Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Limburg 210715 postenstelsel; geen verrekening van uitgespaarde kosten levensonderhoud met schade wegens verlies verdienvermogen

Rb Limburg 210715 postenstelsel; geen verrekening van uitgespaarde kosten levensonderhoud met schade wegens verlies verdienvermogen; 
- rb kan niet verplichten tot opname in VSO van voorbehoud tzv wijzigingen IVA en AWBZ (thans WLZ);

- kosten gevorderd en toegewezen 14,33 x € 240 + 5% + 21% + griffierecht.

2 Het geschil

2.1.
[verzoeker] is in de uitvoering van zijn werkzaamheden voor zijn werkgever Nodema B.V., in een productiehal van Burrows Netherlands B.V. te Kerkrade, waar hij bezig was met het plaatsen en installeren van een nieuwe folieverpakkingsmachine, alsmede het uitvoeren van onderhoudswerkzaamheden aan twee andere machines, een ernstig arbeidsongeval overkomen. Hij is toen in de productiehal aangereden door een heftruck, die werd bestuurd door een werknemer van Burrows Netherlands.

2.2.
[verzoeker] liep daarbij een fractuur op aan zijn onderbeen, alsmede een schedelfractuur met twee contusiehaarden. Kort na zijn opname in het ziekenhuis verslechterde de medische situatie van [verzoeker] door een bacteriële meningitis en corticaal infarct linksachter pariëtaal.

2.3.
Na eerst te zijn verpleegd in de ziekenhuizen Atrium te Heerlen en Diakonessenhuis te Utrecht, is [verzoeker] vervolgens opgenomen in het verpleeghuis Biltse Hof. Thans verblijft hij in het verpleeghuis De Wijngaard, waar hij permanent wordt verpleegd. [verzoeker] heeft als gevolg van het arbeidsongeval en de doorgemaakte complicaties forse cognitieve stoornissen, frontale gedragsstoornissen en er is sprake van ernstige lichamelijke invaliditeit. Hij is voor voor het verrichten van algemene dagelijkse levensverrichtingen geheel afhankelijk van de hulp van anderen en hij is rolstoelgebonden. De aard en ernst van het letstel van [verzoeker] zijn tussen partijen (in de onderhavige procedure) niet in geschil, evenmin dat het een blijvende medische situatie betreft.

2.4.
Partijen hebben over de afwikkeling van een groot aantal schadeposten overeenstemming bereikt. Hetgeen hen nog verdeeld houdt betreft een tweetal punten. Ten eerste verschillen partijen van mening over de vraag of op de schade wegens verlies aan arbeidsvermogen in mindering gebracht moeten worden de door [verzoeker] bespaarde kosten ter zake levensonderhoud, nu hij permanent is opgenomen in een verpleeghuis waarvan de kosten worden vergoed op grond van de AWBZ (thans WLZ).

2.5.
Reaal stelt dat de kosten van wonen, voeding en persoonlijke verzorging op de voet van artikel 6:100 BW als voordeel moeten worden verrekend met de aan [verzoeker] toe te kennen schadevergoeding.

2.6.
[verzoeker] stelt zich daartegen op het standpunt dat het verlies aan arbeidsvermogen niet heeft geleid tot besparing van leef- en woonkosten. Omdat het verlies aan arbeidsvermogen en de bedoelde kosten niets met elkaar te maken hebben, mogen die kosten niet worden verrekend met het verlies aan arbeidsvermogen. Subsidiair stelt [verzoeker] dat de door Reaal voorgestane verrekening niet redelijk is als door artikel 6:100 BW vereist. Ten slotte stelt [verzoeker] dat naast bespaarde kosten ook sprake is van een toename van kosten. Het gaat daarbij volgens hem om persoonlijke kosten, die jaarlijks aan het verpleeghuis moeten worden betaald. Daarnaast heeft [verzoeker] permanente medische zorg nodig, waardoor hij ieder jaar (een groot deel van) zijn eigen risico van zijn ziektekostenverzekering verschuldigd is.

2.7.
Het tweede geschilpunt betreft de vraag of Reaal gehouden is in een te sluiten vaststellingsovereenkomst een voorbehoud op te nemen voor mogelijke toekomstige, en voor [verzoeker] nadelige, wijzigingen in de regelgeving van de AWBZ en IVA. Thans komt [verzoeker] in aanmerking voor vrijstelling van de eigen bijdrage Zorg zonder Verblijf, omdat de AWBZ-zorg (thans WLZ) die [verzoeker] ontvangt direct verband houdt met een beroepsziekte. [verzoeker] stelt echter het risico te lopen dat de wetgeving op dit punt te zijnen nadele zal veranderen.

