Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Oost-Brabant 200116 AOV bloemkweker; hand in houtversnipperaar; geen roekeloosheid idzv 7:952 BW

Rb Oost-Brabant 200116 AOV bloemkweker; hand in houtversnipperaar; geen roekeloosheid idzv 7:952 BW

4 De beoordeling

4.1.
TAF stelt zich op het standpunt dat [eiser] geen aanspraak op uitkering onder de arbeidsongeschiktheidspolis toekomt. Zij voert daartoe aan dat sprake is van roekeloos handelen door [eiser] nu [eiser] de veiligheidsvoorschriften in de handleidingen behorende bij de houtversnipperaar niet in acht genomen heeft en zijn hand te dicht bij de (messen van) de versnipperaar heeft gebracht.

4.2.
De veiligheidsvoorschriften houden -samengevat en voor zover hier relevant- in dat men gezicht, handen en voeten zover mogelijk verwijderd dient te houden van het laad- en versnippermechanisme terwijl de machine in werking is. Dat [eiser] zijn hand te dicht bij het mechanisme van de versnipperaar heeft gebracht terwijl de machine in werking was, is evident.
De vraag is of dit als roekeloos moet worden gekwalificeerd.

4.3.
Met artikel 11.1 aanhef en sub i van de polisvoorwaarden heeft TAF conform artikel 7:952 BW roekeloos handelen van [eiser] van dekking willen uitsluiten. Voor de vraag of er in dit geval sprake is van roekeloosheid, dient dan ook te worden aangesloten bij de uitleg die in de rechtspraak aan dit artikel wordt gegeven. Partijen zijn ook van dit criterium uitgegaan. In de parlementaire geschiedenis bij dit artikel komt naar voren dat het moet gaan om ‘een in laakbaarheid aan opzet grenzende vorm van schuld’. Voor het antwoord op de vraag of er sprake is van roekeloosheid zijn alle omstandigheden van het geval en met name de toedracht van het ongeval van belang. [eiser] heeft daaromtrent verklaard dat voorafgaand aan het ongeval een ophoping van afvalmateriaal ontstond bij de uitgang van de machine welke hij wilde “weg slaan” en hij daarbij dichter bij het mechanisme kwam dan zijn bedoeling was. Ter comparitie is zijdens [eiser] nader toegelicht dat sprake was van een inschattingsfout voor wat betreft de afstand tot het mechanisme, waarbij wellicht de nieuwe bril, die [eiser] kort voordat het ongeval plaats vond kreeg en waar hij (kennelijk) nog aan moest wennen, een rol heeft gespeeld.
De rechtbank is van oordeel dat onder voornoemde omstandigheden, welke door TAF niet zijn betwist, weliswaar sprake is van zeer onverstandig handelen van [eiser] , maar dat zijn gedraging niet als een ‘in laakbaarheid aan opzet grenzende vorm van schuld’ heeft te gelden. [eiser] heeft simpelweg een ernstige inschattingsfout gemaakt. Dat hij er zich van bewust (moet) zijn geweest dat het inherent gevaarlijk is om zijn hand dicht bij de draaiende messen van de machine te brengen, doet daar niet aan af. De rechtbank oordeelt dan ook dat [eiser] niet roekeloos heeft gehandeld in de zin van de polisvoorwaarden.

4.4.
TAF heeft gesteld dat de vordering van [eiser] onvoldoende specifiek en duidelijk is en daartoe aangevoerd dat zij nog niet heeft vastgesteld of aan alle (overige) voorwaarden voor dekking is voldaan terwijl ook ten aanzien van de omvang en de duur van uitkering uit hoofde van de verzekering nog niets is vastgesteld.Ter toelichting op deze stelling heeft TAF ter comparitie gesteld dat nog geen inhoudelijke beoordeling heeft plaatsgevonden waardoor de mate van arbeidsongeschiktheid en de hoogte van de uitkering nog niet vast staan.

4.5.
Uit het vorenstaande volgt dat de gevorderde verklaring voor recht dat de schade als door [eiser] wordt geclaimd niet het gevolg is van roekeloos handelen door [eiser] , toewijsbaar is.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering, ook voor het overige, voldoende duidelijk en specifiek is.
Nu gesteld noch gebleken is dat er andere gronden zijn waarom de schade niet onder de dekking valt, is de vordering ook voor het overige toewijsbaar. Dat de mate van arbeidsongeschiktheid en de hoogte en/of de duur van de uitkering nog niet vast staat doet daaraan niet af. Toewijzing van de vordering als gevorderd betekent immers dat voor recht verklaard wordt dat TAF gehouden is de verzekeringspenningen uit te keren overeenkomstig de verzekeringspolis. De mate van arbeidsongeschiktheid en de hoogte en/of de duur van de uitkering dienen derhalve nog overeenkomstig de polisvoorwaarden te worden vastgesteld en staat aan de toewijzing van de verklaring voor recht op dit punt dus niet in de weg. ECLI:NL:RBOBR:2016:230