerd wat blijkt uit het ontstane letsel;

- de fixatie heeft te lang en te strak plaatsgevonden;

- de schaafwonden aan de huid niet goed zijn behandeld;

- het ziekenhuis heeft niet om toestemming gevraagd voor de fixatie en geen acceptabele uitleg gegeven over het toegebrachte letsel;

Zijns inziens is het ziekenhuis gehouden de door hem geleden en nog te lijden schade te vergoeden, nader op te maken bij staat.

Standpunt ziekenhuis

3.3.

Het ziekenhuis voert aan dat uit het verpleegdossier volgt dat [eiser] vanaf het eerste moment dat hij na binnenkomst op IC wakker was, erg onrustig was. Dusdanig onrustig dat hij tegen zichzelf beschermd moest worden, anders zou hij zichzelf beschadigen, aldus het ziekenhuis. Volgens haar is in eerste instantie geprobeerd om [eiser] met sederende medicatie rustiger te maken, maar omdat dit onvoldoende werkte moest [eiser] gefixeerd worden, anders trok hij zijn tube, catheter, sonde en/of infuus eruit.

Volgens het ziekenhuis volgt uit het verpleegdossier dat het ziekenhuis de vrijheidsbeperkende interventies (VBI) steeds heeft versoepeld, zodra dit veilig en verantwoord mogelijk was. Het ziekenhuis geeft aan dat [eiser] na het ongeval in een delier is gekomen, waardoor hij een gevaar werd voor zichzelf. Fixatie was daarom in de eerste periode van de opname noodzakelijk, ook al kreeg hij hiervan (schaaf)wondjes aan de enkels en armen. Volgens het ziekenhuis waren er in die periode echter geen veilige alternatieven. Het fixeren kon vanaf 7 januari 2020 worden vervangen door het gebruik van een tentbed, die al gauw open mocht blijven zolang er iemand van de familie bij hem aanwezig was. Vanaf 14 januari kon het tentbed vervangen worden door een normaal bed met bedhekken die omhoog konden en vanaf 17 januari hoefde er geen enkele VBI meer toegepast te worden. Het ziekenhuis is van mening dat zij alle interventies steeds zorgvuldig heeft overwogen. Zij geeft aan dat zonder fixatie er bij [eiser] waarschijnlijk meer schade aan zichzelf zou zijn ontstaan. Het ziekenhuis betwist dan ook dat de fixatie onzorgvuldig zou zijn uitgevoerd.

Uit het medisch dossier volgt verder dat er bijna dagelijks overleg is geweest met de familie van [eiser] over zijn onrust en de interventies die plaatsvonden. Het ziekenhuis weerspreekt dan ook dat er nooit een acceptabele uitleg is gegeven over het letsel dat is ontstaan ten gevolge van de fixatie.

Het ziekenhuis is verder van mening dat het causaal verband ontbreekt tussen de huidige klachten van [eiser] en de fixatie die heeft plaatsgevonden. In de visie van het ziekenhuis zijn de klachten die [eiser] ervaart het gevolg van het ongeval en het daarbij opgelopen hersenletsel. Het ziekenhuis geeft aan dat de medisch adviseur van MediRisk uitsluit dat de klachten door de fixatie zijn veroorzaakt. Hij geeft aan dat de fixatie aan de enkels heeft plaatsgevonden en dat vanuit de enkels er alleen zenuwschade onder het niveau van enkels, zoals de voeten, kan ontstaan en niet boven het niveau van de enkels, zoals de onderbenen. Het ziekenhuis wijst er verder op dat de klachten van [eiser] zich niet alleen lokaal rondom de fixatieplekken concentreren, maar ook boven de enkels, en dat er klachten zijn aangaande zijn rechter arm, alsmede een veranderd gevoel aan de romp, nek, en gelaat en gehoorklachten aan zijn rechter oor. Volgens het ziekenhuis worden al deze klachten veroorzaakt door het hersentrauma als gevolg van het ongeval.

In de visie van het ziekenhuis dient de vordering van [eiser] te worden afgewezen omdat de fixatie zorgvuldig is uitgevoerd en er geen causaal verband is tussen de klachten van [eiser] en de fixatie.

Verschillen in het medisch dossier

3.4.