2.8.
[verzoeker] stelt dat het redelijk is dat hij tegen dergelijke wijzigingen wordt beschermd, omdat er sprake is van een blijvend slechte medische situatie, waarin [verzoeker] de rest van zijn leven zal zijn aangewezen op AWBZ (WLZ)-zorg. Als de AWBZ (WLZ) zou wijzigen, in de zin dat [verzoeker] een eigen bijdrage zou moeten gaan betalen die berekend wordt op basis van zijn vermogen, dan zal hij een aanzienlijke en langdurige bijdrage moeten gaan betalen. Dat doet volgens [verzoeker] geen recht aan het uitgangspunt dat hij zoveel mogelijk moet worden gebracht in de situatie waarin hij zou hebben verkeerd zonder ongeval. Een gelijkaardige redenering geldt volgens [verzoeker] voor mogelijke veranderingen in de WIA. [verzoeker] ontvangt sinds 31 maart 2010 een IVA-uitkering.

2.9.
Op grond van het vorenstaande verzoekt [verzoeker] dat de kantonrechter:

1. voor recht verklaart dat op de schadepost verlies arbeidsvermogen geen verrekening van voordeel, bestaande uit bespaarde kosten kan worden toegepast, subsidiair dat het onredelijk is om deze bespaarde kosten op de schadepost verlies arbeidsvermogen toe te passen, meer subsidiair dat op het berekende voordeel de persoonlijke kosten, die jaarlijks aan de verpleeginstelling worden betaald en het eigen risico van de ziektekostenverzekering in mindering worden gebracht;

2. bepaalt dat de veroordeling tot betaling van het verlies aan arbeidsvermogen geschiedt onder voorbehoud dat de IVA-uitkering van [verzoeker] tot aan zijn pensioen niet door wijziging in de wet- en regelgeving lager wordt dan het huidige niveau daarvan;

3. Reaal en Burrows Netherlands bij een wijziging van het AWBZ (WLZ)-stelsel veroordeelt tot betaling van een zodanig bedrag dat de negatieve gevolgen van deze stelselwijziging zullen gecompenseerd, des dat de een betalende de ander zal zijn gekweten;

4. Reaal en Burrows Netherlands veroordeelt in de kosten van deze procedure, zoals door de kantonrechter zal worden begroot, te vermeerderen met de door [verzoeker] betaalde griffierechten, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd.

2.10.
Reaal voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

3 De beoordeling

3.1.
Het eerste geschil betreft de vraag of met de schadepost verlies arbeidsvermogen kan worden verrekend de kosten van - wat de kantonrechter zal aanduiden met de verzamelterm - de kosten van levensonderhoud.

3.2.
De kantonrechter is van oordeel dat aan het beginsel van voordeelstoerekening enkel recht wordt gedaan, indien het voordeel van de bespaarde kosten wordt verrekend met een daarmee corresponderende schadepost. De wet (artikel 6:100 BW) stelt immers dat vereist is dat zowel het genoten voordeel als de geleden schade een zodanig verband hebben met de feiten waarop de aansprakelijkheid berust, dat het gerechtvaardigd is dat het genoten voordeel bij het begroten van de schade wordt verdisconteerd (vergelijk HR 29 april 2011, LJN BP4012). Dat betekent in het onderhavige geval dat er moet worden vastgesteld of er een schadepost is opgevoerd door [verzoeker] die correspondeert met de bespaarde kosten van levensonderhoud.

3.3.
Daaruit volgt ook dat onjuist is de stelling van Reaal, dat verrekening, “onder de streep”, dat wil zeggen met het totaal van alle schadeposten, dient plaats te vinden.

3.4.
Een corresponderende schadepost als bedoeld in de laatste zin van rechtsoverweging 3.2. is door [verzoeker] echter niet opgevoerd. Reaal heeft nog betoogd dat de bespaarde kosten van levensonderhoud corresponderen met de schade wegens verlies van verdienvermogen, nu de kosten van levensonderhoud van [verzoeker] worden gefinancierd met de inkomsten uit arbeid. De kantonrechter is echter van oordeel dat dit een te ver verwijderd verband is om de bespaarde kosten van levensonderhoud als met elkaar corresponderende posten te beschouwen en bespaarde kosten van levensonderhoud te verrekenen met schadepost wegens verlies aan verdienvermogen.

3.5.
In het onderhavige geval betekent dat, dat de besparingen wegens vermindering van kosten van levensonderhoud, door de permanente verpleging in een verpleeghuis - waarvan de kosten worden vergoed op basis van de AWBZ (WLZ) –, niet in mindering mogen worden gebracht op een eventuele vergoeding van de kosten van levensonderhoud.

