Overslaan en naar de inhoud gaan

Hof Den Haag 250510 aov aangemerkt als sommenverzekering in arbeidsongeschiktheidskwestie

Hof Den Haag 250510 aov aangemerkt als sommenverzekering
(....)
6. Het geschil tussen partijen betreft primair de vraag of de onderhavige arbeidsongeschikt-heidsverzekering als een schade- dan wel als een sommenverzekering dient te worden aangemerkt. Bij de bespreking van deze vraag zal het hof – tenzij anders aangegeven – in navolging van partijen uitgaan van de polisvoorwaarden van 2001. Het hof merkt voorts op dat de discussie tussen partijen in eerste aanleg zich op dit punt heeft afgespeeld voor de arresten van de Hoge Raad van 3 oktober 2008, NJ 2009, 80 en 17 oktober 2008,
LJN BF0006. Deze arresten zijn wel onderwerp van discussie tussen partijen in hoger beroep geweest. Het hof zal het geschil mede in het licht van de in het arrest van 3 oktober 2008 geformuleerde criteria bespreken.

7. Op grond van hetgeen hierna wordt overwogen is het hof, anders dan de rechtbank van oordeel, van oordeel dat er in dit geval sprake is van een sommenverzekering.

8. De uitleg van de onderhavige polisvoorwaarden dient plaats te vinden conform het bekende Haviltex-criterium. In dit kader overweegt het hof het navolgende.

9. Bij de beoordeling wordt voorop gesteld dat ingevolge het hier toepasselijke (sinds 1 januari 2006 geldende) artikel 7:925 lid 1 BW een verzekeringsovereenkomst hetzij schadeverzekering, hetzij sommenverzekering is. Artikel 7:944 omschrijft de schadeverzekering als een verzekering strekkende tot vergoeding van vermogensschade die de verzekerde zou lijden, artikel 7:964 de sommenverzekering als een verzekering waarbij het onverschillig is of en in hoeverre met de uitkering schade wordt vergoed. Dat laatste neemt niet weg dat ook sommenverzekeringen veelal worden gesloten met het oog op de mogelijkheid dat zich gevallen voordoen waarin de verzekerde schade zal lijden. Met betrekking tot de in het tweede lid van artikel 7:925 BW bedoelde persoonsverzekering, een verzekering die het leven of de gezondheid van een mens betreft, vermeldt de memorie van toelichting: Persoonsverzekering is hetzij schadeverzekering hetzij sommenverzekering. De belangrijkste persoonsverzekering in de schadesector is de ziektekostenverzekering. Onder persoonsverzekering als sommenverzekering valt allereerst de levensverzekering. Zij draagt niet als kenmerk vergoeding van schade. Ongevallen-, arbeidsongeschiktheids- en invaliditeitsverzekering strekken in beginsel wel tot vergoeding van schade, maar de daarvoor uit te keren vergoeding is reeds bij de overeenkomst vastgelegd, ongeacht of het bedrag door op geld waardeerbare schade wordt gerechtvaardigd. Daarom is ook hier sprake van sommenverzekering (vergelijk HR 3 oktober 2008, NJ 2009, 80 onder verwijzing naar de Kamerstukken II, 1985-1986, 19 529, nr. 3, p. 6).

Doelomschrijving artikel 3 PV en omvang arbeidsongeschiktheidsuitkering
10. Onjuist is de stelling van Goudse dat uit de (enkele) doelomschrijving van artikel 3 PV (dat bepaalt dat de verzekering ten doel heeft (een periodieke) uitkering te verlenen bij derving van inkomen door de verzekerde ten gevolge van zijn/haar arbeidsongeschiktheid) valt af te leiden dat de onderhavige arbeidsongeschiktheidsverzekering een schadeverzekering is. De omvang van de arbeidsongeschiktheidsuitkering is in de polisvoorwaarden immers uitsluitend gekoppeld aan de mate van arbeidsongeschiktheid (artikel 15 PV) en niet aan de hoogte van de inkomstenderving. Voor zover Goudse hierbij een beroep doet op artikel 23 PV gaat het hof hier aan voorbij. In artikel 23 PV worden de verplichtingen bij andere risicowijzigingen genoemd. Hiermee wordt echter niet de omvang van de arbeidsongeschiktheidsuitkering aan de hoogte van de inkomstenderving gekoppeld.

