Rb Noord-Nederland 270917 beoordeling wilsbekwaamheid ivm testament; beperkte doorbreking medisch beroepsgeheim ivm deskundigenbericht
- Meer over dit onderwerp:
Rb Noord-Nederland 270917beoordeling wilsbekwaamheid ivm testament; beperkte doorbreking medisch beroepsgeheim ivm deskundigenbericht
2 De feiten
2.1.
[eisers] zijn broers. Zij hebben nog een broer, [naam broer] , en een zus, [naam zus] .
2.2.
De vader van [eisers] (hierna: [vader eisers] ) is overleden op [datum overlijden] .
2.3.
De moeder van [eisers] , [naam moeder] , (hierna: [moeder eisers] ) heeft bij testament van 25 januari 2013 over haar nalatenschap beschikt en [naam broer] tot enig erfgenaam benoemd. Op 16 augustus 2013 heeft zij (mede) als executeur van de nalatenschap van [vader eisers] bij notariële akte opgave gedaan van de nalatenschap van [vader eisers] en keuzelegaten aan zichzelf afgegeven.
2.4.
De huisarts van [moeder eisers] was [naam huisarts] te [plaats] .
2.5.
Bij brief van 21 oktober 2013 heeft drs. [A] (hierna: drs. [A] ), destijds als GZ-psycholoog verbonden aan Zorggroep Pasana, De Sionsberg te Dokkum, onder meer geschreven:
"Bij [naam moeder] (vrz: [moeder eisers] ) worden in dit onderzoek ernstige en uitgebreide cognitieve functiestoornissen aangetroffen. (…) Ze vertoont het beeld van een reeds gevorderde dementie."
Voorts staat in de brief vermeld dat [moeder eisers] het medicijn Exelon gebruikte.
2.6.
Op (nadere) vragen van [eisers] heeft drs. [A] bij brief van 18 september 2014 onder meer geantwoord dat bij [moeder eisers] sprake was van een zich geleidelijk ontwikkelend dementeringsproces, dat hij van mening is dat [moeder eisers] reeds in augustus 2013 niet meer in staat was om haar wil te vormen c.q. de financiële gevolgen van haar handelen te overzien en dat dit ook voor derden kenbaar moet zijn geweest.
2.7.
[moeder eisers] is overleden op [datum overlijden] .
2.8.
Bij vonnis van 16 maart 2016 (ECLI:NL:RBNNE:2016:1171) heeft deze rechtbank in een procedure tussen [eisers] enerzijds en [naam broer] en [naam zus] anderzijds (bekend onder zaak-/rolnummer C/17/141854 / HA ZA 15-153) onder meer overwogen:
"Gelet op de hiervoor onder 2.7 en 2.8 weergegeven brieven van drs. [A] in onderling verband bezien, is de rechtbank van oordeel dat [eiser 1] en [eiser 2] (vrz: [eisers] ) voldoende hun stelling hebben onderbouwd dat bij [moeder eisers] (vrz: [moeder eisers] ) sprake was van een vergaande dementie die tevens aanwezig was op het tijdstip van ondertekening van de notariële akte en die een zelfstandig optreden van [moeder eisers] verhinderde.
(…)
(...) komt daarmee vast te staan dat [moeder eisers] de ondertekening van de notariële akte van 16 augustus 2013 heeft verricht onder invloed van een geestelijke stoornis."
2.9.
[eisers] heeft deze rechtbank verzocht om een voorlopig deskundigenbericht te gelasten om de wilsbekwaamheid van [moeder eisers] te beoordelen ten tijde van het opmaken van het testament op 25 januari 2013. Bij beschikking van 27 juli 2017 (vindplaats onbekend, red LSA-LM) is het verzoek van [eisers] gehonoreerd en is prof. dr. [B] (hierna: prof. dr. [B] ) tot deskundige benoemd. Prof. dr. [B] is hoogleraar neurologie en is als neuroloog verbonden aan het Alzheimercentrum Vumc. Hij heeft ten behoeve van zijn onderzoek verzocht om het volledige medische dossier van [moeder eisers] .
2.10.
[naam huisarts] is inmiddels gepensioneerd en heeft zijn praktijk, met het medisch dossier van [moeder eisers] , overgedragen aan de Maatschap.
3 De vordering
3.1.
[eisers] vordert om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, de Maatschap te veroordelen tot afgifte van het medisch dossier van [moeder eisers] aan prof. dr. [B] , op straffe van een dwangsom van € 500,- voor iedere dag dat de Maatschap daarmee in gebreke blijft en met veroordeling van de Maatschap in de proceskosten.
