Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Leeuwarden 150812 alcohol in verkeer; voorwaardelijk opzet

Rb Leeuwarden 150812 alcohol in verkeer; voorwaardelijk opzet

5.2.   Uitgangspunt bij de beoordeling van het geschil is artikel 15 WAM. Uit dit wetsartikel volgt dat de verzekeraar die ingevolge deze wet de schade van een benadeelde geheel of gedeeltelijk heeft vergoed, ofschoon de schade niet door een verzekering was gedekt, voor het bedrag der schadevergoeding verhaal heeft op de aansprakelijke persoon. Dit geldt evenwel niet ten aanzien van de aansprakelijke persoon, die niet is de verzekeringnemer, die te goeder trouw mocht aannemen dat zijn aansprakelijkheid door een verzekering werd gedekt. 

5.3.  De rechtbank dient aldus een drietal vragen te beantwoorden: 
(1) heeft TVM de schade van de benadeelde partij op grond van de WAM vergoed? 
(2) was deze schade wel of niet door een verzekering gedekt? 
(3) mocht [A] er te goeder trouw vanuit gaan dat zijn aansprakelijkheid voor de schade door zijn WA-verzekering bij TVM werd gedekt? 

5.4.  Vast staat dat TVM de schade van de benadeelde partij op grond van artikel 6 WAM - waarin een rechtstreeks vorderingsrecht op de verzekeraar van de aansprakelijke persoon is opgenomen - heeft vergoed. 

5.5.  Bij de beantwoording van de vraag of de schade wel of niet door een verzekering werd gedekt, is allereerst van belang welke polisvoorwaarden van toepassing waren ten tijde van de schadeveroorzakende gebeurtenis. In de Polisvoorwaarden PP01012008 is immers wél een alcoholuitsluitingsclausule opgenomen en in de Polisvoorwaarden PP0102006 (voor zover hier van belang) niet. Naar het oordeel van de rechtbank dient in dit geval te worden uitgegaan van de toepasselijkheid van de Polisvoorwaarden PP01012006. Daartoe is redengevend dat in deze voorwaarden is bepaald dat deze gelden vanaf 29 november 2007; dit is een datum gelegen vóór de schadeveroorzakende gebeurtenis. TVM heeft naar het oordeel van de rechtbank niet op toereikende wijze onderbouwd, dat de (kennelijk opvolgende) Polisvoorwaarden PP01012008 van toepassing zouden zijn. In deze Polisvoorwaarden is bovendien een ingangsdatum van 29 november 2008 genoemd, derhalve van ná het ongeval, terwijl TVM haar stelling dat deze Polisvoorwaarden niettemin al vanaf 1 januari 2008 golden, niet heeft gemotiveerd. 

5.6.  Hoewel vast staat dat [A] ten tijde van de schadeveroorzakende gebeurtenis onder invloed was van een hoeveelheid alcohol, die het toegestane promillage ver overschreed, kan hem gezien het vorenoverwogene geen alcoholuitsluitingsclausule worden tegengeworpen. TVM kan derhalve niet, onder verwijzing naar het alcoholgebruik van [A], hem op die grond dekking onder de polis weigeren. 

5.7.  Echter, TVM kan naar het oordeel van de rechtbank wel met succes een beroep doen op de in de Polisvoorwaarden PP01012006 opgenomen - in artikel 4.9.- opgenomen opzetclausule, om dekking voor de schade aan [A] te weigeren. TVM heeft zich naar het oordeel van de rechtbank terecht op het standpunt gesteld dat de schade is veroorzaakt door voorwaardelijk opzet zijdens [A]. Daartoe is het volgende van belang. Vast staat dat [A], alvorens hij met zijn auto aan het verkeer is gaan deelnemen, een (zeer) ruime hoeveelheid alcohol (bier) heeft genuttigd; hij heeft tegenover de politie verklaard dat het ging om een hoeveelheid van 15 tot 20 glazen bier. Het is een feit van algemene bekendheid dat het nuttigen van alcohol, laat staan in deze hoeveelheden, de rijvaardigheid van een bestuurder vermindert. [A] heeft ook erkend dat hij hiervan op de hoogte was. Dat het nuttigen van een aanzienlijke hoeveelheid alcohol de nodige invloed moet hebben gehad op (de rijvaardigheid van) [A], wordt naar het oordeel van de rechtbank ook treffend tot uitdrukking gebracht in het proces-verbaal van de politie, waarin de betreffende politieagent zijn waarneming geeft van "de adem van de bestuurder die ruikt naar het inwendig gebruik van alcoholhoudende drank", "bloeddoorlopen ogen bij de bestuurder", "de bestuurder die met dubbele tong spreekt" en "de bestuurder die onvast ter been was". De rechtbank overweegt dat [A] door te gaan rijden na (aanzienlijk) alcoholgebruik willens en wetens de aanmerkelijke kans op het ontstaan van een verkeersongeval heeft aanvaard. Daarmee is sprake van voorwaardelijk opzet op het ontstaan van de schade. Dit brengt ingevolge artikel 4.9. van de Polisvoorwaarden PP01012006 met zich, dat de schade van dekking is uitgesloten. Aldus is ook voldaan aan de tweede voorwaarde die artikel 15 WAM stelt voor verhaal van schade op de aansprakelijke persoon. 

