Overslaan en naar de inhoud gaan

RBLIM 131224 schadevergoeding voor kinderen na doodslag en verbranden lichaam echtgenote; vordering t.z.v. levensonderhoud onevenredig belasting

RBLIM 131224 schadevergoeding voor kinderen na doodslag en verbranden lichaam echtgenote; vordering t.z.v. levensonderhoud onevenredig belasting;
- shockschade bewust niet onderbouwd t.b.v. eventueel hoger beroep, niet ontvankelijk op verzoek advocaat SO


- affectieschade (2 x € 20000,00) en vergoeding vanwege aantasting in de persoon (2 x € 32.500) wel toegewezen


3.5

De bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat de verdachte

1.

in de periode van 11 juni 2022 tot en met 15 juni 2022 te Reuver [slachtoffer] opzettelijk van het leven heeft beroofd, door geweld toe te passen op/tegen/aan het lichaam van die [slachtoffer] ;

2.

in de periode van 11 juni 2022 tot en met 15 juni 2022 in Nederland en Duitsland het lijk van [slachtoffer] heeft verbrand en weggemaakt, met het oogmerk om het feit en de oorzaak van het overlijden te verhelen.

De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:

feit 1: doodslag;

feit 2: een lijk verbranden en wegmaken met het oogmerk om het feit en de oorzaak van het overlijden te verhelen.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

(.... red. LSA LM)

7De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

7.1

De vorderingen van de benadeelde partijen

De benadeelde partij [benadeelde 1] vordert een schadevergoeding van € 206.155,50 ter zake van de dood van zijn moeder, bestaande uit:

  1. materiële schade (shockschade) € 50.000,00

  2. gederfd levensonderhoud in natura € 76.538,00 (primair)

€ 40.580,00 (subsidiair)

immateriële schade (shockschade) € 25.000,00

immateriële schade (aantasting in persoon) € 32.500,00

immateriële schade (affectieschade) € 20.000,00

kosten Laumen Expertise € 2.117,50 (primair)

€ 1.058,75 (subsidiair)

De benadeelde partij [benadeelde 2] vordert een schadevergoeding van € 217.451,50 ter zake van de dood van zijn moeder, bestaande uit:

  1. materiële schade (shockschade) € 50.000,00

  2. gederfd levensonderhoud in natura € 87.834,00 (primair)

€ 46.569,00 (subsidiair)

immateriële schade (shockschade) € 25.000,00

immateriële schade (aantasting in persoon) € 32.500,00

immateriële schade (affectieschade) € 20.000,00

kosten Laumen Expertise € 2.117,50 (primair)

€ 1.058,75 (subsidiair)

Mr. Pernot heeft aangegeven dat schadeposten bij een eventueel hoger beroep niet kunnen worden verhoogd. Om in te spelen op eventueel nog opkomende schade zijn de posten

bij beide vorderingen hierboven onder a) en c) zonder nadere onderbouwing opgevoerd. Ter veiligstelling van vergoeding daarvan wordt verzocht deze posten niet-ontvankelijk te verklaren.

De benadeelde partij [benadeelde 4] vordert een schadevergoeding van € 17.500,00 ter zake van de dood van haar dochter, bestaande uit immateriële schade (affectieschade).

De benadeelde partij [benadeelde 3] vordert een schadevergoeding van € 17.500,00 ter zake van de dood van zijn dochter, bestaande uit immateriële schade (affectieschade).

Alle benadeelde partijen vorderen schadevergoeding onder vermeerdering van de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.

7.2

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Indien de vorderingen geheel of gedeeltelijk worden toegewezen, vordert de officier van justitie vermeerdering van de schade met de wettelijke rente en toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.

7.3

Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partijen in de vorderingen niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard, gelet op de bepleite integrale vrijspraak voor feit 1.

7.4

Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank overweegt dat uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat aan de benadeelde partijen [benadeelde 1] , [benadeelde 2] , [benadeelde 4] en [benadeelde 3] door de hiervoor onder 3.5 bewezenverklaarde feiten rechtstreekse schade is toegebracht.

Vorderingen benadeelde partijen [benadeelde 1] en [benadeelde 2]

a. a) en c) Shockschade

Namens [benadeelde 1] en namens [benadeelde 2] is een bedrag van € 75.000,- gevorderd ter vergoeding van geleden shockschade. De rechtbank stelt vast, zoals reeds namens de benadeelde partij kenbaar is gemaakt, dat dit bedrag niet nader is onderbouwd. De rechtbank verklaart dit gedeelte van de vordering derhalve niet-ontvankelijk.

