HR 171008 art 81 RO, arbeidsongeschiktheidsverzekering is sommenverzekering
- Meer over dit onderwerp:
HR 171008 art 81 RO, arbeidsongeschiktheidsverzekering is sommenverzekering
2.1.1 Op 13 oktober 2005 heeft [verweerder] Noordhollandsche gedagvaard
voor de Rechtbank Alkmaar. Hij heeft - voor zover thans nog van belang
- gevorderd voor recht te verklaren dat hij 100%, althans een door de
Rechtbank vast te stellen percentage, arbeidsongeschikt is en dat deze
arbeidsongeschiktheid onder de dekking van de polis valt; voorts heeft
hij aanspraak gemaakt op betaling van de achterstallige uitkeringen.
Zijn vordering is gebaseerd op de onder 1.3 genoemde
verzekeringsovereenkomst.
2.2 Noordhollandsche heeft ten verwere aangevoerd dat geen sprake is
van inkomstenderving. De arbeidsongeschiktheid is pas ná het
faillissement gemeld; na het faillissement heeft geen loonbetaling
plaatsgevonden. Daarom is er geen schade en trouwens ook geen
"verzekerd evenement". Op het moment van melding was er daarom geen
verzekerd belang. Volgens Noordhollandsche is de verzekering (anders
dan [verweerder] meent) een schadeverzekering. (...)
2.5.2 Met de Rechtbank is het Hof van oordeel dat het aankomt op uitleg
van de verzekeringsovereenkomst. Daarbij komt het niet alleen aan op de
bewoordingen van de relevante bepalingen, maar ook op de zin die
partijen daaraan in de gegeven omstandigheden mochten toekennen en op
hetgeen zij op dit punt redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten.
Het Hof signaleert dat partijen in dit verband uitgebreide
beschouwingen hebben gewijd aan de ontwikkelende rechtsopvattingen over
het rechtskarakter van de arbeidsongeschiktheidsverzekering, in het
bijzonder of de verzekering als een schade- dan wel een
sommenverzekering moet worden beschouwd. Naar 's Hofs oordeel kan bij
de beoordeling van het verzekerd belang evenwel niet worden volstaan
met een dergelijke algemene benadering; bij de uitleg moet acht te
worden geslagen op de concrete omstandigheden van het geval (rov. 4.3).
Hierop wordt overwogen
"4.4 De tekst van artikel 3 maakt duidelijk dat partijen voor ogen
stond dat aan [verweerder] een geldelijke vergoeding zou toekomen in
geval van inkomensderving als gevolg van arbeidsongeschiktheid. Die
tekst is echter dermate algemeen geredigeerd dat deze hier niet zonder
meer uitsluitsel geeft. Dat het beroep van [verweerder] op het
polisblad wordt omschreven als "Directeur bouwbedrijf (adm./commercieel
werkzaam)" maakt het niet anders.
4.5 In geval van inkomensderving als gevolg van arbeidsongeschiktheid
ontleende [verweerder] blijkens het polisblad aan de verzekering een
aanspraak op een vaste uitkering die naargelang de omvang van de
arbeidsongeschiktheid kon variëren.
Ook dat element van de verzekeringsovereenkomst biedt geen uitsluitsel
ten aanzien van het verzekerd belang dat de Noordhollandsche en
[verweerder] op het oog hebben gehad. Wel valt op dat de partijen geen
koppeling tot stand hebben gebracht met het door [verweerder] in zijn
bedrijf verdiende arbeidsinkomen. Zo was [verweerder] bijvoorbeeld niet
gehouden om de Noordhollandsche periodiek op de hoogte te brengen van
het bestaan en de omvang van het door hem in zijn bedrijf verdiende
inkomen. In ieder geval wijst, een en ander er niet op dat aan partijen
het door de Noordhollandsche verdedigde verzekerd belang voor ogen
heeft gestaan.