3.2.
De Maatschap voert verweer.
3.3.
Op de stellingen en verweren van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4 Het geschil en de beoordeling daarvan
4.1.
De Maatschap heeft betwist dat [eisers] een spoedeisend belang heeft bij zijn vordering in kort geding. De voorzieningenrechter neemt dat spoedeisend belang echter aan omdat prof. dr. [B] heeft verklaard dat hij het volledige medische dossier van [moeder eisers] nodig heeft voor zijn onderzoek.
4.2.
Tussen partijen is in geschil of het medisch beroepsgeheim in de weg staat aan afgifte van het medisch dossier van [moeder eisers] aan prof. dr. [B] . [eisers] stelt in dit verband, verkort weergegeven, dat de belangen van [eisers] zodanig zwaarwegend zijn dat de geheimhoudingsplicht van de Maatschap dient te worden doorbroken. Volgens [eisers] bestaan er voldoende concrete aanwijzingen dat [moeder eisers] ten tijde van het opmaken van het testament niet wilsbekwaam was. [eisers] heeft in dit verband verwezen naar de bevindingen van drs. [A] (zie 2.5 en 2.6) en naar het vonnis van 16 maart 2016 (zie 2.7). Voorts heeft [eisers] de navolgende aanwijzingen opgesomd:
- in de periode voor augustus 2013 hebben zowel de thuiszorg als de huisarts meerdere keren aan [naam broer] meegedeeld dat het niet langer verantwoord was dat [moeder eisers] zelfstandig bleef wonen;
- [moeder eisers] gebruikte ten tijde van haar onderzoek in De Sionsberg (oktober 2013) reeds medicijnen die voorgeschreven worden voor de behandeling van geheugenstoornissen bij patiënten met de ziekte Alzheimer (namelijk Exelon);
- drs. [A] heeft geconstateerd dat bij [moeder eisers] sprake was van een geleidelijk ontwikkelend dementeringsproces;
- de fysiotherapeut van [moeder eisers] , de heer [naam fysiotherapeut] , heeft verklaard dat hem tijdens de behandeling van [moeder eisers] in de periode april 2013 tot september 2013 duidelijk was geworden dat [moeder eisers] dement was.
Volgens [eisers] volgt zijn zwaarwegend (financieel) belang voorts uit de wijziging van het testament en de onterving door moeder. Hij heeft hiertoe onder meer verwezen naar het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 21 oktober 2014 (ECLI:GHARL:2014:8078). Uitsluitsel over de mentale staat van [moeder eisers] ten tijde van het opmaken van het testament kan volgens [eisers] alleen worden verkregen door middel van nadere informatieverstrekking van de toenmalige huisarts van [moeder eisers] , [naam huisarts] . Er zijn geen andere behandelend artsen bekend, aldus [eisers]
4.3.
De Maatschap betwist dat de geheimhoudingsplicht in de gegeven omstandigheden dient te worden doorbroken en voert daartoe aan, samengevat weergegeven, dat het medisch beroepsgeheim een brede achtergrond kent en onder meer is neergelegd in artikel 88 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG), in artikel 7:457 Burgerlijk Wetboek (BW) en in de richtlijn "Omgaan met medische gegevens" van de Koninklijke Nederlandsche Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst (KNMG). De geheimhoudingsplicht geldt ook na het overlijden van een patiënt en dient niet alleen een individueel belang, maar ook een maatschappelijk belang, aldus de Maatschap. Uitgaande van de onterving van [eisers] blijkt niet dat de veronderstelde wil van [moeder eisers] gericht was op afgifte van haar medisch dossier aan de onterfde kinderen. De mening van de notaris die het testament heeft opgemaakt is evenmin meegenomen in de afweging van de wederpartij. Niet gebleken is dat de notaris is bevraagd. De Maatschap zal zich voor wat betreft de afgifte refereren aan het oordeel van de voorzieningenrechter, maar stelt dat niet het volledige dossier mag worden verstrekt. Ook zullen er waarborgen aan de inzage van het dossier door prof. dr. [B] dienen te worden verbonden, om de inbreuk op het medisch beroepsgeheim zo veel mogelijk te beperken.
4.4.
De voorzieningenrechter overweegt als volgt.
