Overslaan en naar de inhoud gaan

RBZWB 050224 KG; suïcide echtgenoot; inzage logging gegevens, incl. broncodes, uit patiëntendossier afgewezen

RBZWB 050224 KG; suïcide echtgenoot; inzage logging gegevens, incl. broncodes, uit patiëntendossier afgewezen

2De feiten

2.1.

[gedaagde] is een zorginstelling en voert een praktijk uit van psychotherapeuten, psychologen en pedagogen. Haar doelstelling is het verlenen van hulp bij psychische klachten en persoonlijkheidsproblematiek en het verrichten en bevorderen van wetenschappelijk onderzoek.

2.2.

[eiser] was gehuwd met [echtgenoot] (hierna: [echtgenoot] ). [eiser] en [echtgenoot] waren woonachtig in Polen. [echtgenoot] was wegens depressieve klachten in behandeling bij [gedaagde] . De Poolse huisarts van [echtgenoot] verwijst [echtgenoot] door naar Nederlandse specialistische hulp. Het schriftelijk verwijzingsformulier van 5 december 2019 van [gedaagde] vermeldt:

‘(…)

Het gaat om een Engelssprekende patiënt, [echtgenoot] is een Nederlander en hij heeft al tientallen jaren persoonlijkheidsproblemen. Hij is nooit psychiatrisch behandeld. [echtgenoot] woont al 14 jaar in Polen. Hij slikt geen medicijnen en heeft geen psychotherapie. In Nederland heeft hij weinig gedaan aan zijn problemen. Vanwege het taalprobleem heeft hij in Polen geen adequate therapie gehad. Momenteel gaat het steeds slechter met de gezondheidssituatie van de patiënt, en heeft hij een psychiatrische diagnose nodig met mogelijke medicatie. Dringende medische behandeling wordt aanbevolen in het land van herkomst, in Nederland. Vanwege het falen om therapie te ondergaan in Polen.

(…)’

2.3.

Na een intakeprocedure en het vervolg(voor)traject dat bestond uit een oriëntatie dag en zes bijeenkomsten in Nederland, is [echtgenoot] op een wachtlijst geplaatst voor het hoofdtraject. Ondertussen zijn er op maandelijkse basis telefonische contacten tussen [echtgenoot] en [gedaagde] .

2.4.

Op [datum] 2021 overlijdt [echtgenoot] als gevolg van suïcide.

2.5.

[gedaagde] meldt de suïcide als mogelijke calamiteit aan de Inspectie Gezondheid en Jeugd (IGJ). Ook geeft het bestuur van [gedaagde] opdracht tot een interne onderzoek naar de toedracht van de zelfdoding. Het interne onderzoek van [gedaagde] resulteert in een rapport van de onderzoekscommissie van 22 september 2021. Dit rapport vermeldt:

‘(…)

Daarom is de commissie tot het oordeel gekomen dat er twee ‘basisoorzaken’ zijn die geleid hebben tot een tekortkoming in de zorg en deze tot onderwerp van nadere analyse gemaakt:

  • -

    De commissie meent dat de client onvoldoende is herkend als client met specifieke risico’s. Het risico op terugkeer van suïcidale gedachten en daarbovenop het feit dat client in Polen woonde en daar na het voortraject weer naar terugkeerde, ver weg van het behandelteam en in een land waarvan het behandelteam het zorgsysteem niet kende. Deze risico’s hadden (meer) specifiek aandacht (…) van het team – met cliënt – verdiend.

  • -

    Er is gestart door behandelaren en client met het maken van een crisissignaleringsplan (zoals dat bij alle cliënten gebeurt) maar dit proces is gestagneerd en heeft niet geleid tot een plan dat houvast had kunnen bieden in een situatie zoals in maart 2021 optrad.

(…)

Overigens is de relatie tussen deze tekortkomingen (vermijdbare risico’s) en het overlijden van de client voor de commissie niet inzichtelijk geworden. Had het niet optreden van deze tekortkomingen geleid tot een eerste versie van crisissignaleringsplan? En had een dergelijk plan een suïcide kunnen voorkomen? Deze onduidelijkheid is blijven bestaan na het calamiteitenonderzoek.

(…)’

2.6.

Bij brief van 9 december 2021 stelt [eiser] [gedaagde] aansprakelijk voor de vergoeding van de volgende schadeposten:

  • -

    affectieschade;

  • -

    gederfd levensonderhoud;

  • -

    kosten lijkbezorging; en

  • -

    buitengerechtelijke kosten.

3Het geschil

3.1.