4.5 De gedragingen van de Noordhollandsche wijzen evenmin op haar
gelijk. De omstandigheid dat zij tot uitkering is overgegaan naar
aanleiding van het door [verweerder] in 2002 opgelopen letsel, hoewel
aan [verweerder] zijn loon werd doorbetaald, logenstraft haar stelling
dat [verweerder] slechts uitkering op grond van de
verzekeringsovereenkomst toekomt ingeval van inkomensderving door
arbeidsongeschiktheid. De omstandigheid dat de Noordhollandsche na het
faillissement van de vennootschap aanspraak is blijven maken op
betaling van de verzekeringspremie is ook niet in overeenstemming met
haar standpunt dat het verzekerd belang zou zijn vervallen.
4.6 Voorts verdient overweging dat in een klein bedrijf als hier aan de
orde is, arbeidsongeschiktheid veelal leidt tot een substantiële
terugval van het resultaat van de onderneming met als gevolg dat
uitbetaling van loon door de vennootschap waarbinnen het bedrijf wordt
uitgeoefend problematisch kan worden. Bezwaarlijk kan zonder
toelichting, die ontbreekt, worden aangenomen dat het in de bedoeling
van partijen lag dat een dergelijke terugval zou kunnen meebrengen dat
het verzekerd belang zou komen te vervallen.
Daarbij komt dat hetgeen [verweerder] bij gelegenheid van de pleidooien
in hoger beroep - onbestreden - heeft uiteengezet aangaande hetgeen hem
voor ogen stond, toen hij de arbeidsongeschiktheidsverzekering afsloot,
daarmede in overeenstemming is. Toentertijd was het risico van
inkomensderving in geval van arbeidsongeschiktheid urgenter geworden,
aldus [verweerder], omdat zijn vader niet langer in het bouwbedrijf
werkzaam zou zijn, althans niet structureel. Na het vertrek van zijn
vader zou eventuele langdurige arbeidsongeschiktheid van hem,
[verweerder], onmiddellijk consequenties hebben voor het resultaat van
zijn onderneming. Juist daarvoor wenste hij een voorziening te treffen.
4.7 Naar het oordeel van het hof is er dan ook op basis van de
totstandkomingsgeschiedenis en de bewoordingen van de
verzekeringsovereenkomst alsmede de gedragingen van de Noordhollandsche
geen goede grond om te oordelen dat het belang dat [verweerder] had
verzekerd zo beperkt moet worden uitgelegd als de Noordhollandsche
heeft bepleit.
Voor zover zou moeten worden geoordeeld dat de verzekeringsovereenkomst
op het tussen partijen omstreden punt onduidelijk is, moet deze
bovendien in het voordeel van [verweerder] als (particulier)
verzekeringnemer worden uitgelegd.
4.8 Anders dan de Noordhollandsche ingang wil doen vinden was dit
verzekerd belang op 9 juni 2004 niet vervallen. Het beroep van de
Noordhollandsche op de deconfiture van de onderneming van [verweerder]
is daarvoor ontoereikend.
4.9 Het hof zal dit verweer dan ook verwerpen. Bij gebreke van terzake
dienende stellingen kan bewijslevering achterwege blijven."
2.5.3 Het Hof heeft vervolgens het bestreden vonnis van de Rechtbank
bekrachtigd en de zaak terugverwezen naar de Rechtbank voor verdere
behandeling en beslissing.
2.6 Noordhollandsche heeft tijdig beroep in cassatie ingesteld.
[verweerder] heeft geconcludeerd tot verwerping. Partijen hebben hun
standpunten schriftelijk toegelicht; Noordhollandsche heeft nog
gerepliceerd.
3. Inleiding
3.1 Dit is zeker niet de eerste zaak waarin een geschil ontstaat over
de reikwijdte van arbeidsongeschiktheidspolissen.(3) Verzekeringen die
voor velen van wezenlijke betekenis zijn. Alleen al daarom mag van
verzekeraars worden gevergd dat zij zich maximaal inspannen om klare
wijn te schenken over de dekking.
3.2 Van dit desideratum is ook in casu weinig terecht gekomen.
3.3 Volgens de Rechtbank werden arbeidsongeschiktheidsverzekeringen in
1991 "in het algemeen als een sommenverzekering beschouwd".