Op grond van artikel 7:457 BW dient de hulpverlener ervoor zorg te dragen dat aan anderen dan de patiënt geen informatie over de patiënt, dan wel inzage in of afschrift van (delen van) diens dossier wordt verstrekt zonder toestemming van de patiënt. Met dit belang van geheimhouding, dat ook geldt nadat de patiënt is overleden, mag niet lichtvaardig worden omgesprongen. Hierop kan slechts inbreuk worden gemaakt indien er voldoende concrete aanwijzingen bestaan dat door het beroep van de hulpverlener op zijn beroepsgeheim een andere zwaarwegend belang zou kunnen worden geschaad (vgl. Hoge Raad 20 april 2001, ECLI:NL:HR:2001:AB1201).
4.5.
Het gaat er dus om of [eisers] een zodanig zwaarwegend belang heeft dat het beroepsgeheim moet worden doorbroken. Naar vaste rechtspraak wordt een dergelijk zwaarwegend belang aangenomen indien sprake is van een (recente) wijziging van een testament waardoor betrokkenen zijn onterfd en er concrete aanwijzingen zijn om te vermoeden dat de erflater ten tijde van de wijziging van het testament wilsonbekwaam was. Verder wordt mede in aanmerking genomen of langs andere weg dan door kennisneming van het medisch dossier opheldering over de wilsonbekwaamheid kan worden verkregen.
4.6.
In dit geval is sprake van een (recente) wijziging van het testament van [moeder eisers] . Uit hetgeen [eisers] heeft aangevoerd (zie 4.2), blijkt dat er voldoende concrete aanwijzingen bestaan om te vermoeden dat [moeder eisers] ten tijde van het verlijden van het testament wilsonbekwaam was. De Maatschap heeft dat ook niet (gemotiveerd) tegengesproken.
4.7.
Voorts is voldoende aannemelijk dat het medisch dossier van [moeder eisers] ertoe kan bijdragen dat opheldering wordt verschaftt over de wilsbekwaamheid van [moeder eisers] in de onderhavige periode en dat deze opheldering niet op andere wijze kan worden verkregen. De notaris ten overstaan van wie het testament is verleden, kan die opheldering niet in voldoende mate verschaffen. De notaris kan immers slechts verklaren wat zij heeft waargenomen. Indien de notaris bij het verlijden van het testament geen aanwijzing voor wilsonbekwaamheid heeft waargenomen, wil dat niet zeggen dat daarvan geen sprake is geweest. De notaris is geen medisch deskundige.
4.8.
Het voorgaande leidt tot de slotsom dat in dit geval de geheimhoudingsplicht van de Maatschap moet worden doorbroken.
4.9.
Wat geheim is, moet echter wel zo veel mogelijk geheim blijven. De inbreuk op het beroepsgeheim mag daarom niet verder gaan dan het belang van [eisers] rechtvaardigt. De voorzieningenrechter betrekt hierbij de KNMG-richtlijn "Omgaan met medische gegevens", september 2016.
4.10.
Het belang van [eisers] is dat prof. dr. [B] kennis kan nemen van gegevens uit het medisch dossier van [moeder eisers] die relevant zijn voor de beoordeling van de wilsbekwaamheid ten tijde van het opmaken van het testament, rekening houdend met het feit dat volgens drs. [A] sprake is geweest van een zich geleidelijk ontwikkelend dementeringsproces. Hieruit volgt dat kennisneming:
- alleen zal worden toegestaan aan prof. dr. [B] ,
- geen betrekking heeft op gegevens die klaarblijkelijk niet relevant (kunnen) zijn voor de beoordeling van de wilsbekwaamheid,
- zal worden beperkt tot gegevens uit de periode 2011 tot en met 2013.
4.11.
Ter toelichting merkt de voorzieningenrechter nog het volgende op.
Het is prof. dr. [B] niet toegestaan een afschrift van het medisch dossier (als bijlage) bij zijn deskundigenrapport te voegen. Wel zal hij de relevante gegevens in zijn rapport mogen vermelden en bespreken. Het is aan de Maatschap om te bezien welke gegevens klaarblijkelijk niet relevant (kunnen) zijn voor de beoordeling van de wilsbekwaamheid. De voorzieningenrechter verwijst hier naar hetgeen is vermeld in de genoemde KNMG-richtlijn (p. 78-79).
4.12.
De voorzieningenrechter gaat ervan uit dat de Maatschap zich zal houden aan wat de voorzieningenrechter in zijn vonnis beslist, ook zonder de dreiging van het verbeuren van dwangsommen. Er zijn geen feiten of omstandigheden gesteld of gebleken die tot een ander oordeel nopen.
4.13.
In de omstandigheden van het geval ziet de voorzieningenrechter aanleiding om de proceskosten te compenseren. ECLI:NL:RBNNE:2017:4099