Overslaan en naar de inhoud gaan

RBGEL 030424 val in douche na badkamerrenovatie; vordering t.z.v. koopsom is aangebracht bij kanton, maar vordering in reconventie overstijgt competentiegrens; verwijzing

RBGEL 030424 val in douche na badkamerrenovatie; vordering t.z.v. koopsom is aangebracht bij kanton, maar vordering in reconventie overstijgt competentiegrens; verwijzing

2De feiten

2.1.

[ged.conv./eis.reconv.] en wijlen haar echtgenoot hebben in mei 2021 MAX Welzijnswinkel benaderd voor een badkamerrenovatie in de woning aan de Postweg 47 te Lunteren. MAX Welzijnswinkel heeft een totaalprijs geoffreerd van € 14.654,00. Door [ged.conv./eis.reconv.] is een aanbetaling gedaan van € 2.930,00. Gedurende de uitvoering van de werkzaamheden zijn door MAX Welzijnswinkel ook nog aanvullend geleverd een douchezit en een kastdeur.

2.2.

De gerenoveerde badkamer is door MAX Welzijnswinkel op 26 juni 2021 opgeleverd. Door [ged.conv./eis.reconv.] is daarna een betaling van € 10.000,00 gedaan aan MAX Welzijnswinkel. Het nog resterende bedrag heeft [ged.conv./eis.reconv.] onbetaald gelaten.

2.3.

Op 7 september 2021 is [ged.conv./eis.reconv.] gevallen onder de douche. Deze val heeft een zodanige impact gehad op de echtgenoot van [ged.conv./eis.reconv.] , dat de huisarts heeft gemeend de echtgenoot in het ziekenhuis te laten opnemen. In het ziekenhuis is de echtgenoot van [ged.conv./eis.reconv.] gevallen. Ten gevolge van deze val, is de echtgenoot van [ged.conv./eis.reconv.] overleden.

2.4.

[ged.conv./eis.reconv.] heeft MAX Welzijnswinkel aansprakelijk gesteld voor de schade die zij heeft geleden als gevolg van haar eigen val onder de douche en het overlijden van haar echtgenoot. In opdracht van aansprakelijkheidsverzekeraar Nationale Nederlanden N.V. is door onderzoeksbureau CED Forensic onderzoek gedaan naar de feiten en omstandigheden waaronder de val onder de douche heeft plaatsgevonden. Max Welzijnswinkel heeft, naar aanleiding van genoemd onderzoek, geen aansprakelijkheid erkend.

2.5.

Bij brief van 18 april 2023 heeft de gemachtigde van MAX Welzijnswinkel [ged.conv./eis.reconv.] gesommeerd het nog openstaande bedrag van € 1.953,00 te betalen. Op 24 april 2023 heeft de (toenmalige) gemachtigde van [ged.conv./eis.reconv.] per e-mail afwijzend op de sommatie gereageerd.

3Het geschil in conventie en reconventie

3.1.

MAX Welzijnswinkel vordert in conventie – kort samengevat – de veroordeling bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis van [ged.conv./eis.reconv.] tot betaling van € 1.953,00 vermeerderd met wettelijke rente en kosten. Aan haar vordering legt MAX Welzijnswinkel ten grondslag dat [ged.conv./eis.reconv.] het tussen partijen overeengekomen bedrag nog niet volledig heeft voldaan.

3.2.

[ged.conv./eis.reconv.] vordert in reconventie – kort samengevat – de veroordeling van MAX Welzijnswinkel tot betaling van schadevergoeding ter hoogte van € 250.000,00. Aan haar vordering legt zij ten grondslag dat MAX Welzijnswinkel aansprakelijk is voor haar letsel en het overlijden van haar echtgenoot. Zij voert aan dat haar val is veroorzaakt door een spiegelgladde douchevloer en het ontbreken van een anti-sliplaag.

3.3.

Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4De beoordeling

4.1.

Ambtshalve heeft de kantonrechter op 19 maart 2024 een regiezitting bepaald. Deze beslissing is door de kantonrechter gemotiveerd door te wijzen op de competentiegrens van de kantonrechter en het uitgangspunt van procedurele rechtvaardigheid. Gezien de omvang van de vordering in reconventie, is de vraag of dit geschil door de kantonrechter beslecht kan worden, immers de kantonrechter is in beginsel enkel bevoegd ter zake van waardevorderingen tot € 25.000,00. Ook is aan de orde gesteld dat [ged.conv./eis.reconv.] zich laat vertegenwoordigen door haar zoon, die niet juridisch is geschoold. De vraag dringt zich op of dit wenselijk is, omdat sprake is van een aansprakelijkheidskwestie waarbij verschillende juridische leerstukken een rol spelen.

4.2.

