Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Den Bosch 090311 perikelen rond gezag van gewijsde; ofschoon schade door Hof op een hoger bedrag was vastgesteld was de eis niet verhoogd

Rb Den Bosch 090311 perikelen rond gezag van gewijsde; ofschoon schade door Hof op een hoger bedrag was vastgesteld was de eis niet verhoogd
2.1.  Op 17 juli 1987 is [eiseres] gewond geraakt bij een verkeersongeval waarbij ook [gedaagde sub 2] was betrokken. [gedaagde sub 2] was in loondienst van de ANWB en reed in een voertuig van de ANWB, welk voertuig was verzekerd bij London. London heeft de aansprakelijkheid erkend voor de door [eiseres] als gevolg van het ongeval geleden schade.

2.2.  Bij vonnis van deze rechtbank van 2 juni 2004 zijn de ANWB en [gedaagde sub 2] hoofdelijk veroordeeld tot betaling van schadevergoeding aan [eiseres] tot een bedrag van EUR 206.573,90 te vermeerderen met rente en kosten, waarvan een gedeelte van EUR 113.675,00 het verlies arbeidsvermogen betreft.

2.3.  ANWB en [gedaagde sub 2] zijn van dat vonnis in hoger beroep gekomen. [eiseres] heeft incidenteel geappelleerd en gevorderd de wettelijke rente over de schade ter zake verlies arbeidsvermogen toe te wijzen vanaf 18 april 1988, alsmede een hoger smartengeld toe te kennen.

2.4.  De door het hof benoemde deskundige heeft in zijn rapportage geconcludeerd dat het verlies arbeidsvermogen een bedrag van EUR 151.002,00 betreft, derhalve EUR 37.327,00 meer dan de rechtbank had toegewezen.

2.5.  [eiseres] heeft nadien haar eis in hoger beroep niet meer gewijzigd. Het hof bekrachtigde vervolgens bij eindarrest van 22 september 2009 het vonnis van de rechtbank wat betreft de toegewezen schadebedragen.

2.6.  Het hof heeft de wettelijke rente toegewezen vanaf 18 april 1988 over de gehele schade.

2.7.  Tegen het arrest van het hof is geen cassatie ingesteld, zodat het inmiddels tussen partijen kracht van gewijsde heeft.

2.8.  ANWB, [gedaagde sub 2] en London hebben op 20 april 2010 een bedrag van EUR 25.000,00 aan [eiseres] betaald. [eiseres] heeft ter gelegenheid van de comparitie van partijen haar vordering met dat bedrag van EUR 25.000,00 verminderd.

3.  Het geschil

3.1.  [eiseres] vordert ANWB, [gedaagde sub 2] en London hoofdelijk te veroordelen tot betaling van een bedrag van EUR 37.327,00 te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 18 april 1988 tot aan de dag der algehele voldoening (en verminderd met een bedrag van EUR 25.000,00).

3.2.  ANWB, [gedaagde sub 2] en London voeren verweer.

3.3.  Op hetgeen partijen over en weer hebben aangevoerd zal de rechtbank in het navolgende, waar nodig, ingaan.

3.4.  [eiseres] legt aan haar vordering ter grondslag dat het hof op basis van de deskundigenrapportage heeft vastgesteld dat [eiseres] aan schadevergoeding voor het verlies van arbeidsvermogen, naast het bedrag dat de rechtbank al had toegewezen, ook recht heeft op een bedrag van EUR 37.327,00. In het geval [eiseres] in de procedure bij het hof haar eis zou hebben vermeerderd, dan zou het hof dat bedrag (met de daarover verschuldigde rente vanaf 18 april 1988) hebben toegewezen. De materiële verschuldigdheid van dit bedrag staat hiermee vast, aldus [eiseres].
Ter gelegenheid van de comparitie van partijen heeft [eiseres] verder aangevoerd dat zij dit deel van de schade niet eerder heeft gevorderd en dat daarop niet is beslist. Aan het arrest van het hof komt daarom ten aanzien van deze vordering geen gezag van gewijsde toe. Dat komt immers alleen toe aan de beslissing op het gevorderde.

3.5.  ANWB, [gedaagde sub 2] en London verweren zich als volgt. Zij stellen dat het in strijd is met het beginsel van gezag van gewijsde dat [eiseres] opnieuw (in een nieuwe procedure) probeert om schadevergoeding te verkrijgen. Over de grondslag van de vordering (de arbeidsvermogenschade) is zeer uitvoerig geprocedeerd, wat heeft geleid tot bepaling van een schadebedrag door de rechtbank, met welk schadebedrag [eiseres] zich kon verenigen. Met de beslissing van het hof is over de hoogte van het verlies arbeidsvermogen definitief beslist. Waar zij in hoger beroep haar eis wel heeft gewijzigd wat betreft de hoogte van het smartengeld en de ingangsdatum van de wettelijke rente, heeft zij dat niet gedaan met betrekking tot het verlies arbeidsvermogen. De huidige vordering komt in strijd met de goede procesorde vanwege het vertrouwen dat [eiseres] heeft gewekt dat zij zich neerlegde bij het toegewezen schadebedrag aan verlies arbeidsvermogen.