Noordhollandsche heeft dat in de mvg onder 23 als volgt bestreden: zij
"betwist dat de onderhavige verzekering in 1991 nog algemeen als sommenverzekering werd beschouwd."
Dat betoog wordt uitgewerkt met een beroep uit een niet nader genoemd
geschrift(4) waaruit met kennelijke instemming de volgende passage
wordt geciteerd:
"In 1991 ontstond in het kader van de herstructurering van het
AOV-tarief een nieuwe discussie over werking, toepassing en eventuele
eliminatie van de correctiebepaling (...). Met het schrappen van de
correctiebepaling [lees:] leefden ook de discussies over [lees:] het
schade- en sommenverzekeringskarakter van de AOV weer op."
3.4 De onder 3.3 geciteerde uitlatingen kunnen, mede tegen de
achtergrond van het oordeel van de Rechtbank, niet anders worden
begrepen dan aldus:
a. vóór 1991 werden dit soort verzekeringen aangemerkt als sommenverzekering;
b. door schrapping van de "correctiebepaling" (waarbij kennelijk wordt
gedoeld op een bepaling die een koppeling aanbrengt met
inkomensderving) is in 1991 (het jaar waarin de litigieuze verzekering
werd afgesloten) een discussie opgelaaid over het rechtskarakter van de
verzekering.
3.5 Wat er zij van de vraag of begrijpelijk is dat schrapping van de
"correctiebepaling" reden kon zijn om te denken dat de nieuwe polissen
van rechtskleur verschoten, zoveel is duidelijk: verzekeraars wisten in
1991 dat het product dat zij op de markt brachten onduidelijk was waar
het de omvang van de dekking betrof. Immers was die kwestie toen
voorwerp van discussies.
3.6 Noordhollandsche heeft in deze procedure getracht de opvatting
ingang te doen vinden dat de litigieuze polis(voorwaarden) slechts voor
één uitleg vatbaar zijn: de hare (= schadeverzekering). Die opvatting
is m.i. onverdedigbaar. De dekkingsomschrijving van de rubrieken A en B
kan met geen mogelijkheid zo worden gelezen dat daaruit steun voor haar
opvatting valt te putten.
3.7.1 Kort en goed: Noordhollandsche heeft welbewust (immers moet zij
als professionele verzekeraar op de hoogte zijn geweest van de onder
3.3 door haar zelf genoemde discussies) een cruciale verzekering op de
markt gebracht die - in haar eigen lezing - voor verschillende uitleg
vatbaar is. Het behoeft m.i. geen verdere toelichting dat zij dan niet
met vrucht kan betogen dat haar lezing moet worden gevolgd.
3.7.2 Volledigheidshalve zij nog vermeld dat verzekeraars, naar Wansink
overtuigend aantoont, nog steeds nalaten helderheid te verschaffen(5)
hoewel zij moeten begrijpen dat het hier gaat om een voor (potentiële)
verzekerden wezenlijk product. Ik kan geen goede reden en met name ook
geen rechtvaardiging bedenken voor deze gang van zaken.
3.8.1 Noordhollandsche (andere verzekeraars zijn haar hierin
voorgegaan) maakt het evenwel nog bonter. In de verzekeringswereld
woedden weliswaar discussies (omdat het rechtskarakter - voor
verzekeraars - niet geheel duidelijk was), maar voor niet professionele
verzekeringnemers en verzekerden was de zaak zo klaar als een klontje.
Dat soort stellingen veroordeelt zich zelf en verdient geen verdere
bespreking.(6)
3.8.2 Evenmin valt in te zien dat een doorsnee tussenpersoon op deze
kwestie een beter zicht moet hebben dan verzekeraars zelf. Wellicht zou
het verstandig zijn geweest dat zij - veronderstellenderwijs aangenomen
dat ze bekend waren met het probleem - verzekeringnemers hadden
gewaarschuwd voor de onduidelijkheid van het door verzekeraars op de
markt gebrachte product, maar dat lag toch vooral op de weg van
verzekeraars zelf. (...) LJN BF0006