Partijen hebben ieder tijdens de regiezitting verklaard geen bezwaar te hebben tegen verwijzing van, in ieder geval, de vordering in reconventie naar een kamer voor andere zaken dan kantonzaken. Het betreft aldus team handel van deze rechtbank. Ten aanzien van de vordering in conventie is het standpunt van MAX Welzijnswinkel dat deze door de kantonrechter dient te worden behandeld.

4.3.

De kantonrechter overweegt als volgt. Gelet op het gedeelde standpunt van partijen, zal de kantonrechter de verdere behandeling van de vordering in reconventie verwijzen naar team handel van deze rechtbank. Ook zal de kantonrechter de verdere behandeling van de vordering in conventie verwijzen naar team handel van deze rechtbank. Redengevend voor deze laatste beslissing is het volgende. Artikel 138 lid 2 van het wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) geeft de mogelijkheid om de vordering in conventie en reconventie gesplitst te behandelen ingeval van verwijzing naar een andere kamer. Echter, de rechter die verwijst dient rekening te houden met het bepaalde in de artikelen 94 lid 3 en 97 lid 1 Rv. Die bepalingen bevatten het uitgangspunt dat zaken in conventie en in reconventie zo veel als mogelijk bijeen worden gehouden, indien de samenhang tussen de diverse vorderingen zich tegen afzonderlijke behandeling verzet. Deze laatste situatie doet zich, naar het oordeel van de kantonrechter, voor. [ged.conv./eis.reconv.] voert in conventie namelijk een verrekeningsverweer.

4.4.

De kantonrechter zal gelet hierop en met inachtneming van het bepaalde in artikel 71 Rv de zaak, in de stand waarin deze zich bevindt, verwijzen naar de kamer voor andere zaken dan kantonzaken van deze rechtbank, zittingslocatie Arnhem. De kantonrechter heeft partijen tijdens de regiezitting erop gewezen dat zij zich verplicht moeten laten vertegenwoordigen door een advocaat. MAX Welzijnswinkel is erop gewezen dat zij een verhoogd griffierecht verschuldigd is en [ged.conv./eis.reconv.] is erop gewezen dat zij ook griffierecht verschuldigd zal zijn.

4.5.

Partijen hebben verzocht om de zaak te verwijzen naar een roldatum op een langere termijn dan gebruikelijk. Dit om partijen, nadat [ged.conv./eis.reconv.] een advocaat heeft ingeschakeld, de gelegenheid te geven om in onderling overleg tot een regeling te komen. De kantonrechter zal de zaak daarom verwijzen naar rolzitting van woensdag 24 juli 2024.

5De beslissing

De kantonrechter

5.1.

verwijst de zaak, in de stand waarin deze zich bevindt, naar een kamer voor andere zaken dan kantonzaken van deze rechtbank, zittingsplaats Arnhem,

5.2.

verwijst de zaak daartoe naar de civiele rol, niet zijnde de civiele rol voor kantonzaken, van woensdag 24 juli 2024 om 10:00 uur,

5.3.

wijst partijen erop dat zij in het vervolg van de procedure moeten worden vertegenwoordigd door een advocaat en dat een advocaat uiterlijk op de in rechtsoverweging 5.2 genoemde roldatum zich namens een partij dient te stellen,

5.4.

wijst MAX Welzijnswinkel erop dat na verwijzing een verhoogd griffierecht is verschuldigd van € 2.889,00, dat dit griffierecht kan worden afgeleid uit de meest recente griffierechttabellen op www.rechtspraak.nl en dat het griffierecht binnen vier weken na voormelde roldatum moet zijn bijgeschreven, waarvoor (de advocaat die zich stelt namens) MAX Welzijnswinkel van het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak (LDCR) een nota met betaalinstructies ontvangt,

5.5.

wijst [ged.conv./eis.reconv.] erop dat na verwijzing een griffierecht is verschuldigd van € 1.325,00, dat dit griffierecht kan worden afgeleid uit de meest recente griffierechttabellen op www.rechtspraak.nl en dat het griffierecht binnen vier weken na voormelde roldatum moet zijn bijgeschreven, waarvoor (de advocaat die zich stelt namens) [ged.conv./eis.reconv.] een nota met betaalinstructies ontvangt van het LDCR,

5.6.

wijst [ged.conv./eis.reconv.] erop dat van een persoon die onvermogend is, een lager griffierecht wordt geheven, indien op het tijdstip waarop het griffierecht wordt geheven aan de griffie is overgelegd:

- een afschrift van het besluit tot toevoeging als bedoeld in de Wet op de rechtsbijstand, of indien dit niet mogelijk is ten gevolge van omstandigheden die redelijkerwijs niet aan hem zijn toe te rekenen, een afschrift van de aanvraag om een toevoeging, dan wel

- een inkomensverklaring van de Raad voor de Rechtsbijstand ten behoeve van vermindering van griffierechten (zonder gebruikmaking van een toevoeging),

5.7.

houdt iedere verdere beslissing aan. ECLI:NL:RBGEL:2024:1880