Ter zitting heeft de raadsman van [eiser] nog aangegeven dat er verschillen bestaan tussen het medisch dossier dat aan hem op zijn verzoek is toegestuurd door het ziekenhuis (productie 1 bij dagvaarding) en het medisch dossier dat door het ziekenhuis in het geding is gebracht (productie 1 bij conclusie van antwoord). Volgens de raadsman van [eiser] verschilt de titel (het ene dossier heeft de titel “Verpleegkundig dossier” en het ander de titel “Verpleegdossier”), wijken de paginanummers af en ten slotte staan in het ene dossier de voorletters vóór de achternaam vermeld en in het andere dossier andersom. Naar de mening van de raadsman van [eiser] is er dus achteraf in het medisch dossier gewerkt.

Het ziekenhuis voert aan dat het medisch dossier een digitaal en chronologisch dossier is waarin de opmerkingen van alle betrokken disciplines integraal worden genoteerd. Indien er een uitdraai van dit dossier moet komen, wordt dit volgens het ziekenhuis verzorgd door het archief, waarbij de archiefmedewerker er vermoedelijk een titel aan geeft. Het ziekenhuis geeft aan dat het dossier te groot is om in één keer uit te draaien, waardoor dit in stukjes moet en je regelnummers moet kiezen. Dit zou volgens het ziekenhuis het verschil in paginanummers kunnen verklaren. Het is het ziekenhuis onbekend waarom de naamnotering in beide dossiers verschillen, maar het ziekenhuis geeft aan dat er inhoudelijk geen verschillen zijn tussen beide dossiers.

De rechtbank stelt vast dat niet is gebleken dat er inhoudelijke verschillen zijn tussen beide dossiers. Er zijn dan ook geen aanwijzingen dat het medisch dossier op de inhoud is bewerkt of gemanipuleerd. De rechtbank ziet in de verschillen dan ook geen aanleiding om daaraan de conclusie te verbinden dat er dus “in het dossier is gewerkt”. De rechtbank gaat dan ook uit van de inhoudelijke juistheid van het medisch dossier.

Toedracht en verwijten

3.5.

Vast staat dat [eiser] vanwege een auto-ongeval is opgenomen in het ziekenhuis en dat het ongeval heeft geleid tot hersenschade. Ook staat vast dat [eiser] tijdens de ziekenhuisopname erg onrustig was vanwege een delier en dat hij om die reden sederende medicatie kreeg en werd gefixeerd. Ten slotte staat vast dat deze fixatie heeft geleid tot schaafwonden aan de polsen en enkels en littekens heeft achtergelaten op de huid.

[eiser] maakt het ziekenhuis een drietal (hoofd)verwijten, te weten:

  • -

    de fixatie heeft te strak plaatsgevonden en te lang geduurd;

  • -

    er is onvoldoende gebleken dat de schaafwonden goed zijn behandeld;

  • -

    het ziekenhuis heeft vooraf geen toestemming gevraagd voor de fixatie en daar onvoldoende uitleg over gegeven.

Het zwaartepunt van het verwijt dat [eiser] het ziekenhuis maakt, is dat door de te strakke en lange fixatie er littekenweefsel is ontstaan aan de spieren in zijn onderbenen waardoor hij blijvend invalide is geworden en pijn ervaart.

Het ziekenhuis bestrijdt de verwijten door aan te voeren - samengevat - dat het fixeren van [eiser] tijdens de opname noodzakelijk was, zorgvuldigheid is uitgevoerd en niet heeft geleid tot de klachten die [eiser] ervaart. Ten slotte stelt het ziekenhuis zich op het standpunt dat er veelvuldig overleg is gevoerd met de familie van [eiser] over de fixatie.

Causaal verband tussen fixatie en klachten

3.6.