[eiser] vordert na wijziging van de eis – samengevat – dat de voorzieningenrechter bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis [gedaagde] veroordeelt om inzage te verlenen in, dan wel om aan [eiser] af te geven:

  • -

    i) de volledige basale logging gegevens inclusief broncodes over de periode van 1 november 2020 tot en met 8 maart 2021;

  • -

    ii) de volledige basale logging gegevens zoals door Nedap aan [gedaagde] op 6 april 2023 verzonden;

  • -

    iii) een opgave van de applicaties die gebruikt zijn om stukken en/of overige informatie aan het medisch dossier van [echtgenoot] toe te voegen, te verwijderen of te wijzigen; en

  • -

    iv) alle stukken en/of overige informatie die via andere applicaties aan het medische dossier van [echtgenoot] zijn toegevoegd, verwijderd en/of gewijzigd;

alles op straffe van een te verbeuren dwangsom en met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van het geding.

3.2.

[eiser] legt aan de vordering de bepalingen van artikel 7:458a sub b en sub c BW ten grondslag. Op grond van deze bepalingen heeft [eiser] recht op de gevorderde gegevens uit het dossier van haar overleden echtgenoot. Immers, de aan [eiser] toegezonden interne rapportage dient te worden beschouwd als een mededeling van een incident als bedoeld in artikel 10 van de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg op grond waarvan [eiser] derhalve recht heeft op de gevorderde gegevens. Ook heeft [eiser] een zwaarwegend belang bij kennisneming van de gevorderde gegevens. Het onderzoeksbelang van [eiser] naar de toedracht van de suïcide wordt geschaad als haar deze gegevens worden onthouden. [eiser] meent dat er fouten zijn gemaakt bij de zorgverlening aan haar echtgenoot. Volgens [eiser] heeft [gedaagde] een medische fout gemaakt en [eiser] heeft belang bij kennisneming van de werkelijk toedracht derhalve bij de ‘inzage in hetgeen er werkelijk is gebeurd’. [gedaagde] heeft tot op heden nog niet alle relevante gegevens aan [eiser] verstrekt.

3.3.

[gedaagde] voert verweer. [gedaagde] voert aan dat de eiswijzing niet behoort te worden toegelaten. De eiswijziging brengt een onredelijke bemoeilijking van de verdediging met zich: toelating van de wijziging is dan ook in strijd met de goede procesorde. Immers, [eiser] vordert hierbij inzage van andere gegevens dan bij de inleidende dagvaarding en voorts is de eiswijzing niet eerder dan op 19 januari 2024 in de namiddag aan [gedaagde] ter kennis gebracht. [gedaagde] is derhalve niet in de gelegenheid gesteld om met de leverancier van het elektronische patiëntendossier over de gewijzigde eis te overleggen hetgeen ter voorbereiding van het kort geding noodzakelijk was. Ook bestrijdt [gedaagde] het gestelde spoedeisende belang [eiser] . [gedaagde] heefteen deskundigenonderzoek verzocht. Dat zal verder afgewacht moeten worden. Verder bewijs naar de toedracht van de zelfdoding zal ook door middel van getuigen kunnen worden bijeengebracht. De gevorderde gegevens zullen niet bijdragen aan de opheldering van deze toedracht. Ook op grond van artikel 843a Rv komt [eiser] geen vorderingsrecht toe. Verder voert [gedaagde] aan dat het gehele medische dossier van [echtgenoot] aan [eiser] is verstrekt alsmede alle voorhanden zijnde basale loggings. Kortom [eiser] beschikt inmiddels over dezelfde informatie als waarover [gedaagde] beschikt waaronder alle medische stukken die via een applicatie aan het patiëntendossier zijn toegevoegd. Alle suggesties van [eiser] dat [gedaagde] met het patiëntendossier van [echtgenoot] heeft gefraudeerd, bestrijdt [gedaagde] . [gedaagde] houdt geen gegevens achter, [gedaagde] heeft geen gegevens verwijderd en in het patiëntendossier bevinden zich ook geen gegevens die daarin niet thuishoren. [gedaagde] heeft zelfs meer gegevens aan [eiser] verstrekt dan waartoe [gedaagde] is gehouden. [eiser] heeft immers alleen recht op gegevens die verband houden met de zelfdoding en die tot het patiëntendossier behoren. Het recht op gegevens is beperkt tot het doel van de inzage. Logging gegevens als zodanig maken geen onderdeel uit van het patiëntendossier. Hierop heeft [eiser] dan ook geen recht. Verder zijn gegevens betrekkelijk tot wie en op welke datum en wie informatie heeft ingezien of heeft opgevraagd niet beschikbaar Vanwege een (technische) storing bij Nedap – de leverancier van het elektronische patiëntendossier – zijn de audit loggings (de volledige logging gegevens) van alle patiënten over de periode van 1 februari 2019 tot en met 15 juni 2021 verloren gegaan. Dit beperkt zich dus niet alleen tot de gegevens van [echtgenoot] . Alle gegevens die [gedaagde] wel heeft, heeft zij aan [eiser] beschikbaar gesteld, inclusief. alle gegevens die via applicaties aan het dossier van [echtgenoot] zijn toegevoegd. Voor wat betreft de broncodes voert [gedaagde] aan dat zij niet gehouden is die te verstrekken. Zij is ook niet in staat om die codes aan [eiser] te verstrekken. De broncodes behoren Nedap toe en niet [gedaagde] .

