Rb Rotterdam 020218 gezamenlijk verzoek ex Art. 96 Rv. aanrijding op kruising; betreft een gelijkwaardige kruising, geen uitrit; geen uitspraak over eigen schuld
- Meer over dit onderwerp:
Rb Rotterdam 020218 gezamenlijk verzoek ex Art. 96 Rv. aanrijding op kruising; betreft een gelijkwaardige kruising, geen uitrit; geen uitspraak over eigen schuld
2 De vaststaande feiten
In deze procedure wordt uitgegaan van de volgende feiten:
2.1
Op 15 maart 2017 vond op de Wiardi Beckmansingel te Vlaardingen, ter hoogte van het daar gelegen filiaal van de Albert Heijn, een aanrijding plaats tussen de door [verzoeker B.] bestuurde Ford met kenteken [kentekennummer 1] en de door [M.] bestuurde Suzuki met kenteken [kentekennummer 2]. Als gevolg van de aanrijding tussen beide auto’s is schade ontstaan, bij de Ford aan de rechter zijkant. De schade aan de Ford is begroot op € 1.100,77. De Ford is hiervoor niet verzekerd. De Suzuki is all risk verzekerd bij Achmea, waardoor [M.] de schade aan haar auto vergoed krijgt.
3 Het verzoek
3.1
Het verzoek strekt - zakelijk weergegeven en voor zover van belang - ertoe antwoord te krijgen op de vraag wie schuldig is aan de aanrijding, [verzoeker B.] of [M.]. Daarbij gaat het erom of [verzoeker B.] al dan niet voorrang had moeten verlenen aan [M.]. Meer in het bijzonder draait het erom of de kruising waarop de aanrijding heeft plaatsgevonden een gelijkwaardige kruising betreft, zodat [verzoeker B.] voorrang had moeten verlenen aan de van rechts komende [M.], of dat dit niet het geval is, omdat [M.] kwam van de uitrit van een parkeerterrein.
3.2
Partijen verschillen hierover van mening. Op de standpunten van partijen wordt voor zover nodig bij de beoordeling nader ingegaan.
4 De beoordeling
Ingevolge artikel 15 lid 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (hierna: RVV 1990) verlenen bestuurders op kruispunten voorrang aan voor hen van rechts komende bestuurders.
Ingevolge artikel 54 RVV 1990 moeten bestuurders die een bijzondere manoeuvre uitvoeren, zoals wegrijden, achteruitrijden, uit een uitrit de weg oprijden, van een weg een inrit oprijden, keren, van de invoegstrook de doorgaande rijbaan oprijden, van de doorgaande rijbaan de uitrijstrook oprijden en van rijstrook wisselen, het overige verkeer voor laten gaan.
Gelet op deze bepalingen in onderlinge samenhang bezien is het ter bepaling van wie schuldig is aan genoemde aanrijding inderdaad van belang om vast te stellen of de betreffende kruising als een gelijkwaardige kruising is aan te merken of dat [M.] uit een uitrit kwam. Meer concreet moet worden nagegaan hoe de wegconstructie voor verkeersdeelnemers herkenbaar is (als gelijkwaardige kruising of uitrit). Zowel de bestemming van de weg waarop [M.] reed als de constructie van de uitmonding van die weg op de Wiardi Beckmansingel waarop [verzoeker B.] reed, dienen daarvoor in ogenschouw te worden genomen.
Met de weg waarop [M.] reed wordt een voor publiek toegankelijk parkeerterrein ontsloten. Langs die weg, haaks daarop, liggen links en rechts een aantal parkeervakken en aan het einde van de weg, op een geschatte afstand van 25 meter van de Wiarda Beckmansingel, maakt de weg een bocht naar rechts die toe- en uitgang biedt aan het parkeerterrein. De bestemming van de weg is dus beperkt, zij het dat die bestemming een publiek karakter heeft. Het betreft niet een uitrit met een particulier karakter zoals bij een woning, bedrijf of parkeergarage veelal het geval zal zijn. Bovendien, beoordeeld naar de uiterlijke verschijningsvorm, lijkt de weg gewoon op een zijweg die uitmondt op de Wiardi Beckmansingel. Het parallel aan de Wiardi Beckmansingel langs het parkeerterrein en Albert Heijn gelegen trottoir is onderbroken ter hoogte van de weg waaruit [M.] kwam. Aan beide zijden van het aldus onderbroken trottoir zijn paaltjes geplaatst ter bescherming van voetgangers en die tevens de overgang van trottoir naar de weg markeren. Dat gebeurt ook doordat de trottoirtegels verschillen van de bestrating van de weg en de Wiardi Beckmansingel, die ieder geplaveid zijn met dezelfde soort en kleur straatstenen. Ter hoogte van de kruising zijn geen constructies en/of borden aangebracht die de weg herkenbaar maken als een in- of uitrit.
Daar waar gezien het bestemmingscriterium nog getwijfeld kan worden of de weg als een uitrit dient te worden aangemerkt, kan dat naar het oordeel van de kantonrechter op basis van het constructiecriterium niet, want de wijze waarop het kruispunt is ingericht oogt veel meer als een zijweg dan als een uitrit en dus als een gelijkwaardige kruising. Zo ziet de gemeente Vlaardingen dat kennelijk ook, getuige de als bijlage 2 bij het verzoekschrift overgelegde e-mail van een medewerkster van de afdeling stedelijk beheer. De omstandigheid dat op de Wiardi Beckmansingel inmiddels borden zijn geplaatst waarop gewaarschuwd wordt dat van rechts komend verkeer voorrang heeft, bevestigen het voorgaande.
Kortom, de kruising waarop de aanrijding tussen [verzoeker B.] en [M.] heeft plaatsgevonden, wordt aangemerkt als een gelijkwaardige kruising waarop [verzoeker B.] voorrang had moeten verlenen aan de voor hem van rechts komende [M.]. Dat heeft hij over het hoofd gezien waardoor de aanrijding heeft kunnen plaatsvinden. Dit betekent dat hij zijn eigen schade moet dragen.
Omdat het verzoek er louter toe strekt een oordeel te geven over de kruising acht de kantonrechter het niet aangewezen om ook te oordelen over de eventuele aanwezigheid van eigen schuld van [M.], doordat zij - aldus [verzoeker B.] - de kruising is opgereden ondanks verblind te zijn geweest door de zon waardoor zij de auto van [verzoeker B.] niet heeft gezien. Over eventuele onoplettendheid of onvoorzichtigheid bij [M.] wordt dus geen uitspraak gedaan. In dit verband wordt erop gewezen dat [M.] geen partij is bij dit verzoek en ook niet ter zitting aanwezig was, zodat voor Achmea op dit punt onvoldoende gelegenheid voor onderzoek of verweer is geweest. ECLI:NL:RBROT:2018:698