RBGEL 011119 verzoek tov ASR is gebaseerd op 7:954 lid 6 BW en niet op art 7:658 BW; toch ontvankelijk bij kantonrechter
- Meer over dit onderwerp:
RBGEL 011119 wg-er niet aansprakelijk voor letsel wn-ster wanneer collega een schuifdeur opent terwijl de wn-ster met haar hand tussen deur en muur zit.
- verzoek tov ASR is gebaseerd op 7:954 lid 6 BW en niet op artikel 7:658 BW; toch ontvankelijk bij kantonrechter
- verzocht 23,5 x € 210,00 + BTW, toegewezen obv 20,5 uur; totaal € 5.209,05
4.2.
Naar het oordeel van de kantonrechter heeft [VERZOEKSTER] voldoende gesteld en onderbouwd om aan te nemen dat de verzochte beslissing kan bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst. Verweerders hebben dat ook niet weersproken. Derhalve is de kantonrechter van oordeel dat onderhavige zaak behandeld kan worden in een deelgeschillenprocedure. De kantonrechter is voorts bevoegd te beslissen op het tegen Erren en Multimax gerichte verzoek omdat dit is gegrond op artikel 7:658 BW.
4.3.
Het tegen ASR gerichte verzoek is echter gebaseerd op artikel 7:954 lid 6 BW en niet op artikel 7:658 BW danwel een andere grondslag waarover de kantonrechter bevoegd is te beslissen. Derhalve is in beginsel een andere kamer dan de kamer van kantonzaken
bevoegd het verzoek tegen ASR te behandelen en te beslissen.
Indien de zaak tegen ASR ten principale aanhangig zou worden gemaakt, zou deze vermoedelijk tezarnen met de ten principale aanhangig te maken zaak tegen Erren en Multimax, vanwege verknochtheid op de voet van artikel 220 Rv door de kantonrechter zijn behandeld en beslist. Daarom bestaat aanleiding uit hoofde van artikel 1019x Rv ook bevoegdheid van de kantonrechter aan te nemen ter zake van het tegen ASR gerichte verzoek. Hierbij is betrokken dat geen van partijen opmerkingen over de bevoegdheid van de
kantonrechter heeft gemaakt.
4.4.
Bij de inhoudelijke beoordeling van de zaak stelt de kantonrechter het volgende voorop. Het bepaalde in artikel 7:658 BW brengt mee dat het aan de werknemer, die zijn werkgever aansprakelijk houdt voor een schending van de in het eerste lid bedoelde zorgverplichting, is orn te stellen en — bij betwisting — te bewijzen dat zijn letsel in de uitoefening van zijn werkzaamheden is ontstaan. Het tweede lid van het artikel legt op de werkgever de last te bewijzen dat hij zijn verplichting om voor een veilige werkplek en
arbeidsomstandigheden te zorgen is nagekomen. Het vierde lid bepaalt dat hij die in de uitoefening van zijn beroep of bedrijf arbeid laat verrichten door een persoon met wie hij geen arbeidsovereenkómst heeft, overeenkomstig de leden 1 en 3 aansprakelijk is voor de schade die deze persoon in de uitoefening van zijn werkzaamheden lijdt.