b) Gederfd levensonderhoud in natura & f) kosten Laumen

De vordering tot vergoeding van gederfd levensonderhoud is namens de verdachte niet betwist. De rechtbank dient echter ambtshalve te toetsen of deze vordering voor toewijzing vatbaar is. De rechtbank kan op basis van de door de benadeelde partij overgelegde onderbouwing niet vaststellen of er materiële schade is en zal worden geleden. Hiervoor zou de rechtbank het daadwerkelijke levensonderhoud van de kinderen in de situatie met en de situatie zonder de dood van hun moeder moeten vergelijken. Uit de toelichting en onderbouwing blijkt niet dat zij bij die vergelijking materiële schade in de vorm van schade in natura (zullen) lijden. Ook de daarbij gevoegde jurisprudentie ziet niet op vergelijkbare gevallen. Nader onderzoek zou het strafgeding onevenredig belasten, dus ook dit gedeelte van de vorderingen is niet-ontvankelijk. Voor de berekening van de kosten van het gederfd levensonderhoud (post onder b) is een rekenkundig bureau ingeschakeld. Op die kosten ziet de post onder f). Vanwege de nauwe samenhang met de post onder b) zal de rechtbank de vorderingen ook ten aanzien van deze post niet-ontvankelijk verklaren.

d) Immateriële schade – aantasting in persoon

De benadeelde heeft in het geval van aantasting in persoon op andere wijze op grond van artikel 6:106, lid l, aanhef en onder b van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) recht op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding. Hiervan is in ieder geval sprake indien de benadeelde partij geestelijk letsel heeft opgelopen. Daarnaast kunnen de aard en de ernst van de normschending en van de gevolgen daarvan voor de benadeelde, meebrengen dat van de in art. 6:106 lid 1 onder b BW bedoelde aantasting in zijn persoon op andere wijze sprake is. De aard en de ernst van de normschending kunnen meebrengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen.

De rechtbank overweegt hiertoe in het bijzonder als volgt. De benadeelde partijen hebben door toedoen van hun vader hun moeder verloren. Het handelen van de verdachte heeft onomkeerbare gevolgen voor de kinderen. Nu aan de verdachte een langdurige gevangenisstraf wordt opgelegd, zijn de kinderen niet alleen hun moeder maar ook hun vader kwijtgeraakt. De kinderen zijn sinds de aanhouding van de verdachte meermalen verhuisd en van school gewisseld. Tevens zijn zij door de verdachte in onwetendheid gelaten over het lot van hun moeder en hebben zij geen afscheid van haar kunnen nemen. Gelet op het bovenstaande is de rechtbank in onderhavige zaak van oordeel dat de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelden zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen.

De hoogte van de immateriële schade is niet betwist door de verdediging. Gelet op dit alles acht de rechtbank het gevorderde bedrag van € 32.500,00 per kind toewijsbaar.

e) Affectieschade

Affectieschade is immateriële schade die iemand lijdt door het verdriet dat ontstaat door, voor zover hier relevant, het overlijden van een naaste. Affectieschade vindt zijn grondslag in artikel 6:108 lid 3 BW. In artikel 6:108 lid 4 BW staat een opsomming van de personen die in aanmerking komen voor vergoeding van affectieschade bij overlijden, waarbij een door de wetgever vastgesteld forfaitair bedrag kan worden toegekend. Hierbij worden onder andere ouders, kinderen en partners van de overledene genoemd. Zij zijn secundair slachtoffer van degene die verantwoordelijk is voor de dood van hun naaste.

De kinderen van [slachtoffer] hebben op grond hiervan recht op € 20.000,-, het door de wetgever vastgestelde bedrag in het Besluit vergoeding affectieschade. De rechtbank wijst dit deel van de vorderingen van zowel [benadeelde 1] als [benadeelde 2] dan ook toe.

Vorderingen benadeelde partijen [benadeelde 4] en [benadeelde 3]

De ouders van [slachtoffer] hebben recht op € 17.500,-, het door de wetgever vastgestelde bedrag in het Besluit vergoeding affectieschade. Beide vorderingen zijn door de verdediging inhoudelijk niet weersproken. Nu de vorderingen de rechtbank ook niet onredelijk of ongegrond voorkomen, wijst de rechtbank de vorderingen van zowel [benadeelde 4] als [benadeelde 3] dan ook toe.

Conclusie

De verdachte dient de navolgende bedragen te betalen:

- aan [benadeelde 1] : € 52.500,00

- aan [benadeelde 2] : € 52.500,00

- aan [benadeelde 4] : € 17.500,00

- aan [benadeelde 3] : € 17.500,00

Burgerlijke rechter

De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partijen de schadeposten waarin zij niet-ontvankelijk zijn verklaard slechts bij de burgerlijke rechter kunnen aanbrengen.

Wettelijke rente

De benadeelde partijen hebben gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag telkens vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 15 juni 2022.

Proceskosten

Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partijen hebben gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moeten maken.

Schadevergoedingsmaatregel

De rechtbank zal, om te bevorderen dat de schade wordt vergoed, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht en gijzeling opleggen. ECLI:NL:RBLIM:2024:9381