3.4.

Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4De beoordeling

4.1.

Het gaat hier om een in kort geding gevorderde voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter moet daarom beoordelen of [eiser] ten tijde van dit vonnis bij die voorziening een spoedeisend belang heeft bij beoordeling van de vordering. Daarnaast geldt dat de voorzieningenrechter in dit kort geding moet beoordelen of de vordering in de bodemprocedure een zodanige kans van slagen heeft, dat vooruitlopend daarop toewijzing van de voorlopige voorziening gerechtvaardigd is. Als uitgangspunt geldt bovendien dat in deze procedure geen plaats is voor verdere bewijslevering of een onderzoek door een deskundige. De stellingen van partijen zullen op grond van de voorhanden zijnde onderbouwing van deze stellingen en het overgelegde bewijsmateriaal worden beoordeeld.

eiswijziging

4.2.

De voorzieningenrechter moet eerst beoordelen of de eiswijziging kan worden toegelaten. De voorzieningenrechter stelt vast dat de eiswijziging in overeenstemming met het toepasselijke procesreglement ter kennis is gebracht aan de advocaat van [gedaagde] en dat [gedaagde] ook daadwerkelijk in staat is geweest om zich tegen deze gewijzigde eis te verdedigen. Van een schending van ‘hoor en wederhoor’ of ‘de goede procesorde’ is naar het oordeel van de voorzieningenrechter geen sprake. De voorzieningenrechter zal dan ook recht doen op de gewijzigde eis.

spoedeisend belang

4.3.

De voorzieningenrechter is van oordeel dat de aard van de vordering een spoedeisend belang bij beoordeling van de vordering meebrengt.

wettelijke grondslag van de vordering

4.4.

De vordering grondt [eiser] uitsluitend op het voorschrift van artikel 7:458a, aanhef, sub b en sub c BW. Hieruit volgt dat de hulpverlener inzage in of een afschrift van gegevens uit het dossier van een overleden patiënt verstrekt aan:

  • -

    een nabestaande indien die nabestaande een mededeling over een incident op grond van 10 lid 3 van de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg heeft gekregen (de b-grond); of

  • -

    een ieder die een zwaarwegend belang heeft en aannemelijk maakt dat dit belang mogelijk wordt geschaad en dat inzage in of afschrift van gegevens uit het dossier noodzakelijk is voor de behartiging van dit belang (de c-grond).

Het derde lid van artikel 7:458a BW beperkt het recht op verstrekking van gegevens uit het patiëntendossier. Uitsluitend gegevens worden verstrekt voor zover deze betrekking hebben op de grond waarvoor inzage wordt verleend. Verder dient er vanuit te worden gegaan dat aan [eiser] een incident in bovenvermelde zin is meegedeeld na toezending aan haar van het rapport van de onderzoekscommissie. Voor wat betreft de sub c grond is vereist datdegene die stelt dat hij een zwaarwegend belang heeft met voldoende concrete aanwijzingen aannemelijk dient te maken dat dit belang mogelijk wordt geschaad en dat inzage noodzakelijk is voor de behartiging van dit belang.

4.5.

In de inleidende dagvaarding vermeldt [eiser] niet welk zwaarwegend belang zij heeft bij de gevorderde gegevens. Er wordt gesteld dat zij een zwaarwegend belang heeft maar er wordt niet gesteld welk zwaarwegend belang dat is. Tijdens de mondelinge behandeling voert [eiser] hierover aan (vergelijk sub 3 van de spreekaantekeningen) ‘dat de feitelijke omstandigheden omtrent het overlijden van haar echtgenoot maar ook de conclusies van het intern rapport geven [eiser] redenen om de aan haar echtgenoot verleende zorg nader te onderzoeken. Nu er sprake is van suïcide en derhalve een fatale afloop waarbij er vlak voor de calamiteit nog contacten met [echtgenoot] zijn geweest met een vermoeden dat er sprake is van een medische fout, heeft cliënte een zwaarwegend belang bij kennisname van het onderliggende dossier. (…) Door geen inzage in het dossier, en met name in de verslaglegging en de logging gegevens rondom de contactmomenten en het overlijden wordt dat zwaarwegende (onderzoeks-)belang mogelijk geschaad. Sterker nog, inzage /afschrift van die gegevens is juist noodzakelijk om de werkelijke gang van zaken nader te kunnen bekijken.’

