Overslaan en naar de inhoud gaan

HR 110708 uitk. ivm niet nakomen verplichting afsluiten ongevallenverz. in minidering op smartengeld

HR 110708 uitkering i.v.m. niet nagekomen verplichting een ongevallenverzekering af te sluiten in mindering op smartengeld
3.8 Gegrond is de klacht voorts voorzover die betoogt (punt II.18) dat het hof zonder genoegzame motivering heeft geoordeeld dat op de aan [eiser] toegekende vergoeding van zijn immateriële schade van in totaal Afl. 175.000,-- in mindering dient te worden gebracht het door het gerecht in eerste aanleg toegewezen bedrag van Afl. 80.000,--. Van belang is daarbij, zoals de klacht aanvoert, dat het gerecht dit bedrag heeft toegewezen in verband met art. 14 van de tussen partijen geldende collectieve arbeidsovereenkomst, dat [verweerster] verplichtte een ongevallenverzekering te sluiten die aan [eiser] recht zou geven op een uitkering van Afl. 80.000,-- bij blijvende invaliditeit. Na verwijzing zal het hof met betrekking tot de vraag of en zo ja in hoeverre het aan [eiser] toekomende bedrag van deze sommenverzekering in mindering behoort te komen op de, opnieuw te begroten door hem geleden materiële en immateriële schade, opnieuw moeten beslissen. LJN BD1902
Uit de conclusie van Salomons:
2.12 Tegen de achtergrond van de bovenstaande korte schets van de juridische (on)-mogelijkheden van verrekening van schade, meer in het bijzonder immateri ële schade, met een de benadeelde toegevallen uitkering uit een sommenverzekering geeft het Hof onvoldoende inzicht in de juridische en feitelijke gronden, waarop het tot het oordeel is gekomen dat het bedrag van Afl. 80.000,- in mindering kan worden gebracht op de voor de immateriële schade vastgestelde vergoeding van Afl. 175.000,-. Zo al onder het burgerlijk recht van Aruba van vóór 1 januari 2002 een uitkering uit een sommenverzekering als voordeel voor verrekening in aanmerking kon worden genomen((10)), dan kan tot een verrekening in ieder geval niet worden geconcludeerd dan na daartoe de omstandigheden van het geval, waaronder opzet en bedoeling van de betrokken sommenverzekering, in ogenschouw te hebben genomen en deze te hebben gewogen. Uit het eindvonnis blijkt niet of het Hof zich bezonnen heeft op de vraag of verrekening van een uitkering uit een sommenverzekering als een door de benadeelde genoten voordeel naar het recht van vóór 1 januari 2002 wel mogelijk is dan wel, indien die vraag in beginsel bevestigend moet worden beantwoord, welke omstandigheden het Hof in aanmerking heeft genomen en hoe het die omstandigheden heeft gewogen ten einde voor het onderhavige geval tot een positief oordeel te komen((11)). In de Schriftelijke Toelichting van Mrs. Meijer en Dempsey wordt gesteld dat het Hof kennelijk heeft geoordeeld dat de ongevallenuitkering (mede) tot doel strekt de (materiële en immateriële) schade van de werknemer te compenseren. Uit het eindvonnis blijkt niet dat het Hof aldus heeft geoordeeld.
Voor zover in II.18 van het verzoekschrift tot cassatie wordt geklaagd over onvol-doende motivering, treft de klacht dan ook doel.
LJN BD1902