Hof Den Haag 300806 arts in beginsel gehouden tot geheimhouding; slechts zeer bijzondere omstandigheden maken dit anders
- Meer over dit onderwerp:
Hof Den Haag 30-08-06 arts in beginsel gehouden tot geheimhouding; slechts zeer bijzondere omstandigheden maken dit anders
3. (...) De kern van het tussen partijen bestaande geschil is of appellante - als behandelend arts van [x] - in het geschil tussen geïntimeerden als getuige een beroep kan doen op haar verschoningsrecht inzake feiten en omstandigheden die haar bekend zijn als arts van [x], hierna te noemen: erflater. (...)
8. Het hof overweegt als volgt. De geheimhoudingsplicht van de arts berust op de wet. Behoudens afwijkende wettelijke verplichting mag de arts aan anderen dan de patiënt geen mededelingen doen over datgene wat de arts in zijn hoedanigheid van arts van de patiënt weet. De geheimhoudingsplicht dient niet alleen de privacy van de patiënt zelf, doch tevens het algemeen belang van de vrije toegang tot de gezondheidszorg welke vereist dat een ieder die zich onder behandeling stelt van een arts, erop moet kunnen vertrouwen dat hetgeen deze behandelaar over zijn patiënt te weten komt door eigen onderzoek of door mededelingen gedaan door de patiënt zelf of door een ander ten behoeve van de patiënt, geheim blijft. Uit artikel 160 Sv volgt, dat als de arts in zijn hoedanigheid van arts wetenschap heeft gekregen van ernstige strafbare feiten, die door zijn patiënt zijn verricht, op hem geen verplichting rust om aangifte te doen. Uit art 272 Sr volgt dat hij die enig geheim waarvan hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat hij uit hoofde van ambt, beroep of wettelijk voorschrift verplicht is het te bewaren, opzettelijk schendt, wordt gestraft met een gevangenisstraf van ten hoogste een jaar of een geldboete van de vierde categorie.
9. Uit de gewisselde stukken van partijen volgt dat appellante de behandelend arts was van erflater. Naar het oordeel van het hof is appellante in beginsel gehouden tot geheimhouding van al hetgeen zij in haar hoedanigheid van arts weet van erflater. Slechts onder zeer bijzondere omstandigheden kunnen de belangen van anderen en van de samenleving nopen tot doorbreking van het beroepsgeheim.
10. Uit de inleidende dagvaarding van geïntimeerden sub 1 en 2 volgt, dat erflater vlak voor zijn dood, aan twee van zijn kinderen een onroerende zaak heeft verkocht voor een te lage prijs. Deze koop heeft in de visie van geïntimeerden sub 1 en 2 plaatsgevonden onder invloed van een geestelijke stoornis van erflater. Om te kunnen aan tonen dat erflater onder invloed was van een geestelijke stoornis achten zij het in het kader van de waarheidsvinding van belang dat appellante haar geheimhoudingsverplichting doorbreekt.
11. Het hof is van oordeel dat in het onderhavige geval het verschoningsrecht van appellante - mede bezien het algemeen belang zoals in rechtsoverweging 8 overwogen - dient te prevaleren boven het belang van geïntimeerden sub 1 en 2 om in het kader van de waarheidsvinding te kunnen aantonen dat erflater op 5 februari 1999 onder invloed van een geestelijke stoornis een onroerende zaak aan twee van zijn kinderen heeft overgedragen. (...) LJN AZ1119