3.6.
[verzoeker] heeft kennelijk geen vordering tot vergoeding van de kosten van levensonderhoud ingediend, dan wel worden de bedoelde besparingen daarmee niet verrekend. Dat betekent dat de bespaarde kosten van levensonderhoud niet kunnen worden verrekend met een vordering ter zake diezelfde kosten. Van verrekening kan derhalve geen sprake zijn.

3.7.
Daaruit volgt dat het verzoek sub 1 voor toewijzing gereed ligt.

3.8.
Het tweede geschil betreft de vraag of Reaal gehouden is tot suppletie op het begrote bedrag wegens verlies aan arbeidsvermogen in het geval dat de IVA-uitkering die [verzoeker] ontvangt door een wetswijziging lager wordt dan deze thans bedraagt en dat Reaal in een geval van een voor [verzoeker] negatieve wijziging van het AWBZ (WLZ)-stelsel Reaal moet worden veroordeeld de negatieve gevolgen daarvan financieel te compenseren.

3.9.
De kantonrechter overweegt daaromtrent het volgende. Partijen zijn nog in onderhandeling over welke schade moet worden vergoed en hoe hoog die schadevergoeding moet zijn. Schade kan voor [verzoeker] ontstaan door voor hem negatieve en onvoorziene wijzigingen in het stelsel van de IVA en WLZ. Of en hoe partijen dergelijke mogelijke schadeposten verdisconteren in hun onderhandelingen en de begroting van de schade is aan partijen zelf. Ze kunnen ervoor kiezen om het risico van mogelijke wijzigingen te ondervangen door de schade concreet te berekenen en jaarlijks te schade te begroten en af te rekenen, waarbij dan maximaal rekening kan worden gehouden met wijzigingen in voornoemde stelsels. Anderzijds kunnen zij er voor kiezen om de schade abstract te begroten door de toekomstige schade in één keer te laten uitbetalen. In dat stelsel worden de goede en kwade kansen van wijzigingen verdisconteerd in de begrote schade en worden de verwezenlijking van goede en kwade kansen derhalve op de koop toe genomen. Partijen kunnen er voor kiezen ter compensatie van mogelijke kwade kansen voor een slachtoffer een garantie overeen te komen, welke een compensatie inhoudt voor de gevolgen van nadelige wijzigingen voor een slachtoffer.

3.10.
Zoals overwogen, is het aan partijen zelf om te bepalen of en hoe zij in het kader van hun onderhandelingen toekomstige onzekere schade vergoeden. De wet verplicht niet dat deze schade moet worden vergoed op de wijze zoals door [verzoeker] sub 2 en 3 verzocht. De kantonrechter kan dan ook niet bepalen dat een veroordeling tot betaling van verlies van arbeidsvermogen dient te geschieden onder het door Reaal verzochte voorbehoud, of Reaal veroordelen tot betaling van een zodanig bedrag als nodig ter compensatie van de nadelige gevolgen van een wijziging van de AWBZ (WLZ). Derhalve moeten de verzoeken sub 2 en 3 worden afgewezen.

3.11.
Dat betekent dat de verzoeken sub 2 en 3 voor afwijzing gereed liggen.

3.12.
Ten aanzien van de kosten van de onderhavige procedure overweegt de rechtbank het volgende. De rechtbank merkt op dat Reaal tegen de begroting van deze kosten geen onderbouwde bezwaren heeft gemaakt. De gevorderde kosten zijn naar het oordeel van de kantonrechter redelijk en ook in redelijkheid gemaakt. Nu de aansprakelijkheid van Reaal voor het ongeval vaststaat, betekent dat volgens de Memorie van Toelichting bij artikel 1019aa Rv de kosten van de deelgeschilprocedure voor vergoeding in aanmerking komen, tenzij het instellen van de deelgeschilprocedure volstrekt onnodig of onterecht was. Nu dat laatste noch is gesteld noch gebleken, kan de verzochte veroordeling in de proceskosten worden toegewezen. Bij de begroting van de kosten – naast de door [verzoeker] berekende kosten – houdt de kantonrechter rekening met de duur van de behandeling van de zaak ter zitting (ongeveer één uur) en de reistijd (volgens de advocate van [verzoeker] eveneens één uur). Derhalve komt het totaal aan gespendeerde uren op 14,33 uur. Bij een uurtarief van € 240,-- leidt dit tot een vergoeding wegens advocaatkosten van € 3.439,20, exclusief 5% kantoorkosten en 21% btw, te vermeerderen met het betaalde griffierecht van € 285,--. ECLI:NL:RBLIM:2015:7065