[eiser] stelt dat er door de fixatie littekenweefsel is ontstaan aan de spieren in zijn onderbenen. Deze stelling vindt echter geen steun in het medisch dossier. Geen enkele arts of medisch behandelaar heeft verklaard dat er sprake is van littekenweefsel op de spieren (wel op de huid). Het medisch dossier biedt dan ook geen enkele aanwijzing dat er sprake is van littekenweefsel op de spieren, laat staan dat dit zou zijn veroorzaakt door de fixatie. Wel staat vast dat [eiser] pijnklachten ervaart in (onder meer) de onderbenen, hetgeen het ziekenhuis ook niet weerspreekt. Deze pijnklachten zijn ook door de neuroloog van het UZA onderzocht in het kader van een second opinion. Op 19 december 2023 noteert de neuroloog daarover onder meer het volgende: “(…). De pijn in de benen is dus gerelateerd aan een centraal neurologisch traumatisch letsel. De patiënt verklaart dat hij blijvende pijn heeft ter hoogte van de littekens in de benen als gevolg van de fixatie. We weten dat spasticiteit door veel factoren beïnvloed kan worden. Het is dus helemaal niet uitgesloten dan een deel van zijn klachten veroorzaakt zijn door het lokale trauma als gevolg van de fixatie.” Hieruit volgt dat de neuroloog de pijn in de benen relateert aan het centraal neurologisch hersenletsel dat [eiser] heeft opgelopen door het auto-ongeval. Hoewel de neuroloog aangeeft dat de pijnklachten in ieder geval worden veroorzaakt door het opgelopen hersenletsel, sluit hij niet uit dat een deel van de klachten mede wordt veroorzaakt door de fixatie. Of dat ook daadwerkelijk zo is, wordt door de neuroloog opengelaten (en is door hem ook niet onderzocht). Net als de andere behandelend artsen, maakt ook deze neuroloog geen enkele melding van littekenweefsel op de spieren, enkel van pijn in de benen veroorzaakt door het hersenletsel, waarbij opengelaten wordt of de fixatie daarin ook nog ten dele meespeelt. Gelet op het medisch dossier staat dus niet vast dat er een causaal verband bestaat tussen de klachten die [eiser] ervaart en de fixatie die heeft plaatsgevonden.

De wijze en de duur van fixeren

3.7.

[eiser] stelt dat als het fixeren nodig was, dit zonder blijvend letsel had moeten plaatsvinden. Aangezien het fixeren wel tot blijvend letsel heeft geleid, heeft het fixeren niet zorgvuldig plaatsgevonden, aldus [eiser] .

De rechtbank stelt vast dat [eiser] niet (expliciet) betwist dat fixatie noodzakelijk was. Het ziekenhuis heeft onder verwijzing naar de relevante passages in het medisch dossier ook uitvoerig uiteengezet waarom fixatie noodzakelijk was. Uit het medisch dossier volgt dat [eiser] - ondanks sederende medicatie - erg onrustig was en uit bed probeerde te komen, waarbij hij regelmatig zijn tube, sonde, catheter en/of infuus eruit trok en zichzelf schade toebracht. De rechtbank is dan ook van oordeel dat voldoende is gebleken dat fixatie noodzakelijk was.

3.7.1

Tussen partijen is niet in geschil dat het fixeren heeft geleid tot schaafwonden en littekens aan de huid. Het enkele feit dat het fixeren schaafwonden en littekens aan de huid heeft veroorzaakt, is echter ontoereikend om te concluderen dat het fixeren dus onzorgvuldig heeft plaatsgevonden. Het ziekenhuis heeft zich gemotiveerd op het standpunt gesteld dat zonder fixatie [eiser] waarschijnlijk meer schade aan zichzelf zou hebben toegebracht. [eiser] heeft dit op zijn beurt niet betwist en ook niet (gemotiveerd) gesteld op welke andere wijze de fixatie had moeten plaatsvinden of welk geschikt alternatief er voor handen was.

3.7.2.

[eiser] heeft zich verder nog op het standpunt gesteld, dat het ziekenhuis zijn schaafwonden onvoldoende heeft verzorgd. Dit verwijt vindt geen steun in het medisch dossier, nu daarin telkens staat vermeld dat deze wonden zijn verbonden (bijvoorbeeld: Zorgplan door [naam 1] de op 5-1-2020 12:14, overige activiteiten: “Open plekken op de polsen en enkels ten gevolge van de fixatie zijn opnieuw afgeplakt” (pagina 116 van productie 1 bij CvA)). Zie ook: Zorgplan door [naam 2] op 6-1-2020 14:47, overige activiteiten “Hr heeft overal wonden van het geschuur van de fixatie, is opnieuw verbonden” (pagina 110 van productie 1 bij CvA). En ten slotte: Zorgplan door [naam 3] op 7-1-2020 13:01, overige activiteiten: “Diverse wondjes onder fixatiebanden. mepilex opgedaan” (pagina 103 van productie 1 bij CvA).