5.8.  De rechtbank oordeelt voorts dat [A] er niet te goeder trouw vanuit mocht gaan dat de schade door zijn WA-verzekering zou worden gedekt. [A] doet kennelijk een beroep op de uitzondering op het verhaalsrecht zoals weergegeven in de tweede zin van artikel 15 lid 1 WAM. Deze uitzondering is naar het oordeel van de rechtbank echter niet van toepassing omdat die ziet op een verzekerde die niet is de verzekeringnemer. [A] was juist wel de verzekeringnemer. Voor het overige overweegt de rechtbank nog dat de omstandigheid dat [A] zijn verzekeraar altijd volledig en correct heeft geïnformeerd, niet meer of minder is dan zijn verplichting als verzekeringnemer. Deze omstandigheid betekent niet dat [A] zich reeds daarom altijd op dekking zou mogen beroepen. Daarnaast mocht [A] er niet gerechtvaardigd op vertrouwen dat de verzekering de schade wel zou dekken, terwijl hij zelf na aanzienlijk gebruik van alcohol met zijn auto aan het verkeer is gaan deelnemen en aldus willen en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij als bestuurder van een auto betrokken zou raken bij een verkeersongeval. Voor dergelijke gevallen beoogt een aansprakelijkheidsverzekering de verzekerde geen dekking te verlenen. 

5.9.  Voorts overweegt de rechtbank dat, anders dan [A] heeft gesteld, [A] uit de brief van TVM van 13 november 2008 niet mocht afleiden dat TVM afstand deed van een (mogelijk) verhaalsrecht op [A] terzake de vergoeding van de schade aan de benadeelde partij. De bewoordingen van deze brief bieden geen steun voor deze stelling van [A]. Er wordt in deze brief ook niet verwezen naar de schade van de benadeelde partij. Er wordt slechts gerept over schade van [A] zelf en de invloed daarvan op de no-claimkorting van [A]. Ten slotte oordeelt de rechtbank dat [A] uit het tijdsverloop na de schadeveroorzakende gebeurtenis evenmin heeft mogen afleiden dat TVM haar verhaalsrecht niet meer zou uitoefenen. 

5.10.  De conclusie is daarom dat TVM [A] kan aanspreken voor het verhaal van de door haar aan de benadeelde partij uitgekeerde schadevergoeding. Naar het oordeel van de rechtbank heeft TVM de hoogte van de gevorderde schadevergoeding behoorlijk onderbouwd aan de hand van de onderliggende stukken. Voorts heeft zij in de conclusie van repliek nog een nadere toelichting daarop gegeven. Aldus heeft [A] zich ook (voldoende) tegen de hoogte van de schade kunnen verweren. 

5.11.  De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten zijn toewijsbaar en worden forfaitair bepaald op twee punten van het toepasselijke liquidatietarief, zijnde een bedrag van € 1.158,00. Het door TVM gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten zal tot dit bedrag worden gematigd. Verder zal de gevorderde wettelijke rente over de buitengerechtelijke incassokosten worden afgewezen, nu niet is gesteld dat TVM deze kosten reeds heeft betaald. TVM heeft ten slotte niet gemotiveerd onderbouwd waarom de gevorderde wettelijke rente vanaf de schadedatum verschuldigd is. De wettelijke rente zal daarom worden toegewezen vanaf de dag der dagvaarding. LJN BX4923