11. Het beroep van Goudse op het bepaalde in artikel 5 PV maakt dit niet anders. Het tweede deel van artikel 5 PV ziet immers op de vaststelling van de mate van arbeidsongeschiktheid na aanvaarding van en begeleiding naar een ander beroep.
Het hof verwerpt de stelling van Goudse dat op grond van het bepaalde in artikel 29.1 PV een verzekerde in geval van arbeidsongeschiktheid nooit méér kan ontvangen dan hij voor het intreden van de arbeidsongeschiktheid aan inkomen genoot. Zoals Goudse zowel eerder in de procedure (akte na comparitie d.d. 10 september 2008 sub 2) als desgevraagd tijdens het pleidooi in hoger beroep zelf al heeft aangegeven, ziet artikel 29 PV op een optie met betrekking tot verhoging van de verzekerde jaarrente. Het artikel heeft echter als zodanig geen betrekking op de omvang van de uitkering na ingetreden arbeidsongeschiktheid.

12. Onjuist acht het hof voorts de stelling van Goudse dat op grond van de modelpolisvoorwaarden AOV- schadeverzekering kan worden geconcludeerd dat de onderhavige verzekering beoogt een schadeverzekering te bieden. Vergelijking van artikel 3 PV met de teksten van de beide hierna opgenomen door het Verbond van Verzekeraars opgemaakte modelpolisvoorwaarden AOV (sommen en schade) uit respectievelijk 2004 en 2005 geeft echter, anders dan Goudse aanvoert, geen uitsluitsel. In beide modelbepalingen zijn immers elementen van artikel 3 PV terug te vinden.
‘Art 2 Modelpolisvoorwaarden AOV Individueel 2004 (Sommen): Deze verzekering heeft tot doel een periodieke uitkering te verlenen bij arbeidsongeschiktheid van de verzekerde.
Art 2 Modelpolisvoorwaarden AOV Indvidueel 2005 (Schade): Deze verzekering heeft ten doel schadevergoeding te verlenen aan de begunstigde bij derving van inkomen ten gevolge van arbeidsongeschiktheid’

Correctiebepaling
13. Ofschoon er in de polisvoorwaarden 1988 een correctiebepaling was opgenomen (zie hiervoor onder 3 sub c.), is deze in ieder geval niet meer opgenomen in de polisvoorwaarden 2001 die thans aan de orde zijn. Onjuist acht het hof het standpunt van Goudse dat het feit dat de correctiebepaling in de eerdere polisvoorwaarden was opgenomen wijst op een schadeverzekering. Voor zover het standpunt van Goudse al juist zou zijn, wijst het schrappen van de bepaling eerder op het bestaan van een sommenverzekering. Zoals echter ook door advocaat generaal Spier is verwoord onder 4.6. tot en met 4.8. van zijn conclusie voor Hoge Raad 3 oktober 2008, NJ 2009, 80 kunnen noch uit de aanwezigheid noch uit het ontbreken van een correctiebepaling doorslaggevende conclusies worden getrokken.

Informatie inkomensgegevens c.q. hoogte schade
14. De betwiste stelling van Goudse, dat er zowel bij het aangaan van de verzekering als in het kader van het vaststellen van de premie naar het inkomen is gevraagd, acht het hof onvoldoende onderbouwd. Uit het bij memorie van grieven door [appellant] overgelegde aanvraagformulier blijkt niet dat er naar inkomensgegevens is gevraagd. Andere stukken, dan wel gegevens waaruit dit zou kunnen blijken zijn niet in het geding gebracht.
Voorts staat tussen partijen vast dat Goudse gedurende de (lange) looptijd van de verzekering nooit naar de hoogte van het inkomen van [appellant] heeft geïnformeerd.
Na de melding van de arbeidsongeschiktheid heeft Goudse bij [appellant] voorts niet geïnformeerd naar de hoogte van de schade als gevolg van zijn arbeidsongeschiktheid. In 2003 is slechts geïnformeerd naar het inkomen in de drie jaar voorafgaand aan het ongeval. In de brief van Heling & Partners aan Goudse van 20 augustus 2004 (productie 6 bij dagvaarding) staat voorts vermeld dat [appellant] nog steeds salaris uit zijn onderneming ontvangt. Deze mededeling heeft niet geleid tot een aanpassing van de uitkering. Pas na het bedrijfseconomisch onderzoek van Heling & Partners in 2007 heeft Goudse zich op het standpunt gesteld dat er sprake zou zijn van een schadeverzekering en dat er voorts geen sprake was van inkomensderving

15. Het hof acht niet relevant dat [appellant] bij de melding van de arbeidsongeschiktheid gebruik heeft gemaakt van een schadeaangifte formulier. Goudse heeft namelijk niet gesteld dat er bij sommenverzekeringen sprake is van een apart aangifte formulier.