3.7.3.

[eiser] meent verder nog dat het fixeren te strak heeft plaatsgevonden waardoor dit heeft geleid tot littekenweefsel aan de spieren in zijn onderbenen. Zoals hiervoor onder 3.6. reeds is overwogen, volgt uit geen enkel medisch document dat er sprake is van littekenweefsel op de spieren in de onderbenen, laat staan dat dit zou zijn veroorzaakt door (te strakke) fixatie. Dat de fixatie te strak zou hebben gezeten, wordt door [eiser] op geen enkele andere manier onderbouwd en volgt ook niet uit het medisch dossier.

[eiser] stelt ook nog dat de fixatie te lang heeft geduurd. Dit is door het ziekenhuis uitgebreid weersproken in de conclusie van antwoord onder verwijzing naar de relevante passages uit het medisch dossier. Het ziekenhuis geeft aan dat zij alle vrijheidsbeperkende interventies telkens zorgvuldig heeft overwogen en heeft versoepeld zodra dit veilig en verantwoord kon. Dit gemotiveerde verweer van het ziekenhuis is door [eiser] op zijn beurt niet weersproken. Hetzelfde geldt voor de sederende medicatie: uit het medisch dossier volgt dat ook daarbij telkens werd geëvolueerd of tot afbouw kon worden overgegaan. Ter zitting heeft het ziekenhuis aangegeven dat die afbouw - in dit geval op aanwijzing van de psychiater - soms te vroeg kwam, omdat [eiser] vervolgens zijn catheter zelf eruit heeft getrokken (verwezen wordt naar de conclusie van de psychiater op pagina 109 van het medisch dossier en vervolgens naar de notering onder C aangaande de catheter op pagina 108 van het medisch dossier, productie 1 bij CvA).

3.7.4.

Ten slotte stelt [eiser] nog dat het ziekenhuis niet om toestemming heeft gevraagd voor de fixatie en geen acceptabele uitleg heeft gegeven. Ook dit verwijt treft geen doel. In het medisch dossier staat op pagina 203 (prod. 1 CvA) onder het kopje “Informed consent” het volgende vermeld: “De reden van opname op de IC en het behandelplan werden door [naam 4] besproken met ouder. Hiervoor werd informed consent voor de standaard intensive care zorg verkregen. De folder ‘Opname op de Intensive Care’ is aangeboden en men is geattendeerd op het overige informatiemateriaal op onze afdeling (…)”. Ter zitting heeft het ziekenhuis toegelicht de met ‘ouder’ in voornoemde passage wordt bedoeld de moeder van [eiser] . Verder heeft het ziekenhuis onweersproken gesteld dat veelvuldig overleg is gevoerd met de familie van [eiser] over zijn onrust en de interventies die plaatsvonden. Dit blijkt ook uit het medisch dossier, bijvoorbeeld: Medebehandeling door [naam 5] op 10-1-2020 11:17 onder “Observaties verpleging”: “(…) Vpk heeft familie gebeld, komen elk moment naar de afdeling. Rooming in (hierbij beperken valgevaar, andere opties VBI) wordt met hen besproken (…)” en onder “Beleid”: “(- Vpk spreekt familie en koppelt daarna beleid aan mij terug. Aan de hand hiervan verder qua VBI/bejegeningsinterventies afstemmen” (pagina 74 van prod. 1 bij CvA). Gezien het vorenstaande, is niet gebleken dat het ziekenhuis enige informatieplicht heeft geschonden. Bovendien heeft [eiser] niet gesteld dat het beweerdelijk gebrek aan toestemming voor de fixatie heeft geleid tot enige schade.

Conclusie

3.8.

De verwijten die [eiser] aan het ziekenhuis maakt aangaande de fixatie slagen om voornoemde redenen niet. Er is niet gebleken dat het ziekenhuis een fout heeft gemaakt bij het fixeren. Zelfs als er een causaal verband zou bestaan tot tussen de pijnklachten aan de onderbenen en de fixatie, dan leidt dit dus niet tot aansprakelijkheid omdat niet is gebleken dat er een fout is gemaakt bij het fixeren.

De vordering van [eiser] zal dan ook worden afgewezen.ECLI:NL:RBZWB:2024:6864