4.6.

[gedaagde] betoogt dat zij alle gegevens over de zelfdoding van [echtgenoot] aan [eiser] heeft verstrekt. Andere gegevens zijn niet voorhanden en kunnen dan ook niet aan [eiser] worden verstrekt. [gedaagde] stelt dat zij zelfs gegevens – zoals de basale loggings – die niet tot het patiëntendossier behoren en waarop [eiser] dan ook geen recht heeft aan [eiser] heeft verstrekt. Dat heeft [gedaagde] gedaan om een kort geding te voorkomen. [eiser] heeft meer informatie gekregen dan waarop zij gelet op de door haar aangevoerde wettelijke grondslag aanspraak kan maken. Meer of andere gegevens heeft [gedaagde] niet voorhanden.

4.7.

De voorzieningenrechter is voorshands van oordeel dat [eiser] recht heeft om kennis te nemen van gegevens uit het patiëntendossier van haar overleden echtgenoot die betrekking hebben op de suïcide van haar echtgenoot. Uit het rapport van de onderzoekscommissie blijkt van een incident als bedoeld in artikel 10 lid 3 van de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg dat voorts aan haar ter kennis is gebracht. Dat [eiser] hiernaar verder onderzoek wenst te verrichten is naar het voorlopige oordeel van de voorzieningenrechter een rechtens te respecteren belang. Nu [eiser] op de sub b grond aanspraak kan maken op verstrekking van de gegevens uit het patiëntendossier betrekkelijk tot de toedracht van de zelfdoding van [echtgenoot] r behoeft de voorzieningenrechter niet te onderzoeken of de c-grond toepasselijk is. De c-grond kent immers – voor zover van belang – aan [eiser] niet meer of andere rechten toe.

tussenconclusie

4.8.

Gelet op het verweer van [gedaagde] dient [eiser] derhalve te onderbouwen dat [gedaagde] (nog) niet alle gegevens over de suïcide uit het patiëntendossier van [echtgenoot] aan [eiser] heeft verstrekt, terwijl deze gegevens kunnen bijdragen aan de voltooiing van het onderzoek naar de toedracht van de zelfdoding van [echtgenoot] .

behandeling van de verscheidene onderdelen van de vordering

4.9.

[eiser] vordert onder de onderdelen a en b van het petitum (volledige) basale loggings en broncodes. De voorzieningenrechter is voorshands van oordeel dat basale loggings geen onderdeel uitmaken van het patiëntendossier. Op de verstrekking hiervan heeft [eiser] op grond van het voorschrift van artikel 7:458a BW dan ook geen recht. Dat loggings aan [eiser] zijn verstrekt, kan hieraan niet afdoen. Broncodes maken evenmin onderdeel uit van het patiëntendossier van [echtgenoot] . Ook hierop kan [eiser] dan ook geen recht doen gelden, nog daargelaten dat ook [gedaagde] geen recht heeft op deze broncodes en hierover evenmin de beschikking heeft. De broncodes behoren uitsluitend Nedap toe.

4.10.

Onderdeel c van de vordering behoort evenmin tot het patiëntendossier. De vordering ziet op applicaties die (zouden) zijn gebruikt om informatie aan het medische dossier van [echtgenoot] toe te voegen. Deze opgave van applicaties behoeft [gedaagde] dan ook niet aan [eiser] te verstrekken.

4.11.

De voorzieningenrechter zal geen fishing expedition van [eiser] toestaan. Onderdeel d van de vordering behelst naar het voorlopige oordeel van de voorzieningenrechter ‘fishing’. Naar het voorlopige oordeel van de voorzieningenrechter beoogt [eiser] informatie van [gedaagde] te verkrijgen waarvan hoogst onzeker is of deze informatie wel voorhanden is. [gedaagde] betoogt immers dat zij reeds alle gegevens over de zelfdoding van [echtgenoot] heeft verstrekt en dat andere gegevens hierover niet voorhanden zijn. Het is bij deze stand van zaken van de debat aan [eiser] om inzicht te verstrekken welke gegevens uit het patiëntendossier nog niet aan haar zijn verstrekt en die kunnen bijdragen aan de voltooiing van het onderzoek naar toedracht van de zelfdoding van [echtgenoot] [eiser] . [eiser] heeft echter nagelaten om dit inzicht te geven, zodat ook dit onderdeel van de vordering hierna zal worden afgegeven.

4.12.

Op grond van het voorgaande zal de voorzieningenrechter de gehele vordering afwijzen.ECLI:NL:RBZWB:2024:471