16. Gelet op al hetgeen hiervoor in rechtsoverwegingen 8 tot en met 15 is overwogen, is het hof van oordeel dat er in dit geval sprake is van een sommenverzekering en treffen de grieven 2 en 3 doel. De vraag in hoeverre de eerste grief doel treft behoeft in het licht van het voorgaande geen verdere bespreking.

Deskundig assurantietussenpersoon
17. Onjuist acht het hof overigens nog de stelling van Goudse dat [appellant] bij uitstek deskundige was op het gebied van verzekeringen en dat hij als deskundig assurantietussenpersoon (naar het hof begrijpt bij het aangaan van de verzekering) op de hoogte had moeten zijn van het rechtskarakter van de verzekering (zijnde in de ogen van Goudse een schadeverzekering). De onderhavige verzekering is afgesloten in 1984. Nog afgezien van hetgeen hiervoor onder 9 is overwogen, sluit het hof zich aan bij de opvattingen van advocaat generaal Spier in alinea 3.4 van zijn conclusie voor HR 17 oktober 2008, LJN BF 0006 en die van E.J. Wervelman, De particuliere arbeidsongeschiktheidsverzekering, Deventer 2009 (2e druk), pag 24 e.v., dat een arbeidsongeschiktheidsverzekering in 1984 doorgaans werd beschouwd als sommenverzekering. Goudse heeft, bezien in het licht daarvan, onvoldoende concrete gegevens aangevoerd die kunnen leiden tot de conclusie dat [appellant] toentertijd een andere opvatting had moeten hebben.

18. Nu er in dit geval sprake is van een sommenverzekering, is de discussie over het verzekerbaar belang niet meer aan de orde, zodat de overige grieven geen bespreking behoeven.

19. Ten aanzien van de gevorderde uitkering wordt het volgende overwogen.
Vast staat dat [appellant] tot 1 mei 2007 een uitkering op basis van een arbeidsongeschiktheid van 80-100% heeft ontvangen. Voor zover Goudse de (mate van) arbeidsongeschiktheid vanaf 1 mei 2007 heeft betwist, gaat het hof hieraan voorbij. In het dossier bevinden zich (op verzoek van Goudse opgemaakte) arbeidsdeskundige rapporten van Heling & Partners van 22 oktober 2003, 20 augustus 2004 en 18 oktober 2006. Blijkens deze rapporten werd [appellant] telkens 100% arbeidsongeschikt bevonden. Op basis van deze mate van arbeidsongeschiktheid heeft Goudse tot 1 mei 2007 uitgekeerd. Laatstgenoemd rapport van arbeidsdeskundige Pigge van Heling & Partners is opgemaakt op basis van de FML van de eigen medisch adviseur van Goudse. In het licht hiervan en met name gelet op de in voormeld rapport hiervoor onder 3 sub g) weergegeven conclusies, had het thans op de weg van Goudse gelegen haar stelling in dit kader nader te onderbouwen. Dit heeft zij echter niet gedaan. Het feit dat Goudse nadien geen nieuwe rapportages in het kader van de polisvoorwaarden heeft laten maken komt in dit geval voor haar eigen risico. Overigens heeft [appellant] bij pleidooi op een vraag van het hof onbetwist gesteld nog steeds een WAZ uitkering te ontvangen gebaseerd op een arbeidsongeschiktheidspercentage van 80-100%.

20. Het voorgaande betekent dat het vonnis van de rechtbank dient te worden vernietigd en dat de vordering van [appellant], die naar het hof begrijpt strekt tot doorbetaling van zijn uitkering op basis van een arbeidsongeschiktheidspercentage van 80-100% vanaf 1 mei 2007, toewijsbaar is op na te melden wijze.
LJN BM5499