Rb Amsterdam 190314 AOV; geen beroep op uitsluitingsgrond; blijven roken in periode voor diagnose COPD geen opzet of roekeloosheid
- Meer over dit onderwerp:
Rb Amsterdam 190314 AOV; geen beroep op uitsluitingsgrond; blijven roken in periode voor diagnose COPD geen opzet of roekeloosheid
2.16.
Met betrekking tot het beroep van Genworth op grove schuld vanwege het rookgedrag van [eiser], overweegt de rechtbank als volgt. Genworth heeft zich dienaangaande beroepen op uitsluitingsgronden opgenomen in de polisvoorwaarden (waarbij in de polisvoorwaarden 2007 weer staat opgenomen dat de ziekte ontstaat of verergert door opzet of grove schuld en in de polisvoorwaarden 2008 wordt gesproken over de arbeidsongeschiktheid die ontstaat of verergert door opzet of grove schuld), alsmede op de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid op grond van artikel 6:248 lid 2 BW. Nu reeds hiervoor is overwogen dat in 2008 bij [eiser] de diagnose COPD is gesteld en hij aansluitend daaraan arbeidsongeschikt is geworden, zullen de ziekte en de arbeidsongeschiktheid voor de verdere beoordeling op één lijn worden gesteld. Ten bewijze van haar stellingen heeft Genworth verklaringen overgelegd van respectievelijk [naam 3] (specialist op het gebied van COPD bij het VUMC) en [naam 4] (internist, medisch adviseur bij ArbeidsDesk B.V.), waaruit volgt dat roken de belangrijkste oorzaak van zowel het ontstaan als de progressie van COPD is. [eiser] heeft gewezen op de reële mogelijkheid dat zijn rookgedrag niet de enige oorzaak van zijn COPD is geweest. Uit hetgeen partijen naar voren hebben gebracht is niet vast te stellen dat het rookgedrag de enige oorzaak was. Naar het oordeel van de rechtbank staat echter in elk geval vast dat het rookgedrag van [eiser] een verergerende factor is geweest voor de COPD. Het verwijt dat Genworth [eiser] maakt, ziet op de periode voorafgaand aan de arbeidsongeschiktheid van [eiser]. Met andere woorden, de vraag die voor ligt is of de omstandigheid dat [eiser] heeft gerookt gedurende een groot aantal jaren vóór dat hij als gevolg van COPD arbeidsongeschikt werd, is aan te merken als grove schuld in de zin van de polisvoorwaarden. Zoals in het eerste tussenvonnis (rechtsoverweging 4.17) reeds is overwogen, zal voor de definitie van grove schuld in dit verband aansluiting worden gezocht bij artikel 7:952 BW. In dat artikel staat dat de verzekeraar geen schade vergoedt aan de verzekerde die de schade met opzet of door roekeloosheid heeft veroorzaakt. Naar het oordeel van de rechtbank kan de enkele omstandigheid dat [eiser] zijn op zichzelf ongezonde leefstijl niet heeft gewijzigd, in aanmerking nemend dat bij hem (nog) niet de diagnose COPD was gesteld, niet worden aangemerkt als opzet of roekeloosheid. Dat het roken hem door zijn toenmalige artsen is ontraden, maakt dit niet anders. Dat zou anders kunnen zijn, indien [eiser] in die periode wel al wist dat hij aan de ziekte COPD leed en zijn artsen hem hadden gewezen dat zijn rookgedrag een verergerende factor was voor zijn ziekte. Daarvan is echter in de onderhavige situatie niet gebleken.