4.  De beoordeling

4.1.  De rechtbank zal de vordering van [eiseres] afwijzen en wel op grond van het navolgende.

4.2.  In art. 236 Rv is in het eerste lid bepaald:
“Beslissingen die de rechtsbetrekking in geschil betreffen en zijn vervat in een in kracht van gewijsde gegaan vonnis, hebben in een ander geding tussen dezelfde partijen bindende kracht.”

4.3.  ANWB, [gedaagde sub 2] en London hebben expliciet beroep gedaan op de toepasselijkheid van deze bepaling.

4.4.  Gelet op de wijze van (eerdere) procesvoering bij rechtbank en hof en de rechtsbetrekking die in die procedure aan de orde was, komt de rechtbank tot het oordeel dat ANWB, [gedaagde sub 2] en London terecht een beroep doen op het gezag van gewijsde van het arrest van het hof van 22 september 2009.
De rechtbank stelt vast dat de rechtsbetrekking in geschil omvat de vaststelling van de omvang van de schade als gevolg van verlies van arbeidsvermogen. [eiseres] stelt wel dat in de eerdere procedure een bepaald bedrag aan verlies arbeidsvermogen is gevorderd en dat over een hoger bedrag niet eerder is geprocedeerd, zodat het haar thans vrijstaat over dat meerdere een nieuwe procedure te beginnen, maar de rechtbank volgt haar daarin niet.
De rechtbank heeft in de (eerdere) procedure de uitgangspunten, aan de hand waarvan dat verlies vastgesteld diende te worden, bepaald en uitgebreid onderzoek naar de omvang van dat verlies gedaan. [eiseres] heeft vervolgens haar vordering aan de uitkomsten van dat onderzoek aangepast. In hoger beroep heeft het hof opnieuw uitgebreid onderzoek gedaan naar de omvang van de arbeidsvermogenschade en kwam vervolgens uit op een hoger bedrag. Hoewel zij daartoe in de gelegenheid is geweest, heeft [eiseres] vervolgens haar eis niet vermeerderd. Zodoende is het debat over de hoogte van die schade tot een einde gekomen met het arrest van het hof. Van [eiseres] had mogen worden verlangd tijdens de procedure van het hof haar eis te vermeerderen. Beide partijen moeten immers al het nodige aanvoeren teneinde de rechter definitief op hun geschilpunt te kunnen laten beslissen. [eiseres] voert nog aan dat het hof alleen heeft beslist over het hoger beroep van de wederpartij. De rechtbank constateert evenwel dat het hof het geschil in volle omvang heeft berecht en ook heeft beslist over hetgeen [eiseres] in hoger beroep naar voren heeft gebracht.

4.5.  Geheel ten overvloede overweegt de rechtbank over de gevorderde toewijzing van de wettelijke rente met ingang van 18 april 1988 (de dag waartegen de rente is aangezegd) als volgt. Ook als de rechtbank de gevorderde hoofdsom had toegewezen, dan had zij niet zonder meer de wettelijke rente met de ingangsdatum als gevorderd toe kunnen wijzen. Indien de rechter, zoals in deze zaak in de voorgaande procedure is gedaan, de schade begroot met als peildatum een later moment dan de dag van het ongeval, wordt de vordering rentedragend door de in artikel 1286 lid 3 BW (oud) bedoelde aanmaning en mededeling, ongeacht of deze is uitgebracht vóór de datum waartegen de rechter de schade kapitaliseert, of daarna (dit betreft dus alleen de vraag of de vordering rentedragend wordt; vgl.HR 11-07-2003, NJ 2003, 603). De ingangsdatum van de wettelijke rente is evenwel afhankelijk van de wijze van begroting. De wijze van begroting bepaalt immers het moment waarop de schade opeisbaar is en is beslissend voor het antwoord op de vraag vanaf welk moment de wettelijke rente verschuldigd wordt (voor wat betreft reeds geleden schade (telkens) de vervaldag en wat betreft toekomstige schade in geval van kapitalisering de peildatum). Voor een ingangsdatum van de wettelijke rente op 18 april 1988 is naar het oordeel van de rechtbank alleen plaats indien de (totale) schade is begroot (gekapitaliseerd) op (of voor) die datum. Welke peildatum is gehanteerd is de rechtbank niet duidelijk geworden, maar vast staat wel dat deze is gelegen (ver) ná 18 april 1988. LJN BP9044